De Drie Musketiers dl. I en II
Реклама. ООО «ЛитРес», ИНН: 7719571260.
Оглавление
Dumas Alexandre. De Drie Musketiers dl. I en II
DE DRIE MUSKETIERS. I
VOORREDE,
HOOFDSTUK I. De drie geschenken van mijnheer d’Artagnan den vader
HOOFDSTUK II. De antichambre des heeren de Tréville
HOOFDSTUK III. De audiëntie
HOOFDSTUK IV. De schouder van Athos, de bandelier van Porthos, en de neusdoek van Aramis
HOOFDSTUK V. De musketiers des konings en de lijfwacht van den kardinaal
HOOFDSTUK VI. Zijne Majesteit, koning Lodewijk XIII
HOOFDSTUK VII. De huishouding der Musketiers
HOOFDSTUK VIII. Een hofintrigue
HOOFDSTUK IX. D’Artagnan doet zich gelden
HOOFDSTUK X. Een muizenval in de zeventiende eeuw
HOOFDSTUK XI. De intrigue verwikkelt zich
HOOFDSTUK XII. George Villiers, hertog van Buckingham
HOOFDSTUK XIII. De heer Bonacieux
HOOFDSTUK XIV. De man van Meung
HOOFDSTUK XV. Tabbaard en degen
HOOFDSTUK XVI. Waarin wordt verhaald, hoe de grootzegelbewaarder Séguier meer dan eens de klok zocht, om die te luiden, zooals hij eertijds deed
HOOFDSTUK XVII. Het huishouden van Bonacieux
HOOFDSTUK XVIII. Minnaar en echtgenoot
HOOFDSTUK XIX. Reisplan
HOOFDSTUK XX. De reis
HOOFDSTUK XXI. De gravin de Winter
HOOFDSTUK XXII. Het ballet van la Merlaison
HOOFDSTUK XXIII. De verliefde samenkomst
HOOFDSTUK XXIV. Het paviljoen
HOOFDSTUK XXV. Porthos
HOOFDSTUK XXVI. De thesis van Aramis
HOOFDSTUK XXVII. De vrouw van Athos
HOOFDSTUK XXVIII. Terugkomst
HOOFDSTUK XXIX. De jacht op de krijgsuitrusting
HOOFDSTUK XXX. Milady
HOOFDSTUK XXXI. Engelschen en Franschen
DE DRIE MUSKETIERS. II
HOOFDSTUK I. Een procureurs middagmaal
HOOFDSTUK II. Kamenier en meesteres
HOOFDSTUK III. Waarin wordt gehandeld over de uitrusting van Aramis en Porthos
HOOFDSTUK IV. Des nachts zijn alle katten grijs
HOOFDSTUK V. Wraakzucht
HOOFDSTUK VI. Het geheim van milady
HOOFDSTUK VII. Hoe, zonder eenige moeite te doen, Athos aan zijn uitrusting kwam
HOOFDSTUK VIII. Een bekoorlijke verschijning
HOOFDSTUK IX. Een vreeselijke gebeurtenis
HOOFDSTUK X. Het beleg van la Rochelle
HOOFDSTUK XI. De Anjou-wijn
HOOFDSTUK XII. De herberg De Roode Duiventoren
HOOFDSTUK XIII. Het nut der kachelpijpen
HOOFDSTUK XIV. Huwelijkstooneel
HOOFDSTUK XV. Het bolwerk Saint Gervais
HOOFDSTUK XVI. De vergadering der musketiers
HOOFDSTUK XVII. Familiezaken
HOOFDSTUK XVIII. Noodlottigheid
HOOFDSTUK XIX. Gesprek van broeder en zuster
HOOFDSTUK XX. Officier!
HOOFDSTUK XXI. Een eerste dag van gevangenschap
HOOFDSTUK XXII. Tweede dag van gevangenschap
HOOFDSTUK XXIII. Derde dag van gevangenschap
HOOFDSTUK XXIV. Vierde dag van gevangenschap
HOOFDSTUK XXV. Vijfde dag van gevangenschap
HOOFDSTUK XXVI. Een onderwerp voor een klassiek treurspel
HOOFDSTUK XXVII. De vlucht
HOOFDSTUK XXVIII. Wat er den 23en Augustus 1628 te Portsmouth voorviel
HOOFDSTUK XXIX. In Frankrijk
HOOFDSTUK XXX. Het Karmelieten nonnenklooster te Béthune
HOOFDSTUK XXXI. Twee verschillende soorten van duivels
HOOFDSTUK XXXII. Een waterdrop
HOOFDSTUK XXXIII. De man met den rooden mantel
HOOFDSTUK XXXIV. Het vonnis
HOOFDSTUK XXXV. De doodstraf
HOOFDSTUK XXXVI. Een boodschap van den kardinaal
BESLUIT
Отрывок из книги
Ongeveer een jaar geleden, in de Koninklijke Bibliotheek eenige nazoekingen doende voor mijn geschiedenis van Lodewijk XIV, kwamen mij toevallig de Gedenkschriften van den Heer d’Artagnan in handen, welk werk – zooals de meeste van dien tijd, toen de schrijvers, wilden zij aan de waarheid getrouw blijven, voor een langer of korter verblijf in de Bastille te vreezen hadden – te Amsterdam bij Pierre Rouge gedrukt was. De titel bekoorde mij; ik nam daarom het boek mede naar huis; wel te verstaan, na hiertoe het verlof van den bewaker verkregen te hebben; en ik doorbladerde het gretig. – Het is mijn voornemen niet, dit merkwaardig werk in deze bladen te ontwikkelen, en ik bepaal mij dus alleen, diegenen mijner lezers er naar te verwijzen, welke geschiedkundige tafereelen op hun waarde schatten. Dezen zullen er verschillende, meesterlijk geschetste portretten in aantreffen, en, hoezeer die omtrekken zich vaak op deuren van kazernen en muren van kroegen vertoonen, zijn zij even goed gelijkend, als in de geschiedenis van den heer Anquetil de portretten van Lodewijk XIII, van Anna van Oostenrijk, van Richelieu, van Mazarin en van de meeste hofpersonages van dat tijdvak te herkennen zijn. Maar men weet, dat niet altijd datgene, wat den geest des dichters ontvlamt, op het grootste gedeelte der lezers eenigen indruk maakt. Derhalve, hoezeer vol bewondering voor de bijzonderheden, van welke wij spraken, die anderen ongetwijfeld ook zullen bewonderen, is datgene, wat ons thans het meest bezighoudt, iets waarop zeker niemand voor ons zijn aandacht heeft gevestigd. – D’Artagnan verhaalt, dat, toen hij voor het eerst den heer de Tréville, kapitein der musketiers des konings bezocht, hij in zijn voorkamer drie jongelieden ontmoette, die bij het vermaard korps stonden, waarin hij verzocht te worden ingelijfd; zij heetten: Athos, Porthos en Aramis. —Wij bekennen, dat deze drie vreemde namen onze nieuwsgierigheid wekten; wij vermeenden die slechts voor bijnamen te mogen houden, onder welke d’Artagnan misschien zeer voorname personages heeft willen aanduiden; althans, indien zij, die deze geleende namen droegen, die niet zelven hadden aangenomen op een oogenblik, dat zij, tengevolge eener gril, uit ontevredenheid of gebrek aan een toereikend vermogen, het eenvoudige musketiersbuis aannamen.
Wij gunden ons van dat oogenblik geen rust meer, totdat wij eindelijk in de werken van dien tijd eenig spoor dier zeldzame, onze nieuwsgierigheid zoo prikkelende namen vonden. Alleen de cataloog der boeken, dien wij doorbladerden, om dat doel te bereiken, zou een lijvig boekdeel beslaan; iets wel is waar zeer leerzaams, doch zeker niet vermakelijk voor de meesten onzer lezers. Wij bepalen ons dus te zeggen, dat, toen wij geheel ontmoedigd over onze vruchtelooze nasporingen, er van wilden afzien, wij eindelijk, door den goeden raad van onzen beroemden en geleerden vriend Paulin Paris voorgelicht, een handschrift in folio vonden, onder nummer 4772 of 4773 – nauwkeurig herinneren wij ons dat niet meer – dat tot titel had:
.....
„Maar waarlijk,” zeide hij, zijn staak latende vallen, „waar kan die brief zijn!” – „Ja, waar is die brief?” riep d’Artagnan. „Vooreerst zeg ik u, dat die brief voor den heer de Tréville is, en dat hij moet worden teruggevonden, zoo niet dan zal hij dien wel terecht doen komen!” – Deze bedreiging was voldoende, om den kastelein nog meer angst aan te jagen. Immers na den koning en den kardinaal, was de heer de Tréville de man, wiens naam misschien het meest in den mond was, niet alleen der krijgslieden, maar zelfs der burgers. – Er was, wel is waar, nog zekere vader Josef, maar diens naam werd slechts zeer zacht genoemd, zoo groot was de vrees, welke die grijze eminentie (zoo noemde men den vertrouweling des kardinaals) inboezemde. – Zijn staak ver van zich werpende en zijn vrouw gebiedende evenzoo met haar bezem en zijn knechts zulks met hun stokken te doen, gaf hij eerst het voorbeeld door ijverig naar den verloren brief te zoeken. – „Bevatte de brief iets van waarde?” vroeg de kastelein, na een oogenblik vruchteloos gezocht te hebben. – „Sandis! dat geloof ik!” riep de Gaskonjer, die op dien brief rekende, om zijn fortuin aan het hof te maken: „Hij bevatte mijn fortuin.” – „Spaansche schuldbrieven?” vroeg de angstige waard. – „Schuldbrieven op de bijzondere schatkist van Zijne Majesteit,” antwoordde d’Artagnan, die door dezen aanbevelingsbrief er op rekende, in dienst des konings te geraken, en daarom meende dat hij, zonder te liegen, dit eenigszins twijfelachtig antwoord kon geven.
„Duivelsch!” riep de geheel en al wanhopige kastelein uit.
.....