Читать книгу De Chineesche Filosofie, Toegelicht voor niet-Sinologen, 2. Lao Tsz' - Henri Borel - Страница 3

VOORWOORD.

Оглавление

Inhoudsopgave

Vóór mijne vertaling van de Tao Teh King te lezen, is het eerst nog noodig, eenige nadere bizonderheden omtrent dit werk te weten, en zich een denkbeeld te vormen van wat vertalingen uit het chineesch over het algemeen zijn, en wat eene van Lao Tszʼ in het bizonder is.

De chineesche geschreven taal is er niet een, als de onze bestaande uit letters, maar haar karakter is idiografisch. „It is not surprising, perhaps, that such an idiographic language as this was invented; for the first thought of one who tries to write an idea, is more likely to be to picture it than to attempt to express the sounds by which it is spoken.” De chineesche geschreven taal heeft niet, als de egyptische, het phonetisch element doen triomfeeren over het symbolische, om ten slotte een alphabetische taal te worden, zegt S. Wells Williams verder,1 van wien ik voorgaand fragment aanhaalde, maar het symbolische element bleef altijd het [2]phonetische overheerschen. Hieruit volgt, dat de chinees, van zijn jeugd af gewoon om ideeën te associeeren met aparte pictoriale symbolen, het bijna ondoenlijk vindt om diezelfde ideeën te associeeren met gecombineerde letters, die enkel klanken uitdrukken.

Prof. Legge zegt zeer terecht van de chineesche karakters of schriftsymbolen: „The written characters of Chinese are not representations of words but symbols of ideas, and the combination of them in composition is not a representation of what the writer would say, but of what he thinks. It is in vain, therefore, for a translator to attempt a litteral version. When the symbolic characters have brought his mind „en rapport” with that of the author, he is free to render his ideas in his own, or any other speech, in the best manner he can attain to.….. In a study of a Chinese classical book there is not so much an interpretation of the characters employed by the writer as a participation of the thoughts; there is the seeing mind to mind.”2

Jammer, dat dezelfde zendeling-geleerde die dit schreef, in zijne vertalingen van chineesche klassieken, ook van de Tao Teh King, dikwijls metrisch heeft willen vertalen, wat kinderachtige rijmpjes gaf, en geheel in strijd is met deze beschouwing,—want beter en kernachtiger kon moeilijk het juiste karakter van vertalingen uit het chineesch worden gezegd. [3]

Juist, the seeing mind to mind, dit alleen is het éénige vereischte tot het vertalen van een chineesch auteur, en woordelijk vertalen uit het chineesch is onmogelijk, omdat een europeesche en de chineesche taal van geheel andere essentie zijn, en men geen pictoriale symbolen, enkel ideeën gevende, in letters van klank precies kan overzetten.

Dr. Jowett zegt nog zoo mooi van vertalingen3: „An English translation ought to be idiomatic and interesting, not only to the scholar but to the unlearned reader, Its object should not simply be to render the words of one language into the words of another, or to preserve the construction and order of the original; this is the ambition of a schoolboy, who wishes to show that he has made a good use of his dictionary and grammar, but is quite unworthy of the translator who seeks to produce on his reader an impression similar, or nearly similar, to that produced by the original. To him the feeling should be more important than the exact word.

En dit werd gezegd van eene vertaling uit de grieksche taal, die tenminste nog het gemak oplevert van alphabetisch te zijn, dus hoeveel moeilijker wordt zulk eene vertaling nog uit het idiographische chineesch!

Bovenstaande drie verklaringen van Wells Williams, Legge en Jowett zijn de principes, van welke mijne vertaling van Lao Tszʼ uitgaat. Het op hoofdpunten [4]zijner vertaling in ’t geheel niet met hem eens zijnde, stem ik volkomen in met wat de sinoloog en generaal-majoor G.G. Alexander zegt over de bestaande vertalingen van de Tao Teh King, dat zij voor den niet-sinoloog en „general reader,” niet aanlokkelijk, ja „indeed repellent” zijn, „by a strained litteral accuracy which overrides and destroys the interest of the subject.”4

Een feit is, dat de verschillende vertalingen van de chineesche klassieken bij niet-sinologen zeer weinig bekend zijn, en de reden hiervan is, dat zij in den vorm waarin zij thans zijn, ook eigenlijk alleen door sinologen te begrijpen zijn.

Dit is de reden, waarom ik aan mijne „Chineesche Filosofie, toegelicht voor niet-sinologen” begon. Ik zie niet in, waarom de chineesche filosofie niet, evenals bv. de grieksche, voor de niet-ingewijden in die taal genietbaar zou worden gemaakt. En daarom is het wel aardig dat mij door een sinoloog verwijtend werd gevraagd hoe ik, na den zendeling Prof. Legge, die veel meer dan twintig jaren chineesch had gestudeerd, nog aan zoo iets was durven beginnen. Ik heb deze vraag eigenlijk reeds in het Voorwoord van het eerste deel van dit werk, dat over Confucius, beantwoord. Met den grooten eerbied dien ik voor dezen eminenten sinoloog als taalgeleerde heb, kan ik mij niet vereenigen met vele zijner opvattingen over verschillende chineesche begrippen. En [5]bovendien, dit is het ergste, is Prof. Legge bevooroordeeld. Hij is met hart en ziel zendeling geweest, en bij de vertaling der chineesche klassieken is hij van het standpunt uitgegaan dat alleen zijn christelijke godsdienst de ware, en zijn christelijke God de onfeilbaar éénige is, wat hem aanleiding geeft, overal in zijn werk de chineesche filosofie gering te schatten en te verkleinen. Hierdoor is zij bij hem niet tot haar recht gekomen, vooral niet die van Lao Tszʼ, in wien hij nog wel verscheidene christelijke begrippen vindt, die er in ’t geheel niet in staan, en dien hij veel te laag heeft geschat.5

Het is een groot nadeel geweest voor de juiste interpretatie der chineesche filosofie dat de meeste sinologen zendelingen waren, dus bevooroordeeld met het idee, dat zij, als afwijkende van de christelijke leer, per se dwaalbegrippen bevatte.

Ik denk hierbij aan die mooie woorden van Ruskin in zijn werk over de grieksche mythologie: „You must forgive me, therefore, for not always distinctly calling the creeds of the past „superstition” and the creeds of the present day religion.” En vooral dit, dat „whatever charge of folly may justly attach to the saying „There is no God,” the folly is prouder, deeper and less pardonable in saying „There is no God but mine.””6 [6]

„There is no God but mine,”—van dit idee uitgaande zijn de chineesche klassieken, is ook Lao Tszʼ, veelal vertaald. Daardoor worden zij in een valsch licht gezien, en is het noodig dat er nieuwe, onbevooroordeelde vertalingen komen.

Een der eerste vertalers van Lao Tszʼ is geweest Abel Rémusat, die zijn werk publiceerde onder den titel „Mémoire sur la vie et les ouvrages de Lao Tseu.” Ik wil hier vooral de volgende regels van aanhalen:

„Le livre de Lao Tseu n’est pas facile à entendre, parceque l’obscurité des matières s’y joint à une sorte de concision antique, à un vague qui va quelquefois jusqu’à rendre son style énigmatique.… Ce serait une difficulté très grande s’il s’agissait de le traduire en entier et de l’éclaircir sous le rapport de la doctrine qui l’enferme. Mais, cela ne doit pas nous empêcher d’en extraire les passages les plus marquants et d’en fixer le sens au moins d’une manière générale. Il suffit de constater le sens le plus palbable, quelquefois même noter les expressions, sans rechercher l’acception profonde et philosophique dont elles sont susceptibles. Outre l’obscurité de la matière en elle même, les anciens avaient des raisons de ne pas s’expliquer sur ces sortes de sujets.…

„Le texte est si plein d’obscurité, nous avons si peu de moyens pour en acquérir l’intelligence parfaite, si peu de connaissance des circonstances auxquelles l’auteur [7]a voulu faire allusion; nous sommes, en un mot, si loin à tous égards des idées sous l’influence desquelles il écrivait, qu’il y aurait de la témérité à prétendre retrouver exactement le sens qu’il avait en vue, quand ce sens nous échappe.”

De commentator Sie Hoeï had alreeds eeuwen vroeger gezegd: „Het is niet gemakkelijk om duidelijk de diepzinnigste passages van Lao Tszʼ uit te leggen; alles wat de wetenschap kan doen is er de algemeene beteekenis van geven.”

Zeer terecht merkt Stanislas Julien op, dat de moeilijkheid voor Rémusat, zoowel als voor anderen, bv. Prémare, niet zoozeer lag in het boek zelf, als in hun systeem van interpretatie. Zij verkondigden namelijk, dat in de Tao Teh King stukken uit de Heilige Schrift, ja zelfs katholieke dogma’s waren te vinden. Montucci bv. zegt (in zijn „De studiis sinicis”): „Beaucoup de passages parlent si clairement d’un Dieu trine, que quiconque aura lu ce livre ne pourra douter que le Mystère de la Très-Sainte-Trinité n’ait été révélé aux Chinois plus de cinq siècles avant la venue de Jésus Christ.”

Von Plänckner spreekt eveneens van in Tao gevonden te hebben eene Drieëenheid, wel niet identiek, maar toch analoog aan de christelijke. Rémusat, nog verder gaande, ziet in drie chineesche karakters I Hi Wei, die eenvoudig „kleurloos, aphoon, onstoffelijk” beteekenen, een verchineeschten vorm van Jehovah! En dat, terwijl die karakters niet eens achter elkaar, maar ieder aan [8]het begin van een aparten volzin voorkomen! Hierop werden dan verder geheele theorieën gebouwd. Zelfs Legge spreekt van „God in the Tao Teh King” d.i. dan de christelijke God. Ook von Strauss is niet afkeerig van het woord Jehovah in Lao Tszʼ.

„Add to this the ingenuity of the Jesuit scholars in detecting in the Tao Te King a heathen witness to the Trinity, the Logos, and the Incarnation, five centuries before Christ,—and we shall have some idea of the burden laid by interpreters on the shoulders of the great mystical teacher of the East,” zegt Samuel Johnson hiervan terecht. (Oriental Religions: China.)

Terecht niet tevreden met Rémusat’s Mémoire begon Stanislas Julien eene nieuwe vertaling (Le Livre de la Voie et de la Vertu. Paris. L’Imprimerie Royale MDCCCXLII.) Deze vertaling zal misschien qua taalkundige woord-vertaling wel het standaardwerk over Lao Tszʼ blijven en is van het grootste nut voor andere vertalers, ook voor mij geweest. Maar zij wordt totaal bedorven door de geheel verkeerde beteekenis aan Lao Tsz’s „Tao” en aan de uitdrukking „Wu Wei” gegeven. Hield Julien zich vrij van de dwaze ideeën der zendelingen, hij gaf in vele gevallen, o.a. aan „Wu Wei,” beteekenissen, precies tegenovergesteld aan wat de chineesche wijze bedoelde.—Julien maakte gebruik van vertalingen en commentaren van verscheidene chineesche geleerden,—die echter lang niet allen onfeilbaar zijn. De eminente schrijver Ma Touan Lin zegt van de Tao Teh King, dat [9]„de ware geest er van hoe langer hoe meer verkeerd werd begrepen, naarmate de menschen verder verwijderd waren van Lao Tsz’s tijd,” en Johnson zegt van Juliens chineesche commentaren: „The immense resources of Julien for explaining the Tao-te-king would give his version supreme authority but for the fact that the later commentators whom he uses are as likely to illustrate the philosopher’s statement that he was understood by few, as did the men of his own generation.”

Meerdere vertalingen zijn van G. Pauthier, J. Chalmers, Watters, von Plänckner, von Strauss, Alexander, Balfour en eenige anderen7—Het is merkwaardig te zien, hoe al deze vertalingen uiteenloopen, zóó ver dikwijls, dat het bijna niet te gelooven wordt, dat zij allen uit één en denzelfden tekst zijn gehaald. Ik neem voor de curiositeit dit voorbeeld, één toevallig uit zeer velen grepen:

—„De là vient que le saint homme marche toujours (dans le Tao) et ne s’écarte point de la quiétude et de la gravité. Quoiqu’il possède des palais magnifiques, il reste calme et les fuit.” (Stanislas Julien.)

—„Therefore it is that the wise man does not—even when making but a day’s journey—separate from his baggage-wagons, so that should a beautiful [10]view spread itself out before him, he rests a while and then continues his journey.” (G.G. Alexander.)

Twee gehéél verschillende interpretaties van één zelfden tekst!

Of wel dit, een héél klein tekstje van maar vier karakters in het chineesch, waarvan twee dezelfde zijn:

—„The best part of knowledge is (conscious) ignorance.” (Chalmers.)

—„Those who understand (the Tao) are unconscious of their upward progress.” (Balfour.)

—„To know, but to be as not knowing,—is good.” (Giles.)

Somtijds zijn de vertalingen zelfs precies elkaars contrast. En het is een feit, dat juist door die vele, uit elkaar loopende en tegenstrijdige versies de ernstige bestudeerder van Lao Tszʼ veel meer van de wijs raakt, dan wanneer hij zonder ééne enkele vertaling maar op den oorspronkelijken tekst blijft turen. Zeer juist zegt Prof. R.K. Douglas,8 die echter, voor zoover ik weet, zelf nooit eene vertaling van den geheelen Lao Tszʼ leverde, van al die verschillende interpretaties: „There is with most people a tendency to seek below the surface for some occult and far-fetched explanation of a difficulty rather than adopt the plain interpretation which lies before them.”

Op één punt waren de geleerden het echter allen ééns. [11]De integriteit en de originaliteit van de Tao Teh King waren onbetwistbaar.—De Leipzigsche professor von der Gabelentz verklaarde dat de authenticiteit van dit werk het minste was betwist van alle chineesche klassieken, èn in China, èn zelfs in den kring der europeesche sinologen.—En eenparig waren de sinologen9 van hetzelfde gevoelen.

Tot dat in 1886 een boek verscheen van H.A. Giles, een engelsche consul en sinoloog in China, getiteld: „The Remains of Lao Tsz.”—Deze verklaarde, dat bijna de geheele Tao Teh King „forgery” en „fraud” was, en zij maar enkele oorspronkelijke gezegden van Lao Tszʼ bevatte. De weinige oorspronkelijke, die er dan waren, verwaardigde hij zich te vertalen. Bestaande vertalingen, van Legge, van Chalmers, enz. enz., werden onbarmhartig en ridiculiseerend door hem afgebroken. Juliens vertaling, die toch qua woordvertaling hoog staat, noemde hij eveneens „wholly indefensible,” en „as the descent from one of Dantes horrid bolgie to the next, so is the passage from one obscure utterance of Lao Tzsʼ to another obscurer still,” sneerde hij.—De aanmatigende, heftige, onwetenschappelijke toon van zijn geschrift is echter al voldoende om al het vertrouwen in zijn argumenten te doen verliezen.10 [12]

Maar het is voor den ernstiger zoeker naar de waarheid om het hoofd bij te verliezen. Juliens vertaling is „indefensible,” zegt Giles. Von Plänckner’s vertaling deugt niet, zegt Legge, want zijn „slender acquaintance with Chinese by no means fitted him for such a task.”—Een argument, dat oudere geleerden méér tegen jongeren gebruiken. Enz. Enz. Niet één, die niet de vertaling van den ander veroordeelde, en de zijne niet voor de alleen mogelijke hield. Een en ander nog erger gemaakt door de jalousie de métier, die helaas! onder vele geleerden woedt, maar onder de sinologen speciaal het toppunt heeft bereikt.—En het is heel gemakkelijk, eene vertaling uit het chineesch te veroordeelen. Juist doordat eene vertaling van idiografische karakters, die altijd hetzelfde blijven, zonder vervoeging of verbuiging, en die, al naar gelang van het verband waarin zij staan, de meest uiteenloopende begrippen kunnen beteekenen, tot elkaars tegenovergesteld en toe,—juist, zeg ik, doordat eene precieze, exacte vertaling totaal onmogelijk is, al hebben sommige geleerden z.g. vertaalregels gemaakt, die niet opgaan, kan de eene sinoloog altijd van elke versie zeggen dat zij niet deugt, maar zóó en zóó moet zijn. Twee of drie chineesche karakters kunnen dikwijls eene meening hebben, die alleen in een of meer lange volzinnen kan uitgelegd worden, en alleen benaderd, niet vertaald, zoodat men er altijd van zeggen kan, dat de interpretatie niet deugt, en men er een andere voor kan geven, die daarom niet beter is. [13]

Nadat ik veel werken over Lao Tszʼ had gelezen, en jaren over zijn boek had nagedacht, besloot ik, mij los te maken van den invloed dier vele, verschillend denkende geleerden, en zelf eene vertaling te beginnen, om daarin nauwkeurig te omschrijven, wat ik voor mij in zijne filosofie heb gezien en doorvoeld. Ik heb voorál steeds gedacht aan deze twee teksten, die mij als eene waarschuwing schenen om toch vooral niet verward te worden door schijnbare moeilijkheid, waar die misschien niet bestond.

Mijne woorden zijn heel gemakkelijk te begrijpen, heel gemakkelijk te betrachten. Maar niemand in het rijk kan ze begrijpen, noch betrachten. Mijne woorden hebben een Oorsprong, mijne daden hebben een Meester. Maar de menschen weten dat niet, en daarom begrijpen zij mij niet.” (Hfdst. LXX.)

Zij, die Tao kennen, zijn niet geleerd; zij, die geleerd zijn, kennen Tao niet.” (LXXXI.)

Die Oorsprong, wat kon het anders zijn dan Tao? Daarom eerst goed, uit het geheele werk, het begrip Tao trachten te begrijpen, en dan iederen tekst vertalen, met bij elk dat idee van Tao trouw voor oogen, dat leek mij de weg. En hoewel ik zijne woorden voor mij, westerling, nooit „heel gemakkelijk” heb gevonden, is mij op die wijze veel licht opgegaan, en is veel, wat ik ingewikkeld en erg geleerd-moeilijk dacht, later uiterst simpel en puur gebleken. Ook is er toen een groote Éénheid in het werk gekomen, die ik eerst niet had gezien. [14]

Ik heb daarbij getracht, voor zoover dat mogelijk bleef, zonder eene goede uitlegging te schaden, zoo getrouw mogelijk aan den tekst te blijven, maar het „seeing mind to mind”, niet eene enkele interpretatie der chineesche karakters is voor mij de hoofdzaak gebleven. Evenals in het eerste deel van dit werk heb ik absoluut onvertaalbare chineesche karakters, in-chineesche begrippen symboliseerende, onvertaald gelaten, maar uitvoerig omschreven. En waar de uiterste lakoniekheid, alleen met de zoo simpele chineesche karakters mogelijk, die wel eens in denzelfden zin verbum èn adjectief en substantief kunnen zijn, zonder lidwoorden of bijwoorden verbonden, niet lakoniek was weer te geven, heb ik een langeren, maar duidelijken volzin er van gemaakt. Want wat de schrijver denkt, niet wat en hoe hij in ’t chineesch schrijft, is de hoofdzaak. De charme en pracht van een chineesche karakter-gedachten-reeks is toch in geen enkele woord-klanken-reeks precies weer te geven. Het zijn twee geheel ongelijksoortige dingen, van verschillende essentie.

Men kan evenmin een kleurenpracht in tonen precies eender weêrgeven, alleen een gelijke emotie zien op te wekken, maar met andere middelen.

Het past mij te bekennen, dat ik veel nut heb gehad van vóór mij gedane vertalingen, wat het exacte bij den tekst blijven aangaat, vooral van Julien.11 Ieder [15]wetenschappelijk man wil er wel voor uitkomen, dat hij heeft voortgebouwd op wat anderen vóór hem deden. Dikwijls, waar ik twijfelde, heb ik, waar dit mij maar éénigszins aannemelijk scheen, de versie van ouderen, met meer taalkundige ondervinding, gevolgd. Maar op evenveel plaatsen, waar ik heel vast en zeker, mind to mind met den chineeschen filosoof voelende, de overtuiging had, dat mijne voorgangers uit het verband van wat Lao Tszʼ noemt „de Oorsprong zijner woorden” gingen—en dat is bijna overal op hoofdpunten, waar de begrippen Tao en Wu Wei voorkomen,—heb ik gemeend, mijn eigen gang te moeten gaan, en heb ik vertaald zooals ik zelf, en niet zooals anderen voelden.

Ik heb, evenals in mijn eerste deel over Confucius, den tekst zooveel mogelijk met noten toegelicht. Wie echter de teksten van-zelf begrijpt, zal meer van het werk genieten door ze alléén te lezen, zonder de noten, [16]die dan overbodig zijn. Ik voegde ze toe voor het gemak van velen, die nog niet genoeg van chineesche filosofie hebben gelezen, om gemakkelijk de somtijds bruuske en schijnbaar onlogische gedachtenwendingen en toespelingen te volgen. Want een publiek van niet-sinologen had ik op het oog, dat zich nog niet in chineesche begrippen en wijzen van denken heeft verplaatst. Lao Tsz’s filosofie, die tot de hoogste openbaringen van wijsheid van alle eeuwen behoort, is even waard buiten den beperkten kring van geleerden bekend te worden als die van Plato, Thomas à Kempis, en andere groote denkers. En onze taal, al wordt die ook maar door negen millioen menschen in en buiten Noord- en Zuid-Nederland gesproken, een taal, waarin thans van de beste poëzie en wijsheid van Europa wordt geschreven—ik denk hier b.v. aan Willem Kloos en Frederik van Eeden—is mij gelukkig nog lief genoeg, om mij haar de groote moeite, aan mijn werk besteed, overwaard te doen vinden, ja mij gelukkig te doen voelen, al die wonder-simpele en wereld-wijze gedachten van den chineeschen filosoof in háár vertrouwde woord-klanken te hebben weergegeven.

Dat mijne vertaling in het nederlandsch volstrekt geen overbodige arbeid was, heeft het debiet van het eerste deel van dit werk, dat over Confucius, bewezen. Binnen drie maanden na de verschijning waren de kosten der uitgave, die op risico van den uitgever was ondernomen, ruimschoots gedekt. En zóó is nu ook de uitgave van [17]dit tweede deel, de eerste nederlandsche vertaling12 van Lao Tsz’s filosofie bevattende, mogelijk geworden.

Makasser, 21 December 1897. [18]

1 In zijn „Syllabic Dictionary of the Chinese Language.”

2 Preface of the „Yih King”.

3 Preface to the second and third editions of the Dialogues of Plato.

4 Preface to „Lao Tsze, the great Thinker.”

5 Legge, Texts of Taoism, 39e en 40e deel der „Sacred Books of the East.”

6 John Ruskin, The Queen of the Air, Preface.

7 Bij het corrigeeren der drukproeven verneem ik nog, dat een nieuwe vertaling juist is verschenen van Dr. Paul Carus: „Lao Tsz’s Tao Teh King”, te Chicago.

8 „Confucianism and Taouism.”

9 o.a. Legge, Rémusat, Wylie, Von Faber, Julien, enz.

10 Toch is Giles een eminent sinoloog, die o.a. een standaard-dictionnaire heeft gemaakt, waard naast die van Wells Williams te staan.

11 Samuel Johnson, die zelf, meen ik, geen chineesch kent, [15]heeft anders gedaan. Hij heeft alle mogelijke vertalingen, van de oudste af, bestudeerd, en met eene intuïtie, die zeker éénig is, uit al die vertalingen het beste verzameld en bewaard (in zijn werk Oriental Religions, China). En, wonder genoeg, zóó fijn en zuiver was die intuïtie, dat hij, ofschoon zelf geen sinoloog zijnde, het allerbeste over Lao Tszʼ heeft geschreven, wat ooit over hem geschreven is, en zich uit al de verschillende, tegenstrijdige vertalingen, een apart en zuiver idee van Lao Tsz’s filosofie heeft gevormd. Maar een eigen vertaling kon hij natuurlijk niet geven.

12 Toen ik het eerste deel van dit werk uitgaf, dacht ik dat mijne vertaling van Confucius de eerste in het nederlandsch was. Sedert hoorde ik, dat er nog eene vroegere bestaat, maar deze is eene vertaling vàn eene vertaling, n.l. van Legge’s engelsche vertaling, en geen oorspronkelijke uit het chineesch. Zij behandelt Confucius en Mencius.

De Chineesche Filosofie, Toegelicht voor niet-Sinologen, 2. Lao Tsz'

Подняться наверх