De Wereld vóór de schepping van den mensch
Реклама. ООО «ЛитРес», ИНН: 7719571260.
Оглавление
Flammarion Camille. De Wereld vóór de schepping van den mensch
Inleiding
Eerste boek. De geboorte der Aarde
Tweede boek. Het azoïsche tijdperk
Eerste hoofdstuk
Tweede hoofdstuk
Derde hoofdstuk
Derde boek. Het primaire tijdperk
Eerste hoofdstuk
Tweede hoofdstuk
Derde hoofdstuk
Vierde hoofdstuk
Vijfde hoofdstuk
Vierde boek. Het secundaire tijdperk
Eerste hoofdstuk
Tweede hoofdstuk
Derde hoofdstuk
Vijfde boek. Het tertiaire tijdperk
Eerste hoofdstuk
Tweede hoofdstuk
Derde hoofdstuk
Zesde boek. Het quaternaire tijdperk
Eerste hoofdstuk
Tweede hoofdstuk
Отрывок из книги
De zonnenevelvlek verspreidde aan den donkeren oneindigen hemel een flauw licht, en terwijl zij zich gestadig naar haar middelpunt verdichtte, gaf de aardsche nevelvlek, uit haar voortgekomen, een even flauw licht, terwijl zij in den tijd van een jaar om de zon heenwentelde. Onze planeet was toen geheel gasvormig, zij had toen nog geene vaste kern of geene vloeistoflaag; zij bestond toen als het ware alleen uit eenen dampkring, die veel lichter was dan de lucht, die wij inademen. Hare oorspronkelijke temperatuur was even hoog als die van den zonnegordel, waaruit zij was voortgekomen. Die temperatuur nam nog toe door hare eigen verdichting. Gehoor gevend aan de wetten der zwaartekracht, verdichtten de moleculen zich nog sterker naar het middelpunt toe. Hare bolvormige gedaante werd hoe langer hoe duidelijker zichtbaar. Eindelijk werd de nevelvlek zon en verspreidde zij een schitterend licht.
De mechanische warmteleer leert ons, dat alleen de verdichting onzer nevelvlek tot bol eene verwarming moet hebben veroorzaakt van 8988 graden (Celsius). In dien tijd schitterde dus de aarde in de ruimte als eene zon, door eenen flauwen nevel omgeven. Een waarnemer, toen in het heelal geplaatst, zou eene dubbelster gezien hebben, bestaande uit twee sterren van verschillende grootte; de grootste was onze eigen zon, de kleinste was onze aarde. Ongetwijfeld was dit stelsel veelvoudig, daar verscheidene andere planeten tegelijkertijd met de aarde zonnen waren. Doch waarschijnlijk waren Mercurius en Venus nog nevelvlekken, toen de aarde reeds tot zon verdicht was, zoodat tusschen de aarde en de zon geene andere ster meer gezien werd.
.....
Fig. 48. Polypen: 1. Campanularia.—2. Hydra viridis.
Niet alle medusen gelijken op elkander. Er zijn een aantal verschillende vormen, en hoewel alle door hare geboorte aan de hydra’s verwant zijn, ontstaan zij niet op dezelfde wijze. De kleine klokvormige medusen ontstaan niet als de groote paddestoelvormige medusen door deeling uit eene strobila; zij groeien als bloemen op hydra’s, die in boomvormige koloniën leven; andere ontstaan in den vorm van trossen of kraagjes, en raken los en drijven in het water. Zij gelijken volkomen op zeeplanten, takken, knoppen en vruchten. De medusa verhoudt zich tot de hydra als de bloem tot den tak; haar scherm is als het ware eene bloemkroon. Evenals de bloem gevormd is uit gewijzigde bladeren, die zich straalsgewijze gerangschikt hebben om de as, die ze draagt, zoo is ook de medusa gevormd uit gewijzigde waterpolypen, die zich straalsgewijze gerangschikt hebben door verkorting van den oorspronkelijken afstand. Toch hebben de polypen, in fig. 48 afgebeeld, geene andere overeenkomst met de planten, dan dat zij aan een vast punt zijn vastgehecht, op de wijze der koralen.
.....