Met het vuur aan de schenen
Реклама. ООО «ЛитРес», ИНН: 7719571260.
Оглавление
Remi Meijer. Met het vuur aan de schenen
Colofon
Toewijding. Voor Elly (in de meest liefdevolle herinnering) Dank je wel voor alles
11. Bij het vervolg van het traject hoort het schrijven van het onschuldpleidooi. Iets wat ik niet makkelijk vind. Uitleggen waarom een ander geen schuld heeft aan een situatie, of aan mijn situatie, is geen probleem voor mij. Ik kan zelfs uitleggen waarom mijn stiefvader er weinig of geen schuld aan heeft en juist dát maakt het schrijven van het verplichte pleidooi zo lastig. Want als ik vind dat hij geen schuld heeft… dan heb ik de schuld. En als ik de schuld heb, dan is er eerder sprake van een schuldpleidooi dan van een onschuldpleidooi. Toch heb ik het vermoeden dat ik Sandra daar niet heel gelukkig mee maak. Ik heb nog een paar uur voor ik bij Sandra moet verschijnen, enige haast is dus wel geboden. Ondanks dat ik steeds in schuld denk (ik heb toch de deur opengedaan? Ik heb toch geen duidelijk ‘nee’ gezegd?) lukt het me om toch wat zinnige punten op papier te zetten. Het zijn niet veel punten en ik krijg er zeker geen kantje mee vol, maar ach, het is iets
28. En dan is alweer de allerlaatste week van mijn traject aangebroken. Wat ging dat snel. Nog één week met mijn therapeuten als achterwacht en mijn groepsgenoten als medebewoners, voordat ik weer naar huis ga. Alleen. Dat is moeilijk te bevatten, zeker na zoveel weken. Een nieuwe uitdaging, waar ik eigenlijk ook wel weer heel veel zin in heb. Bij de eerste dagopening benoem ik bij mijn doelen dat ik afscheid ga nemen van mensen die ik niet meer ga zien. Bepaalde socio’s die na vandaag niet meer op het rooster staan, bijvoorbeeld. Dan valt het kwartje ‘Ga jij deze week weg?’ ‘Ja, donderdag is mijn laatste dag.’ ‘Jij ook nog, wordt wel moeilijk zo…’ verzucht Jorrit. Ik snap hem wel. Het zou ook mijn reactie zijn geweest, wanneer het Jorrit zou zijn die weg zou gaan. Gelukkig gaat Jorrit niet weg en is hij nog één week mijn steunpilaar. Daarnaast heb ik in Ida ook een maatje gevonden. Na de dagopening hebben we weer de inmiddels beruchte mindfulness van een kwartier. Femke komt binnen met een boekje, waar ze de oefening uit voor gaat lezen. Ik weet voor mijzelf wat ik de fijnste oefening vind en zodra de gong klinkt, loop ik over het bospad naar de stevige eik bij het kabbelende slootje. Elly zit al op me te wachten en zonder iets te zeggen, ga ik naast haar zitten. Ik pak haar hand, waarvan ik de structuur kan voelen. De uitstraling van Elly geeft mij al alle rust die ik nodig heb, maar de zon, het watertje en de eik helpen zeker mee. Het zou fijn zijn als de oefening wat langer kon duren, want zo zou ik wel de hele dag willen zitten. Zo, naast Elly. Wanneer ik helemaal tot rust ben, klinkt toch het geluid van de gong. Mooi balen. Bij de rondvraag blijkt ook nog eens dat de mindfulness helemaal niet over mijn eik ging. Toch moet je antwoord geven, over hoe je ‘deze manier van een oefening doen’ vindt. Ja, geen idee. Deden we een andere manier van mindfulness? Dan vond ik dat vast een heel leuke manier, zo in mijn laatste week ‘Remi?’ … ‘Remi??’ ‘Sorry, ik zat even met mijn gedachten nog bij de oefening. Kan je de vraag herhalen, alsjeblieft?’ ‘Wat vond je van het doen van een mindfulnessoefening op deze manier?’ Mindfulness draait toch ook om accepteren waar je bent met je gedachten? En om soms te zijn waar je bent en dat soort vaagheden? Bovendien is de vraag die je me stelt, behoorlijk vaag, Femke! ‘Nogmaals sorry, ik droomde weg naar een andere mindfulness. Die in het bos, met het zonnetje en beekje. Die vond ik fijner en passender. Ik heb dan ook niet zoveel van die andere manier van oefenen meegekregen.’ ‘Oké, dat kan gebeuren. Goed dat je het beseft.’ En goed dat ik mij er totaal niet druk om ga maken. Deze week staat in het teken van schilderen op recordtempo. Ik hoef nog maar elf schilderijtjes alleen maar in te kleuren. Dat heb ik af voor donderdag. Iedereen van wie ik eerder afscheid neem, krijgt er gewoon één dat al af is. Geen probleem. Doordat ik zo tegen het einde van mijn therapie loop, heb ik bijna al mijn therapieblokken afgesloten. Wanneer ik dinsdag voor Sandra naar de wachtkamer wil lopen, word ik opgehouden bij het kantoor van de socio’s. Gezellig, even babbelen. Ik ken ze nu al een tijdje en zij mij dus ook. We liggen redelijk op één lijn qua humor en als je dat van elkaar weet, kan je grappen maken op het scherpst van de snede. Laat dat nu mijn favoriete humor zijn. Heleen en Sabine hebben samen dienst en zijn dan niet meer te houden. De ene grove grap na de andere vliegt door kantoor en ze gaan altijd ten koste van de ander. Nu ik erbij ben komen staan, gaan ze dus ook ten koste van mij. Fantastisch. Zeker als ik mee mag doen en ook mijn iets-te-foute grappen door het kantoor slinger. Ze weten wie het zegt en lachen is toch het beste medicijn voor alles. Dan doet Sandra de deur open. We zijn gelijk stil. Daar wordt Sandra achterdochtig van. Niet zo’n beetje ook ‘We hadden het niet over jou, hoor,’ probeer ik nog ‘Nee, nee. Het zal wel.’ Sandra wenkt me met een knipoog naar binnen ‘Hoi Remi, hoe gaat het met je?’ ‘In principe wel goed. Ik vind het een heel raar idee, dat dit mijn laatste week is en dat ik volgende week weer thuis zit.’ ‘Heb je het gevoel er klaar voor te zijn?’ ‘Ja, dat wel. Meer dan vorige keer. Ik durf nu op mezelf te vertrouwen.’ ‘Dat kan je ook, je hebt je er goed doorheen geslagen. Je bent sterk! De meeste mensen hadden dit niet nog eens aangedurfd, hoor.’ ‘Ik moest wel. Mijn eigen behandelaar had mij opgegeven. Die zei: ‘Hier ben je uitbehandeld, misschien dat zij je nog een keertje willen helpen…’ Dus ja…’ Ik voel die wanhoop weer toen zij dat zei: ‘Hier ben je uitbehandeld’. Een klein zinnetje. Het gaat wel over een leven. Mijn leven in dit geval. Het kan toch niet zo zijn dat één man mij zo onmogelijk maakt voor de GGZ, dat de enige ‘redding’ de dood is? Dat ik die verdorie zelf nog voor elkaar moet krijgen ook, omdat het ontzettend moeilijk is om euthanasie te krijgen op grond van ondraaglijk psychisch lijden? Nog een keer lezen we het onschuldpleidooi voor. Het is mooi om te zien hoeveel sterker en krachtiger het er nu uit komt. Hoeveel woede erbij zit. Sandra is overtuigd. Ik ook ‘Onze laatste afspraak staat voor vrijdag, dan ben je er toch nog gewoon?’ ‘Ja, daarna ga ik weg.’ ‘Super, dan zie ik je vrijdag.’ Met het avondeten wordt er ineens óver mij gesproken in plaats van mét mij. Ze doen het nog net niet in het Engels, zoals sommige ouders doen, wanneer ‘de kleintjes’ iets niet mogen horen. Nu ben ik niet meer zo klein en is er een kans dat ik meer talen spreek dan de anderen (behalve het Frysk, dat lukt nog steeds niet), maar het voelt toch wat vreemd. Zeker wanneer er uitspraken over tafel vliegen als ‘Wie regelt de doos?’. Ze zijn in ieder geval al net zo druk met mijn afscheid bezig, als ik. Na de dagsluiting snel ik weer mijn kamer in, ik heb nog genoeg te doen. Ook Jorrit en Ida zitten in hun kamer, dus ik heb genoeg aanspraak. Zo nu en dan vliegt er een stuiterbal langs mijn hoofd. Ida zit dan hard lachend aan de overkant ‘Tsja, moest toch even kijken of ik je kon raken!’ Alsof dat een geldig argument is om mij uit mijn concentratie te halen! Ze krijgt de stuiterbal teruggegooid, samen met een vliegtuigje en een autootje dat je eerst naar achteren moet rollen, voordat hij naar voren rolt (dat autootje werd niet gegooid, overigens). Jorrit wordt geraakt door het vliegtuigje en besluit het er niet bij te laten zitten. Ook hij zet zijn stuiterbal en autootje in om de overkant te bereiken. De stuiterbal van Jorrit raakt vol de deurpost, waardoor hij terug stuitert naar de kamer van Ida, die nu dus de dubbele laag krijgt. Terwijl ik mijn schilderijtjes veilig probeer te stellen voor het stuiterballengeweld en alles dat erbij komt kijken, hoor ik de stem van Milko over de gang heen donderen ‘Wat heeft dit te betekenen?’ Ja, Remi. Ga nu maar uitleggen dat Ida haar stuiterbal verloren was, Jorrit zijn vliegtuigje terug wilde en dat ik mijn autootje terug moest. En dat al die dingen bij een ander op de kamer zijn… beland. Zo ongeveer. Is dat aannemelijk? ‘Dit heet ontspanning,’ proberen we nog ‘Nou, hou daar nu maar mee op. Straks valt er nog iemand.’ ‘Ja, is goed.’ We stoppen het ganggevecht, maar de slappe lach wordt er niet minder door. Wat een stel kneuzen zijn we ook. Mijn schilderijtjes kunnen weer veilig op het bureau. Ik maak er nog een af vandaag en dan stop ik. Morgen is er weer een dag met weinig therapie. De volgende dag staat Hugo al te springen voor de ochtendsport. Ik, toegegeven, ook. Ik had nog één verzoek voor de ochtendsport en dat gaan we vandaag doen. Met de honkbalknuppel de volleybal zo hard mogelijk door de ruimte slaan. Fantastisch vind ik dat. De kracht die je daarmee uit je hele lichaam haalt, in de bal stopt, die vervolgens de hele zaal door stuitert… nee, iets mooiers dan dat is er niet. Zodra alle gele briefjes getekend zijn en iedereen dus geregistreerd aanwezig is, pak ik de knuppel en zoekt Hugo een mooie volleybal uit. Vervolgens gaan we naar de grootste zaal (daar heb je immers optimaal effect) en kiezen we positie ‘Klaar?’ Pff… klaar… wat denk jij nou! Gooien, man! ‘Klaar!’ Ik krijg een bal toegegooid die ik met alle kracht weer dezelfde kant op slinger. Hij raakt het balkon, de brandmelder en de deur achter Hugo, maar echt tevreden ben ik nog niet. Nog een keertje ‘Klaar?’ ‘Yep.’ Hugo gooit de bal, ik raak hem met de laatste vijftien centimeter van de knuppel en dat voelt zo goed. Mensen moeten bukken, anders hebben die een volleybalpatroontje op hun gezicht getatoeëerd staan en de meeste ramen zijn de klos, maar het voelt zo goed. Na nog een paar slagen ben ik moe, mijn armen willen niet meer. Een ander neemt het van mij over en ik draai door naar het tafeltennissen. Wachtend tot het eerste half uur voorbij is. Gelukkig zit ochtendsport er vrij snel op en kunnen we gaan ontbijten. Ik heb geen trek, ik ben te gespannen voor mijn afscheid. Wanneer ik gespannen ben, neemt mijn eetlust af, dus dat ik hier überhaupt iets heb kunnen eten, vind ik al een hele overwinning op mijzelf. Vandaag lukt het niet. Er staat vandaag dan ook wel wat op het programma: het make-upgedoe van Jinke en daarna de rituele verbranding. De rituele verbranding is niet zo erg, ik heb genoeg meegenomen dat de hens in kan. Maar dat spul op je gezicht… gadverdamme. Maar ja, dat moet eerst. Wanneer het tijd is voor het leven heroveren, komen Daphne, Charlie en ik tegelijk aan in het lokaal waar Jinke blijkbaar al een tijdje zit te wachten. Ze heeft al haar make-up al uitgestald, inclusief kunstzinnig spiegeltje. Een regenboog aan oogschaduw en aan spul dat je op je wangen smeert, loert naar me. Alsof het wil zeggen: ‘Ja, wij zitten straks ook op jou.’ Alles in mijn lijf reageert met weerstand, maar als je grenzen wil verleggen, moet je ook door je weerstand heen. Zodra Jinke alles heeft uitgestald (niet normaal hoeveel ze heeft neer te leggen!), draait ze zich om en kijkt ze ons aan ‘Hoi meiden, leuk jullie weer te zien.’ ‘Hoi Jinke.’ Ik wilde dat ik hetzelfde kon zeggen met je ‘Leuk je weer te zien’. Maar die smeersels en nepoorbellen, kettingen en weet ik wat nog meer, houden me toch wel een beetje tegen ‘Vandaag gaan we dus in de make-up.’ Joh, je meent het! Ik dacht dat dit ‘beeldende kunst’ was en dat dit zo weer je hutkoffer in ging… maar het is dus wel voor ons? ‘Laten we er niet te lang bij stilstaan, aangezien ik weet hoe groot de weerstand hiertegen is bij Remi. Remi, wie mag jou opmaken?’ Die keuze is heel snel gemaakt. Ik heb resultaten gezien van Jinkes kunstwerken, dus ik ga voor Daphne ‘Daphne. Maar een klein beetje, hoor. Niet zo dik.’ Jinke probeert nog allemaal ideeën aan te smeren, maar Daphne kijkt naar mij en geeft een knikje. Vanaf dat knikje weet ik: het komt wel goed. Charlie is dus automatisch het slachtoffer van een heel enthousiaste Jinke en ik ben blij dat ik niet in haar schoenen sta. Meteen begint Jinke al een onderlaag te plamuren, terwijl Daphne aan mij vraagt wat ik wel en niet wil en wat ze wel en niet mag doen. Ik geef haar toestemming om wat lichte make-up op te doen, maar dat ik nog altijd op mezelf lijk. Verder heeft ze de vrije hand. Ik vertrouw haar wel. Zo zitten we een half uur in de stoel, terwijl er allemaal spul op ons wordt gesmeerd. Charlie lijkt ervan te genieten, ik kan niet wachten tot het klaar is. Dan zegt Jinke opeens dat ze klaar is en dat Charlie mag kijken naar het resultaat. Ze moet lachen. Ik weet niet of dat positief of negatief is, aangezien ik nog met mijn ogen dicht zit. Haar make-up hoeft er in ieder geval niet meteen vanaf, dus het zit meer aan de positieve kant. Dan komen ze opeens alle twee bij mij staan. Daphne krijgt ongevraagd advies: hier mag wel wat meer, hoor. Oh ja, dat is mooi. Ik betwijfel sterk of het zo mooier wordt, maar ach. Waarschijnlijk is het er snel weer af. Dan zegt ook Daphne dat ze klaar is en mag ik in de spiegel kijken. Ik schrik me de tandjes! Wat is dit erg. Ik lijk op een wandelend lijk met die witte gloed en donkere ogen. Mijn jukbenen lijken uit te steken en mijn ogen vallen in ‘Wat mooi!’ Nee, Jinke, ik geloof je niet ‘Mag het er gelijk weer af?’ ‘Nee, eerst moeten jullie een blad voorlezen.’ ‘Nou, geef op, dan kan dit er zo snel mogelijk vanaf.’ Jinke geeft mij het verhaal dat ik voor moet lezen en zet me voor de spiegel. Ik lees het even snel door. Het is geschreven in de ik-vorm. Dat ik niet meer bang ben voor de ander, dat ik mijn leven weer in eigen hand heb en dat ik nu mijn eigen keuzes kan maken. Ik probeer het voor te lezen, maar verder dan het tweede woord kom ik niet. Zelfs niet na drie keer proberen. Het klopt gevoelsmatig ook helemaal niet. Ik zou mijn eigen keuzes kunnen maken, terwijl ik hier min of meer gedwongen onder een laag make-up sta? Sodemieter een eind op, jongens. Ik lees niets voor met dit belachelijke gezicht ‘Die make-up moet eraf.’ ‘Waarom?’ ‘Anders lees ik die tekst niet voor. Mijn stiefvader wilde altijd dat ik make-up zou dragen, ik draag het niet, omdat ik er een pleurishekel aan heb en nu moet ik een tekst lezen die gaat over eigen wil, terwijl alles in mij schreeuwt, dat die make-up eraf moet.’ Zo, dat is er uit ‘Haal het er maar vanaf. Maar wel voorzichtig met jezelf. Daar staan de doekjes.’ Jinke wijst de doekjes aan en alsof ik vier lagen schmink van mijn gezicht wil hebben, veeg ik over mijn gezicht. Dat wordt roder en roder van de agressie die ik erop uitoefen. Charlie staat intussen luid te schreeuwen voor de spiegel. Die zit goed in haar rol. Dat vind ik nou knap! ‘Hebben jullie alle spullen die jullie wilden verbranden bij jullie?’ ‘Ja, dat is wel gelukt.’ ‘Charlie, wat heb jij mee?’ ‘Niet zoveel eigenlijk. Alleen het fotoboek met trouwfoto’s van mij en mijn ex.’ ‘Oké. Remi, heb jij ook wat meegenomen?’ ‘Ja, wel iets meer. Een fleecekleed, een kussen, een cadeauverpakking van een bepaald geurtje en een mat. Maar ik weet niet of we dat wel allemaal kunnen verbranden…’ ‘Oh, dat zien we wel. Daphne, had jij de vuurkorf al klaar gezet?’ ‘Jazeker, op het balkon van huiskamer twee.’ Ha, dat is mooi! Dan zitten wij straks ook niet met de troep. Goed gedaan, Daphne! We slepen onze ten dode opgeschreven spullen naar het balkon van groep twee. Jinke heeft daar de vuurkorf al aangekregen en het wachten is nu op een wat hoger vuur, zodat het trouwalbum goed vlam vat. Lang hoeven we niet te wachten, de vlammen worden al snel hoger en Charlie legt het dikke album in de vlammen. Mooie witte rook komt uit de vuurkorf, de bladzijden verschrompelen één voor één. Het gaat vrij soepel. Af en toe een beetje porren, de vlammen op gang houden en wachten tot het boek weg is. De kaft duurt wat langer, maar dat geeft niet. Wanneer het boek weg is, besluiten we dat het tijd is voor mijn fleecedeken. Het fleecedeken waar alles op heeft plaatsgevonden. Het fleecedeken waar ik toen op verkracht ben, wordt nu verbrand. Met een worp gooi ik hem in het vuur. Wat eerst mooie witte vlammen waren, verandert nu in een grijze waas. Blijkbaar is het niet zo’n slim idee om een fleecedeken te verbranden. Maar om nu de rituele verbranding te stoppen… dat is ook zo wat. Dus we gaan door. Ik heb ook het kussen bij me, dat toen op de bank lag. Ook dat gaat het vuur in. Dat blijkt een nog slechter idee te zijn dan een fleecedeken op het vuur. Zwarte rook stijgt op uit de vuurkorf en aangezien de kliniek schuin tegenover de brandweer zit, krijgen we hier vast gezeik mee. Eerder dan verwacht komt het gezeik inderdaad, maar dan in de vorm van een BHV’er die de brandtrap op komt ‘Gaat het allemaal wel goed hier?’ ‘Ja hoor, alles gaat volgens planning.’ De wenkbrauwen van de BHV’er schieten omhoog ‘Dit is niet de bedoeling op het balkon, kunnen jullie de vlammen doven?’ ‘Komt goed.’ Met de pannetjes water die al waren gepakt, blussen we de vuurkorf. Gelukkig is er niet veel meer over van de deken en het kussen. Het doel is wel behaald. Terug in de creatieve ruimte mag ik de cadeauverpakking met al mijn kracht tot gort slaan. Eerst werp ik hem tegen de muur, vervolgens pak ik een hamer en zorg ik dat er niets meer van over blijft. Alle energie en agressie uit mij en in die verpakking. Zoals het hoort. Die mat gooien we gewoon bij het grof vuil. Al met al was het een geslaagde rituele verbranding, waar Jinke nog wel de nodige vragen over krijgt. Ben ik bang… We evalueren bij de vuilnisbakken. Hebben we alles weg gedaan waar nare herinneringen aan kleefden? Charlie moet even denken, ik ben er meteen uit. Ja, absoluut. Alles dat ik nog in huis had dat aan hem deed denken is nu verbrand, vermorzeld of gewoon weggegooid. Een heerlijk gevoel. Is er nog iets dat gezegd moet worden? Nee, wat mij betreft niet, het was een goede module. Ook al heb ik enkel iets aan het verbranden gehad. Tevreden lopen we naar binnen, klaar voor vandaag. Jinke en Daphne heb ik gevraagd nog even te wachten in de kamer van de socio’s, zodat ze hun afscheidscadeautje in ontvangst kunnen nemen. Weer twee mooie mensen die ik niet meer ga zien. Ik pak snel twee stuks van de (inmiddels) flinke stapel en loop ermee naar het kantoor. Daar staan Daphne en Jinke inderdaad te wachten. Beiden geef ik een schilderijtje. Van Jinke krijg ik een flinke knuffel; we kennen elkaar dan ook al even. Daphne is ook geraakt, want: ‘Ja, je kan niet niet geraakt zijn bij een afscheid van iemand waarbij zoveel gedeeld wordt.’ Daar heeft ze wel een beetje gelijk mee. Na het avondeten hoef ik nog maar drie van die plaatjes te schilderen en dan heb ik mijn doel behaald. Ik ben lekker bezig, heb intussen een gezellig gesprek met Ida (die haar ding aan het doen is in haar eigen kamer) en zo nu en dan laat Jorrit ook wat van zich horen. Het is erg gezellig in ‘ons vierkant’. Toch ben ik bekaf en zodra mijn schilderijtjes eindelijk(!) af zijn, sluit ik mijn deur en duik ik mijn bed in. Ik word wakker met een vreemd gevoel. Niet het normale kolere-wat-is-het-vroeggevoel, maar er zit iets bij. Iets wat ik niet direct kan plaatsen. Ik draai mij om en kijk naar buiten. Dan weet ik het. Vanavond is mijn afscheid, dus straks is de stuiterballendouche. Ik sta in het middelpunt en ik ga weg. Nou ja… dat doe ik morgen dan. Nu sta ik op, doe ik mijn ochtendritueel en sta zo aangekleed en wel te wachten tot het laat genoeg is om naar beneden te gaan. Zodra ik de deur van Jorrit open hoor gaan, ga ik ook naar buiten. Dan sta ik in ieder geval niet alleen beneden te wachten ‘Zo, laatste dagje hè?’ ‘Bijna. Morgen ben ik er ook nog.’ ‘Maar vanavond gaan we wel je feest vieren.’ ‘Dat dan weer wel.’ ‘Heb je er een beetje zin in?’ ‘Weet ik niet. Ergens niet, omdat ik hier weg ga en ik hier wel vrienden heb gemaakt. Ergens ook weer wel, want de groep is zo erg aan het veranderen… ik voel er geen verbintenis meer mee. Dus dan is naar huis gaan wel goed.’ ‘Ja, dat snap ik wel. Dat met die nieuwe groep heb ik ook. Maar ik mag volgende week.’ ‘Dat hou jij wel vol. Dat kan je.’ Met een klop op de schouder van Jorrit, melden we ons bij Hugo. Er zijn nog weinig mensen, het is kennelijk nog erg vroeg. Jorrit en ik kijken elkaar aan ‘Tafeltennissen?’ Ja dus. Inmiddels weten we waar alles staat. De batjes worden van een kast gehaald en de deur naar de tafeltennistafel en andere fitnessapparaten is nog open, dus we kunnen snel van start. Jorrit doet de radio nog even aan (er is weinig vervelender dan in stilte te tafeltennissen op dit uur) en we komen er snel in. Na een kwartier worden we afgekapt. Of we ons willen voegen bij de groep in de zaal. In de zaal aangekomen, staat iedereen al in een kring. Jorrit gaat er snel bij staan, terwijl hij mij in het midden van de kring duwt. De kring is gesloten en ik zit gevangen. Jorrit gaat als een razende rond met zijn emmer met stuiterballen. Uiteindelijk duwt hij Ida en Nadir uit elkaar en gaat er tussenin staan ‘Je kent de drill.’ ‘Goed. 3… 2… 1…’ Alle stuiterballen worden omhoog gegooid. Zodra ze op hun hoogst zijn, komen ze weer naar beneden en vormen daarmee een regenboog aan een kleurenwaas die op en neer komt. Ik krijg een paar tikken van balletjes die wel mijn hoofd weten te vinden, maar ik kan blijven genieten van de balletjes die blijven stuiteren. Naar beneden en weer naar boven. Weer naar beneden. Dan weer naar boven. Zo lang ze maar kracht hebben, komen ze wel weer boven. Net als ik eigenlijk. Blijven stuiteren dus… totdat je stabiel bent… of dood. Het is echt rustgevend en ik schrik dan ook een beetje wanneer Hugo roept, dat we moeten opruimen. Iedereen begint te rennen en te rapen, terwijl ik nog half in mijn trance zit en hier en daar een balletje opraap. Mijn laatste hele dag is officieel begonnen. Vandaag zie ik redelijk veel therapeuten voor het laatst, dus geef ik veel van mijn schilderijtjes af. Het uitdelen gaat veel sneller dan het schilderen, maar ik ben blij dat ik ze niet mee naar huis hoef te nemen. Hugo werkt niet op vrijdag, dus die zoek ik tussen de bedrijven op. Het is een afscheid à la Hugo, uitbundig en knuffelig. Hugo, toch een gevalletje apart, maar een vent met een gouden hart. Ook de socio’s die vandaag werken, zijn er morgen niet. Dus neem ik nu afscheid. Het valt me nog zwaar. Ik ben mij blijkbaar meer aan ze gaan hechten dan ik dacht. Na het avondeten, de dagsluiting en de dagboekkaarten vliegt mijn groep terug naar de huiskamer. Alles wordt op zijn plek gezet. Drinken wordt uitgestald (aangezien ik niet in blijf schenken, mag iedereen dat lekker zelf doen) en ook de chips en nootjes worden in bakjes gedaan. Vervolgens worden de bakjes een beetje over de kamer verdeeld. Ik pak de laatste schilderijtjes in, schrijf de laatste kaartjes en leg ze op de grote tafel. De eerste mensen van groep twee komen binnengedruppeld, het feest is begonnen. Iedereen krijgt iets te drinken en doet zich te goed aan de nootjes. Ik loop ook binnen, neem wat te drinken en observeer de hele bende. Dan komen ook de laatste mensen binnen. Jorrit loopt meteen weg, naar zijn kamer. Hij komt terug met een zilverkleurige schoenendoos die hij bij mij op schoot plant. Ja hoor. Het is zo ver. Iedereen heeft een kaart voor mij geschreven en nu moet ik deze voorlezen. Ik ben benieuwd. Gaan we de diepte in of niet? Jorrit roept de groep bij elkaar ‘Jongens, even stil nu. Remi heeft de doos en gaat voorlezen.’ Het is op slag stil. Iedereen kijkt. Fijn, dank je, Jorrit. Ik til het deksel van de doos. Tot aan de rand toe is deze gevuld met kaarten. Ik zie er tegenop om te beginnen. Met moeite begin ik aan de eerste. Ik werk me er doorheen, ik hou het droog. Veel brieven gaan over de buitengewone manieren om mezelf in de kreukels te werken. Toch overheerst de toon van waardering wel. Mensen konden toch wel mijn zelfspot en humor waarderen. Ergens. Maar ook hier zal het begrip ‘Captain Kneus’ voortleven. Op vrijdag word ik wakker met een voldaan gevoel. Het was een fantastisch feest. Ik heb leuke cadeautjes gehad (een Rubiks Cube die ik eerst moet oplossen, voordat ik mag sporten van Charlie en een autowaskit van Jorrit, om te kijken of mijn oranje autootje nog oranje te krijgen is), lieve kaartjes en de sfeer was top. Nu ochtendsport van de invaller van Hugo en de laatste sessie van Sandra. Als ik bij Sandra zit, hebben we het over de afgelopen drie maanden. Ze is tevreden over mij, ik heb een flinke groei laten zien ‘Je hebt er hard voor gevochten, volgens mij ben je er wel klaar voor.’ ‘Dank je wel, Sandra. Dat jij dat zegt, doet meer met me dan je denkt. Ik ben blij dat je hebt gezien dat ik er echt voor heb gevochten. Ik ben zo klaar met mijn stiefvader en alles wat hij met mij heeft gedaan. Dank je wel dat je me hebt geholpen om mijn CPTSS weer te kunnen dragen.’ ‘Dat heb je voornamelijk zelf gedaan, hoor.’ ‘Ik had het niet kunnen doen zonder jouw hulp, nogmaals bedankt.’
Отрывок из книги
Текст предоставлен ООО «ЛитРес».
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.
.....
Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.
Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.
.....