Wijsheid en schoonheid uit Indië
Реклама. ООО «ЛитРес», ИНН: 7719571260.
Оглавление
Borel Henri Jean François. Wijsheid en schoonheid uit Indië
VOORWOORD
SINGAPORE
EEN TREINREIS IN DE PREANGER
EEN FEEST IN DE PREANGER.25
WARINGIN
BIDDENDE HADJI
KOELIES
ARDJOENÅ
EEN BEZOEK BIJ DEN SULTAN VAN LINGA
EEN INDISCHE FAUST
WAJANG-GOLLÈK
Отрывок из книги
Het bootje „Emilie” heeft geroepen met zijn schor, laag fluit-geluid over ’t eiland Tandjong-Pinang,1 en ik haast mij van mijn witte huis op de boekit2 bij de benteng3 naar beneden, in den laaienden brand van de zengende zon. De lucht is heet om mij heen, de bladeren der hooge manga-boomen in mijn tuin druipen van vet licht, en alles staat stil geslagen van loome broeiïng. Alleen de ranke, slanke tjemara’s langs den weg vóór mijn huis bewegen éven de fijn-gepluimde toppen, onder een zachte koelte in de hoogere lucht. Veilig onder mijn breeden, gelen Panama, los-gemakkelijk in een wit linnen Singapore-jasje, met witte schoenen aan, alles van wit, waar de zon op afkaatst, loop ik, als een heel lichte figuur, het smalle paadje af naar de pier, onder van zonlicht druipende boomen.
O, dat wonen op zoo’n indisch buitenpost-eiland, met altijd dezelfde, weinige wegen, altijd dezelfde menschen, hoe benauwt het me al lang, hoe eigenlijk ’t zelfde is het als een ballingschap, vèr van ’t groote Leven! Alleen ’s middags, om vier of vijf uur, als ’t chineesche bootje fluit, dat komt van Singapore, dan schrik je op, met een schok, dan komt er als een bode uit dat groote Leven, dan kunnen er brieven zijn en couranten uit Europa, en ’t voornaamste, dan voel je éven de zekerheid, dat je tóch nog wèg zou kunnen als het moest, dat je maar éven op zoo’n boot behoeft te stappen, ’s ochtends om elf uur om terug te gaan naar de beschaving, naar ’t Leven, dat, vijf uur stoomens van je af, een groot station heeft in zijn machtigen gang om de wereld. Dat weten van Singapore zoo dicht bij is een troostende sterkte in je trage, monotone, indische leven, en ’s avonds, in de schemering, zit je dikwijls te staren, ver over de zee, aan ’t uiterste einde der pier, en droom je je weg naar de horizonnen van rozen gloed, waarachter het groote Leven gaat.
.....
Ratelend rolt het anker af, de boot begint te wiegelen op ’t water, en opeens komt een eskadertje sampans op ons af, in wild dooreen-gewoel, met heesch gillende, naakte chineezen, die om hun vrachtje schreeuwen. Met schokken stooten de ranke schuitjes tegen de ijzeren boot, en blijven botsend schommelen, terwijl de roeiers als katten opklauteren, de railing over.
De groene Esplanade ligt langzaam te verinnigen in de fijn neêrwemerende schemering van den avond. Stil staan de boomen rond het groote, groene grasveld, waarvan de kleur vreemd staat te verinnigen in de al teêrder en teêrder brekende atmosfeer. De lucht daarboven is van een broos blauw, waar vaag een luchtige neveling doorheen droomt, het nergens anders geziene, aandoenlijke Singapore-blauw, wazig van zachte damp-essences doorzeefd, door het langzaam vervliegende losse stof van de straten. Het is ’t teêre blauw van April, waar droevig herfstblauw van October doorheen wademt, en een vreemde ontroering gaat er van over je ziel, alsof je in zachte, droeve meisjesoogen zag. Klein, als witte, draaiende vlekken, bewegen in dat groote, groene grasvlak de figuren van tennissende Europeanen, met hier en daar het opkleuren van een rose, een blauwe blouse. Dit lijkt nu heel niet oostersch meer, dit lijkt een stemmig sport-tafereel uit een verre, Engelsche stad.
.....