Читать книгу Beknopte handleiding voor eigenaars van kleine tuinen - Henrick Witte - Страница 7

De aanleg.

Оглавление

Inhoudsopgave

Wij gaan dus nu van de veronderstelling uit, dat we een open, langwerpig stuk grond van 40 Meter lengte en 15 Meter breedte tot onze beschikking hebben, zijnde een stadstuin van tamelijke grootte, waarvan de grond vlak omgewerkt is, zoodat niets ons in onze beweging belemmert.

Daarvan gaan we een tuin maken, en ik hoop den lezer duidelijk te kunnen voorstellen hoe men dit doet.

De bijstaande figuur moge het begrip daarbij te hulp komen.

We richten dit in op de eenvoudigste wijze, die voor het begrip 't gemakkelijkst is, maar in elk geval zoo, dat, krijgt ge ook al geen park in miniatuur (vaak belachelijke resultaten eener poging om van zulk een klein stuk grond het onmogelijke te maken), ge toch uit het huis een lief gezicht, en, in den tuin, groen en bloemen, lucht en licht en voldoende afwisseling hebt, om dien vooral in den zomer tot een bron van aanhoudend genot te maken.

Schets van een kleinen tuin.

Ik zou U (ik spreek hier gemakshalve direct tot den lezer) kunnen zeggen hoe ge die verdeeling kunt maken op de plaats zelf, maar ik raad U de gewoonte van aanleggers te volgen, die, zelfs van den kleinsten tuin eerst een—zij het ook maar ruwe—schets op papier maken. Dit is veel verkieslijker, wijl ge dan een beter overzicht hebt, en op het papier gemakkelijker veranderingen kunt aanbrengen dan buiten. Zijt ge daar dan mee klaar, en het geeft voor eenige uren een aangename bezigheid, dan weet ge veel beter wat ge buiten moet doen, en hebt ge slechts op grooter schaal toe te passen, wat ge reeds op kleine schaal in orde bracht. Dit is veel eenvoudiger dan het mogelijk aan sommigen toeschijnt.

Neemt ge nu, wat voor zoo'n kleinen tuin heel goed gaat, voor elken Meter een Centimeter, d. i. maakt ge een schets op 1/100 der natuurlijke grootte, dan kunt ge alles heel gemakkelijk uit elkaar houden en is later het nameten niet moeielijk.

Begin dan met op een vel papier een langwerpig vierkant te teekenen van 40 c.M. lengte en 15 c.M. breedte, zoodat ge dit in de lengte voor U hebt. De onderste lijn van 15 c.M. is het huis, en, daar het steeds wenschelijk is tegen het huis wat ruimte te hebben, nemen we daarvoor 2 Meter.

Ge trekt dus, binnen het vierkant, op 2 c.M. afstand van de lijn die het huis voorstelt een tweede. Deze ruimte houdt ge vrij, hetzelfde of ge daar een straatje wenscht of er grint of schelpen strooit, mits ge maar zorgt dat de grond daar iets (zeer weinig) hooger ligt dan verderop, opdat er geen water kan blijven staan.

Wat ge nu voor den eigenlijken aanleg overhoudt, is 38 Meter lang.

Op het midden van deze lengte, dus 19 Meter van den achtermuur (aangenomen dat daar een muur staat), en even ver van het straatje (dat ik bij het huis veronderstel), zet ge met Uw potlood een duidelijke stip op een Centimeter afstand van den langen zijmuur of schutting, dus van een der lange lijnen.

Nemen we nu aan dat ge dit aan de linkerzijde doet (a)(2).

Hierna zoekt ge weer het midden op tusschen dit punt en de onder- en bovengrens, en zet op beide plaatsen ook een punt, dat echter vier Meter van dien zijmuur—op uw teekening alzoo 4 c.M.—verwijderd is (b).

Ge hebt nu de lengte tusschen het straatje bij het huis en den achtermuur in vier gelijke deelen verdeeld: het middelste punt staat echter veel dichter bij de zijlijn dan de beide anderen.

Nu neemt ge een punt uit den achterhoek en wel zoo dat ge dien hoek in twee gelijke deelen splitst. Dit punt neemt ge 5 Meter (dus 5 c.M.) uit den hoek (c).

Dit is dus een vijfde punt en als we er nu nog twee plaatsen, hebben we het grondidee voor een symmetrischen tuin met gebogen lijnen van middelbare grootte.

Het eene meet ge uit het midden van de bovenste dwarslijn, van den achtergrond dus, en wel op 2 Meter daarvan af (hier alweer 2 c.M.) (d). Het andere beneden bij het straatje, en wel vlak tegen de zijlijn aan, dus juist in den hoek (e).

Nu komt het er maar op aan, om die zes punten door een zuivere, golvende of gebogen lijn met elkaar te verbinden.

Wat ik met die gebogen lijn bedoel zal u duidelijk zijn, wanneer ge maar een dun stukje balein neemt, dit vasthoudt onder in den hoek bij het laatste punt en dit nu zoo buigt, dat het al de punten raakt. Door op die punten afwisselend aan de ééne en de andere zijde een speld te steken, houdt ge het baleintje tegen en kunt ge daarlangs met potlood die lijn aftrekken.

Die niet ál te onervaren is, doet dit echter gemakkelijker uit de hand, daar men, van punt tot punt teekenende, gemakkelijk een lijn met zuivere bochten krijgt.

Dit gedaan zijnde, doet ge volmaakt hetzelfde aan de rechterzijde. Hiervoor is dus geen verdere verklaring noodig.

Stelt ge U nu die gebogen lijn langs de beide zijmuren of schuttingen als een grasband voor, dan is wat tusschen deze en de grenslijnen ligt een zoogenaamd zijrabat, bestemd ter beplanting.

Nu zullen we trachten een pad te krijgen van het huis uit naar het achtereinde van den tuin en terug.

Eigenlijk hebben wij dit reeds; ge herinnert U dat ik zeide met die ééne gebogen zijlijn het grondidee van den tuin te hebben, en daar is natuurlijk zulk een hoofdpad in begrepen.

Hoe breed zal dit zijn?

Dit hangt natuurlijk van Uwe verkiezing af. Mij dunkt we moesten het op anderhalven Meter stellen; licht toch hebt ge met Uwe vrouw, in den tuin wandelende, een vertrouwelijk gesprek te voeren, en dan is die breedte noodig, om behoorlijk naast elkaar te kunnen gaan, zonder het gras te vertreden. Dit is trouwens voor een tuin van deze afmeting de beste maat; is het stuk grond veel smaller, dan zal men zich met paden van een Meter tevreden moeten stellen, daar anders te veel van de breedte van het terrein afgenomen wordt. Hier houden we, zooals ge spoedig zult zien, nog genoeg over.

Dit pad nu verkrijgt ge op de gemakkelijkst mogelijke wijze. Hebt ge bij geval een potlood-passer? Open dien dan op 1½ Centimeter, plaats de stalen punt precies op de gebogen lijn, en met het potlood naar binnen. Volgt ge nu met den passer die lijn, zorgdragende dat ook de potloodpunt op het papier rust, dan teekent dit een met de andere precies evenwijdig loopende lijn.

Die een juist gezicht heeft, kan deze evenwijdige lijn wel uit de hand trekken. Vertrouwt ge U daarop niet, en hebt ge geen zoodanigen passer, meet dan met een gewonen passer of met een strookje papier maar 1½ cM. naar binnen, en doe dat op zooveel plaatsen als gij noodig acht, altijd zorgende de richting waarin ge meet naar den loop der bocht te wijzigen, en trek dan de lijn over die punten.

Daar hebt ge nu den tuin reeds vóór U. Wat het pad is, loopt immers terstond in het oog; aan de buitenzijde daarvan hebt ge de straks genoemde rabatten, en in het midden ligt een langwerpig perk, dat ongeveer 34 Meter lang, op het midden het breedste (10 Meter), en op de beide smalste gedeelten nog 5 Meter breed is.

Een enkele blik op deze ruw door U getrokken schets doet U reeds opmerken dat er toch nog iets aan ontbreekt. Ik zal U zeggen wat dit is. Ge ziet geen andere communicatie tusschen die twee paden dan aan de beide einden van den tuin. Dit moet anders wezen; ook is die communicatie zeer gemakkelijk te verkrijgen, en wel op twee plaatsen.

Zet even een potloodstip op 30 Meter uit het huis gemeten midden op het blad papier (f), en een andere op 14 Meter uit de lijn die het huis voorstelt (g). Als ge nu de grenslijnen van het perk over die beide punten met een gebogen lijn vereenigt, krijgt ge in het groote perk den omtrek van een ei (A).

Dit perk loopt bij het straatje rond toe. Wanneer ge nu ½ Meter binnen de lijn aldaar een tweede trekt, dan krijgt ge een half ovaal, dat ge gemakkelijk tot een geheel zult kunnen maken (B). Zoo krijgen we een tweede veel kleiner perkje in dat middenvak. Daartusschen blijft dan een ruimte van p. m. 6 Meter lengte open. Die nu van veel communicatie houdt, kan daar een pad maken; ik voor mij zou die ruimte liever voor gras bestemmen, daar de afstand toch zoo groot niet is, en we iets hoogerop een tusschenpad krijgen. Boven dat eivormige perk toch bleef in het middenvak een ruimte van 6 Meter breedte en 10 Meter lengte over. Als ge nu midden daarin, op 6 Meter uit den achtermuur, een punt plaatst, en uw passen op 3 Meter zet, trekt ge daar een cirkel van 6 Meter middellijn (C). Dan zal die cirkellijn, juist de breedte van een pad van dat eivormige vak afblijven, en veegt ge de potloodstreep daar aan beide zijden nu weg, dan ligt dat communicatiepad zóó duidelijk vóór U, dat het U is als staat ge er midden in.

De bovenlijn van dien cirkel is zeker volkomen zuiver. Zoo gij uw eersten omtrek ook geheel zuiver hebt gemaakt, zal hij daar juist over de lijn heenloopen; anders veegt ge uit waar dat niet het geval is; zoo is het daar ook met de lijn van het buitenrabat, die ge nu, op 1½ Meter, (resp. 1½ c.M.) van die zuivere cirkellijn teekent.

Zulk een kleine correctie, die overigens van ondergeschikt belang is, volgt altijd wanneer men uit de hand getrokken bochten met die welke met een passer getrokken zijn vergelijkt.—

Nu zult ge zien dat ge, op 10 Meter afstand van het huis, links en rechts tegen den muur of de schutting nog al groote open vakken hebt gekregen. Deze beide ruimten kunt ge goed gebruiken voor bloemperken in ovalen vorm van 6 à 7 Meter lengte en die aan de voorzijde het beloop van het rabat volgen. Ge kunt ze er gemakkelijk in teekenen, als ge maar ongeveer 3 M. binnen die lijn blijft, waardoor ge aanduidt dat daar een breede grasband moet komen. Die beide bloemperken, vlak over elkander, en het grasveldje dat daar in het middenvak geprojecteerd is, zullen, met het bloemperkje bij het huis een aardig geheel maken, vooral wanneer het groote, eivormige middenvak met kloeke heesters bezet is.

Ook op 30 Meter van het huis is, links en rechts, nog al ruimte. Zijt ge er op gesteld, dan zoudt ge aan ééne zijde—de zonzijde—ook daar een klein bloemperkje of een bloemrand kunnen maken. Ge kunt daar echter ook nog op andere wijze partij van trekken, gelijk wij later zullen zien.

Nu is uw ontwerp af. Het is een tuin, in de gegeven omstandigheden zoo eenvoudig mogelijk, maar die, goed aangelegd en netjes onderhouden, U alles zal kunnen geven, wat van zulk een oppervlak billijk verlangd kan worden.

Het zal U nu ook wel duidelijk zijn hoe ge dit plan, zonder veel moeite, kunt ten uitvoer brengen.

Gemakshalve teekent ge bij al de hierboven opgegeven punten de afstanden aan, hetzij uit het huis, van het veronderstelde straatje, uit den achtermuur of schutting of uit de zijmuren of schuttingen of eindelijk uit de hoeken; dan behoeft ge dit niet telkens na te meten. Ge zoekt nu buiten diezelfde punten op, waartoe ge, in plaats van een passer, een maatlint gebruikt, en steekt daar stevige stokken in den grond, 't welk gemakkelijk gaat, omdat die pas losgemaakt is. Vreest ge nu die bochten uit de hand niet zuiver genoeg te zullen kunnen trekken, zet er dan eerst nog even zooveel stokken tusschen, waarvoor ge nu de plaatsen op uw teekening wel zult kunnen vinden, en neem dan een paar tuinlatten, die ge om den anderen achter en vóór die stokken brengt; dan krijgt ge zuivere bochten, wanneer ge op korten afstand (1 Meter b.v.) kleine stokjes of paaltjes langs die lat in den grond zet, waarna ge haar weer wat verder kunt gebruiken.

Een tuinarchitect zou om zulk een manier van werken lachen; mogelijk zou hij de geheele aanleg, als hij uw teekening zag, wel wat simpel vinden; maar ge roept er geen tuinarchitect bij, en kiest den gemakkelijksten en zekersten weg om tot uw doel te komen. Mijn zaak is het thans, U op dien weg te brengen, en, wanneer ge de boven gegeven aanwijzingen geregeld op het papier hebt in toepassing gebracht, zult ge zelf erkennen dat dit nu juist geen heksenwerk is.

Ik mag immers wel aannemen dat zij, die zich in zulk een geval bevinden, er ernst van maken, en dan hebben ze niet veel meer dan een uur, laat 't het dubbele zijn, noodig, om de boven aangegeven lijnen te teekenen. Zijn ze zoover, dan zijn ze een heel eind op weg, want kon men 't in het klein teekenen, dan kan men het zeker ook in het groot herhalen.

Nu kome men niet aan met de naieve opmerking dat iedereen geen regelmatig stuk grond heeft van 40 bij 15 Meter, want dat weet ik natuurlijk ook wel. Wanneer hij, die nooit iets aan zulk werk deed, echter eerst maar eens dit denkbeeld op een blad papier verwezenlijkt, zal het verschil al heel groot moeten zijn, zoo hij, met den omtrek van zijn beschikbaren grond er naast, niet begrijpt met welke wijzigingen hij er kan komen.

Ook was het eigenlijk alleen mijn doel duidelijk te maken hoe men het moet aanleggen, om voor een kleinen tuin een gemakkelijk uitvoerbaar plannetje te krijgen.

Bovendien zijn er vele stadstuinen van dezen vorm, zij het dan ook dat ze wat kleiner of wat grooter zijn. Ontmoet men nu bij het geheel veranderen daarvan moeielijkheden, b.v. staat er een boom, dien men bepaald wil behouden, dáár, waar volgens ons ontwerp een pad zou komen, dan wijzige men dit zoo, dat hij niet hindert en zoo gunstig mogelijk uitkomt.

Het is daarom in zulke gevallen goed van twee kanten, uit den zijmuur en den achtermuur of schutting of wel uit het huis, op te meten waar hij staat, en die plek met een kruisje aan te duiden, nog vóór dat men de gebogen lijnen gaat teekenen, omdat het beloop daarvan allicht door zulk een boom gewijzigd wordt.

Eindelijk merk ik nog op, dat het zaak is dit werk zoo vroeg mogelijk in het voorjaar te ondernemen, en den grond reeds vooraf, als 't kon in het najaar of, bij niet vriezend weer, in den winter, in orde te doen brengen.

Ook is in den winter het maken van zulk een plannetje een zeer aangename bezigheid; men kan het dan een poosje laten liggen, het later nog eens bezien, hier en daar wat wijzigen, zoodat men het geheel in zijn hoofd heeft als het op 't ten uitvoerbrengen aankomt.

Voor later gemak kan men alles wat gras moet worden met gekleurd potlood groen maken, waardoor het gezicht erop nog gemakkelijker wordt. Ook overlegge men vooraf goed wat men hier, wat dáár wil planten, teneinde het benoodigde in tijds te kunnen bestellen; voor de hierop betrekking hebbende aanteekeningen is op het planteekeningetje ruimte genoeg, zelfs nog wanneer men dit op de helft der hierboven aangenomen grootte, dus op 1/200 teekende (dit is dus voor elken Meter ½ Centimeter).

Zien we nu eerst eens hoe men het moet aanleggen met het gras, en ook waarmede, waar en hoe men zulk een kleinen tuin behoorlijk kan beplanten.

Beknopte handleiding voor eigenaars van kleine tuinen

Подняться наверх