Andersens Sproken en vertellingen
Реклама. ООО «ЛитРес», ИНН: 7719571260.
Оглавление
Ганс Христиан Андерсен. Andersens Sproken en vertellingen
Voorwoord
Het leelijke jonge eendje
De oude straatlantaarn
De ooievaars
Zooals manlief doet, is het altijd goed
De groote Klaas en de kleine Klaas
De vliegende koffer
Vijf uit één schil
De tondeldoos
Het meisje, dat op het brood trapte
De bloemen van de kleine Ida
De onwrikbare tinnen soldaat
De gouden schat
De droom van den ouden eik
Zij deugde niet
De herderin en de schoorsteenveger
De flesschehals
Het minnende paar
De prinses op de erwt
Ole Luk-Oie
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donderdag
Vrijdag
Zaterdag
Zondag
Het oude huis
De gelukkige familie
Twee juffers
De wilde zwanen
Het madeliefje
De geschiedenis van een moeder
Uitstel is geen afstel
De tuin van het Paradijs
De kleine Tuk
De burinnetjes
Grootmoeder
De schim
Het vlas
Kinderpraat
De stopnaald
De oude torenklok
Het metalen varken
Het vriendschapsverbond
Het lucifersmeisje
De sneeuwman
De vogel Phoenix
De rozenelf
Iets
Het doornenpad der eer
De goddelooze koning
Twee hanen
Er bestaat een onderscheid
Het is stellig waar!
De elfenheuvel
De engel
De nieuwe kleeren van den keizer
De mestkever
De ijsjonkvrouw
I. De kleine Rudy
II. De reis naar de nieuwe woning
III. De oom
IV. Babette
V. Op den terugweg
VI. Het bezoek in den molen
VII. Het arendsnest
VIII. Welke nieuwtjes de kamerkat wist te vertellen
IX. De ijsjonkvrouw
X. De petemoei
XI. De neef
XII. Booze machten
XIII. In den molen
XIV. Nachtelijke droomgezichten
XV. Besluit
De nachtegaal
Een geschiedenis
Twaalf met de diligence
Domme Hans
Drie springers
De waterdroppel
Een blad van den hemel
Отрывок из книги
Het was heerlijk buiten op het land. ’t Was zomer, het koren was rijp, het hooi stond op de groene weiden aan oppers, en de ooievaar liep op zijn lange, roode pooten en praatte Egyptisch; want deze taal had hij van zijn moeder geleerd. Rondom de korenvelden en de weiden waren uitgestrekte bosschen, en midden in de bosschen diepe meren. Ja, het was werkelijk heerlijk daar buiten op het land! Door den glans der zon beschenen, stond daar een oud kasteel, dat door een diepe gracht omgeven was, en van den muur tot aan het water groeide dicht kreupelhout. Te midden hiervan zat in haar nest een eend, die haar jongen moest uitbroeden; maar het begon haar bijna te vervelen, zoo lang duurde het, eer de jongen uitkwamen; daarbij kreeg zij zelden bezoek, want de andere eenden zwommen liever in de gracht rond, dan dat zij eens uit het water kwamen om met haar te praten.
Eindelijk ging het eene ei na het andere open. Een gepiep deed zich hooren, en al de dooren van de eieren waren levend geworden en staken de kopjes uit de schalen.
.....
En het snelde naar het water, plofte er in en zwom naar de prachtige zwanen toe; deze zagen hem en kwamen met klappende vleugels op hem af.
«Doodt mij maar!» zei het arme beest, boog zijn kop voorover en verwachtte niets anders dan den dood.—Maar wat zag het nu in het heldere water? Het zag daarin zijn eigen beeltenis, niet meer die van een loggen, grauwen, leelijken vogel, maar van een zwaan.
.....