De Villa's der Medici in den omtrek van Florence
Реклама. ООО «ЛитРес», ИНН: 7719571260.
Оглавление
Unknown. De Villa's der Medici in den omtrek van Florence
I
II
Отрывок из книги
Met uitzondering van de Cascine, de Viale dei Colli, Bello Sguardo en Fiesole, zijn de onmiddellijke omstreken van Florence weinig bekend. Zelfs onder mijne florentijnsche vrienden was er geen enkele, die Poggio a Cajano, de historische villa der eerste Medici, had bezocht. Careggi is al even weinig bekend. En wie vermoedt zelfs heden ten dage het bestaan van die tooverpaleizen, Castello en la Petraja genoemd? Tot die onbekendheid en verwaarloozing draagt zeker veel bij de moeielijkheid om toegang te verkrijgen tot die villa’s, die tegenwoordig tot het kroondomein behooren en waar men niet wordt toegelaten zonder uitdrukkelijke vergunning; maar de schrijvers, wier taak het is het publiek en met name de vreemdelingen voor te lichten, hebben toch ook schuld. Cochin, die in de vorige eeuw over Italië een van die vluchtige, oppervlakkige boeken schreef, waaraan met name de fransche letterkunde van dien tijd zoo rijk is, spreekt met minachting van Poggio a Cajano. “Dit paleis,” zegt hij, “heeft niets bijzonder indrukwekkends. Het beste is nog eene kleine portiek van zes zuilen, waarheen een dubbele trap voert; de buitengevel is verder geheel kaal. Rondom de benedenverdieping loopt een terras, dat zeer aangenaam is en van waar men een schoon uitzicht heeft. Men vindt in dit paleis eene kostbare verzameling van kleine schilderijen van de eerste italiaansche en vlaamsche meesters, bijna allen uitmuntend schoon. Wij hebben den tijd niet gehad, de besten op te teekenen, maar de namen staan op de achterzijde te lezen.”—Cochin had ten minste nog de moeite genomen, de villa te gaan bezoeken. Maar wat te zeggen van den schrijver van een onlangs uitgekomen boek, dat bepaaldelijk aan de omstreken van Florence is gewijd, en dat de geschiedenis en de beschrijving van Poggio a Cajano in negen regels afdoet? Toch is ook dat weinige nog te veel, wanneer men zich niet eenmaal de moeite geeft, de plaatsen te bezoeken, waarmede men anderen bekend wil maken. Ik mag nu het voorrecht hebben, mijn lezers iets nieuws, bijna iets onbekends, aan te bieden.
De gemakkelijkste manier om van Florence naar Poggio a Cajano te gaan is wel met den stoomtram, die op het plein Santa-Maria Novella afrijdt en alleen gedurende de middaguren stilstaat, terwijl de ritten ’s morgens en ’s avonds vrij snel op elkander volgen. Daar de afstand tamelijk groot is en een aantal plaatsen onderweg worden aangedaan, zou een enkel rijtuig niet voldoende zijn voor het vervoer van alle reizigers—bijna uitsluitend coutadini, landbewoners; de trein bestaat dus meestal uit vier of vijf wagens.
.....
Te Peretola gekomen, houdt de trein op het kleine kerkplein stil. De lokomotief verlaat ons, ik geloof om naar Prato te gaan; en onze wagen wordt in een omnibus herschapen, waarvoor twee paarden worden gespannen. Ik maak van het oponthoud gebruik, om de kerk binnen te treden: eene doodeenvoudige dorpskerk, maar die een werk bezit van de della Robbia, dat zoo goed als onbekend is. Dit uitnemende kunstwerk, deels in marmer, deels in terra-cotta, stelt Christus voor, ter halverlijve, door engelen gesteund, met de Madonna aan zijne linker- en Sint-Jan aan zijne rechterhand, terwijl God de Vader van boven op de groep neerblikt.
Te San-Donnino moeten wij iets langer ophouden. De aan Sint-Andreas gewijde kerk is een nederig en zeer vervallen gebouw, maar haar schilderijen verdienen, naar men mij verzekerde, zeer de aandacht. Ik treed binnen en richt mij aanstonds naar de fresko, die het eerste zijaltaar ter linkerhand versiert. Niet iederen dag overkomt ons het geluk, een Domenico Ghirlandajo—want met niemand minder hebben wij hier te doen—te ontdekken in een dorpje, waarvan geen enkel hand- of reisboek melding maakt. De fresko toont ons de Madonna, zittende in eene soort van nis tusschen twee heiligen, waarvan de een een zwaard, de ander een pijlkoker in de hand houdt; op den schoot der Heilige-Maagd zit het Kind, geheel ontkleed. De kompositie is, zoo als men ziet, hoogst eenvoudig: maar welk eene rust, welke harmonie en nobele fierheid in de figuren; en hoe juist heeft men Ghirlandajo den voornaamsten schakel genoemd in de gouden keten die Rafaël met Masaccio verbindt. In schitterende talenten wordt hij door vele andere schilders overtroffen; maar van weinigen maken de werken een zoo bekoorlijken, zoo rustigen, weldadigen indruk.
.....