De Ridderromantiek der Franse en Duitse Middeleeuwen
Реклама. ООО «ЛитРес», ИНН: 7719571260.
Оглавление
Vald. Vedel. De Ridderromantiek der Franse en Duitse Middeleeuwen
De Ridderromantiek der Franse en Duitse Middeleeuwen
Inhoudsopgave
INLEIDING
I
II
III
IV
V
VI
VII
VIII
IX
X
XI
XII
XIII
XIV
XV
XVI
XVII
XVIII
XIX
XX
XXI
Отрывок из книги
Vald. Vedel
Gepubliceerd door Good Press, 2022
.....
De verhouding van de kerk tot het krijgswezen was niet onverzoenliker dan tot de adel. Natuurlik moest het Kristendom in theorie zowel als in praktijk met afgrijzen voor het bloedvergieten terugdeinzen. Maar een zeker militair element drong toch reeds vroeg in het Kristendom door. De Schrift zelf schildert reeds de Kristelike loopbaan als de strijd voor het Geloof. In de 2de en 3de eeuwen spreekt men van de strijdende Kerk, de strijders van Kristus; de doop wordt vergeleken met de eed die de soldaat op het vaandel aflegt en de martelaren die hun geloof met hun bloed bezegeld hebben, heten: „militum Christi cohors candida”. Spoedig zag de kerk ook al in dat de gewapende macht een noodzaak was en trachtte de machtigen voor zich te winnen door hun de zege te beloven; Constantijn de Grote, zowel als de Frankenkoning Chlodewig, moeten beloofd hebben het Kristelike geloof aan te nemen indien Kristus hun wapenen de zege wilde verlenen. En van nu af was dat de gewone toestand: de soldaten zochten de hulp van Kristus en de kerk in de slag en de kerk trachtte de arm der soldaten voor haar bescherming te winnen. Constantijn zette het monogram van Kristus in zijn banier en een der kruisnagels in zijn helm, een ander in zijn leidsels. Karel de Grote had een zwaard dat hem door een engel uit de hemel gebracht was en zijn lans was dezelfde die eens in het lichaam van Kristus gestoken was. De ridders lieten relikwieën in de handvatsels van hun zwaarden zetten en deden hun wapens en de uitrusting met wijwater besprenkelen. Daar staat tegenover dat de kerk onder haar heiligen de Cappadociese ridder Joris had die de draak doodde en de prinses redde—de oude draken-doder der heldensagen die tot ridder geslagen is—en dezelfde H. Joris werd nu de heilige der soldaten.
Van betekenis werd het ook dat de kerk langzamerhand iets bij de ceremonieën van de ridderslag te zeggen kreeg. Reeds van het begin der 11de eeuw vindt men een kerkelik ceremonieel voor de „zegening van de Ridder”, maar in elk geval werd het op het einde van de eeuw gewoonte dat de geestelikheid de wapenen van de jonge Ridder zegende, zelfs dienaren hem die aangordden en zo kwam natuurlik de ridderschap de plichten mede te brengen, ook in de kristelike deugden vooraan te staan en het zwaard te wijden „ter bescherming van de kerk, der weduwen en wezen en alle dienaren Gods.” De gehele drang van het ridderwezen tot daden, om alle krachten boven het gewone en het gemiddelde in te spannen, om door zijn verdiensten roem en eer te verwerven—was dat niet hetzelfde streven dat alle kluizenaars en monnik-asceten der kerk bezielde? Hoe gemakkelik zou dat niet door de kerk van de wereldlike in de geestelike sfeer overgebracht kunnen worden? Niet weinig eergierige ridders zetten, wanneer een priester hen tot 't hart gesproken had, er al hunne zinnen op tot een soort adel van de Maatschappij van Kristus te worden en onder hen uit te blinken die 't hoogst op de ladder der volmaaktheid gestegen waren. Daar had men b.v. zulk een figuur als de gravenzoon Etienne d'Auvergne (11de eeuw) die op een mooie dag van heel zijn erfenis afstand deed, en alles opgaf, alleen zijn zegelring aan de vinger behield—het teken van zijn adelike geboorte—en naar een woeste bergkloof in de buurt van Limoges trok waar hij zich plechtig aan God en een asceties kluizenaarsleven wijdde.
.....