Het Eiland Vlieland en Zijne Bewoners
Реклама. ООО «ЛитРес», ИНН: 7719571260.
Оглавление
Allan Francis. Het Eiland Vlieland en Zijne Bewoners
EERSTE HOOFDSTUK
ALGEMEENE BESCHOUWING VAN HET EILAND VLIELAND
TWEEDE HOOFDSTUK
DERDE HOOFDSTUK
BIJZONDERE GEBOUWEN EN INRIGTINGEN
VIERDE HOOFDSTUK
VLIELANDS BEVOLKING
AANTEEKENINGEN
Отрывок из книги
Het eiland Vlieland, dat thans ééne gemeente uitmaakt, behoort als zoodanig tot het arrondissement Hoorn, kanton Medemblik.
Het ligt op een half uur afstands N. O. van het eiland Texel, welke ligging naar men meent, zeer geschikt zou zijn tot eene vereeniging met laatstgenoemd eiland, en vatbaar voor eene bedijking, waardoor eene uitgestrektheid lands zou worden aangewonnen van p. m. dertig duizend bunders, grootendeels bestaande uit zeer goede kleigronden.
.....
Onder de vele geduchte stormvloeden, welke ons vaderland in den loop der eeuwen teisterden, moeten vooral ook genoemd worden de St. Juliaansvloed van 1164 en de Allerheiligen-vloed van 1170. Deze zoo hoogst noodlottige vloeden, en vooral de eerstgenoemde, rigtten in ons vaderland de ontzettendste verwoestingen aan. Het water, door den geweldigen en aanhoudenden orkaan voortgestuwd, rees zoo hoog, dat de zee, volgens geloofwaardige berigten, zelfs tot Utrecht opliep, voor welke stad men toen kabeljaauw en anderen zeevisch ving. Gansch Noordholland en Friesland werden overstroomd; de landen op de Waard, reeds eenmaal aan de baren onttogen, werden andermaal ingezwolgen; terwijl er een gat scheurde tusschen de eilanden Vlieland en Texel, en de golven zich eenen weg baanden tot nabij de Hondsbosschen, zoodat het land, waarop Huisduinen, den Helder en Texel lagen, kort hierna een eiland werd genoemd.
In Friesland vooral, was de schade aan de binnendijken zoo belangrijk en groot, dat vele eigenaars der omliggende landerijen, niet bij magte, om in de herstelling te kunnen voorzien, hunne landen aan de kloosterheeren van Lidlum en Ludingakerk gaven en dezelve verlieten6. De abten en monniken van beide kloosters zagen het in, wat voordeel zij voor zich en voor hunne opvolgers van de noodige bedijkingen zouden kunnen erlangen. Die van het eerstgenoemde klooster, hadden reeds een steenen huis (stins) gebouwd, en ook het Monnikenhuis te Weidum gesticht, met oogmerk, om door hunne leekebroeders de aangeslibte gronden tot bezaaijing of ossenweiden te doen bewerken. Zij trachtten nu nog grootere voordeelen te genieten, en sloten derhalve eene overeenkomst met alle omliggende eigenaren, waarbij zij zich verbonden om de kosten van de geheele bedijking van het Oudland te dragen, tegen het genot der voordeelen van den aanwas. Zoo ontstond de dijk om de Middelzee, van Minnertsga over Rauwert naar Stiens, en zoo werd eerlang deze geheele plas in vruchtbaar land herschapen. Dit gaf, zoo als trouwens ligtelijk is na te gaan, aan de reeds rijke kloosters aanzienlijke voordeelen. Dan, wel verre dat de kloosterlingen zich met hetgene zij bezaten, tevreden zouden gesteld hebben! Integendeel, met de vergrooting hunner rijkdommen, nam ook de begeerte tot het bezit van meerdere schatten toe: met de uitbreiding hunner bezittingen, wies ook de zucht om hunne schatkist te stijven, te meer aan. Om de aanslibbing te bespoedigen, hunne landerijen tegen overstrooming te beveiligen, en door eene gemakkelijke communicatie den bloei van hunnen handel te bevorderen, lieten zij onderscheidene doorgravingen en waterleidingen maken, welker aanleg, gelijk zulks, helaas! te laat bleek, de treurigste gevolgen na zich sleepte. Het was vooral de vermaarde abt van Lidlum, Gerhardus, die den kloosterlingen den aanleg van een kanaal tusschen Vlieland en Terschelling, ontried. Zijne wijze raadgevingen en gegronde aanmerkingen leden echter schipbreuk op de waanwijsheid en het eigenbelang der ontwerpers, en, zoo als wij bevorens reeds hebben aangemerkt, volvoerden zij in 1213 hun plan van kanalisatie, dat in lateren tijd zoo grooten invloed oefende op de gesteldheid der Zuiderzee in het algemeen. Immers, zij lieten eerst eene gracht graven van Harlingen tot aan Grind7, welke thans nog het gewone vaarwater is, en de Harlinger Jetting (d. i. uitwatering, gieting) genoemd wordt, en van daar de Slenk of Monnikensloot tot aan het eiland; en dit een en ander gaf aan het steeds meer en meer indringende geweld der Noordzee, van tijd tot tijd gelegenheid om ten Westen en Noordwesten van Friesland, en later ook meer zuidelijk, al het land te verwoesten8.
.....