Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 01: De Boomvogels.

Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 01: De Boomvogels.
Авторы книги: id книги: 738659     Оценка: 0.0     Голосов: 0     Отзывы, комментарии: 0 0 руб.     (0$) Читать книгу Скачать бесплатно Купить бумажную книгу Электронная книга Жанр: Природа и животные Правообладатель и/или издательство: Public Domain Дата добавления в каталог КнигаЛит: ISBN: http://www.gutenberg.org/ebooks/28746 Скачать фрагмент в формате   fb2   fb2.zip Возрастное ограничение: 0+ Оглавление Отрывок из книги

Реклама. ООО «ЛитРес», ИНН: 7719571260.

Оглавление

Brehm Alfred Edmund. Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 01: De Boomvogels.

Algemeene beschouwingen over den bouw en de levenswijze der Vogels

Eerste Orde. De Boomvogels (Coracornithes)

Отрывок из книги

Als de hoogst ontwikkelde Vogels beschouwen wij met Fürbringer de Boomvogels. Op grond van nauwgezette onderzoekingen van het inwendige samenstel der Vogels vereenigt hij onder dezen naam de zeven onderorden van de Kleine Vogels, Knaagsnaveligen, Zitvoetigen, Platsnaveligen, Koekoekvogels, Baardkoekoekvogels en Rakvogels. De eerste rang komt toe aan de Spechtmuschvogels of Kleine Vogels (Picopasseriformes); zij worden verdeeld in vijf groepen: de Muschvogels, de Springvogels of Schijnzangvogels, de Spechtvogels, de Snorvogels of Groothandigen en de Muisvogels. Bovenaan staan de Muschvogels.

Meer dan de helft van alle Vogelsoorten wordt tot dusver nog vrij algemeen onder den naam Muschvogels (Passeres) samengevat. Het is moeielijk algemeene kenmerken voor deze groep op te geven wegens de veelheid en de verscheidenheid van de hiertoe behoorende vormen. De grootte van deze Vogels wisselt af binnen veel wijdere grenzen dan in een der andere groepen, n.l. tusschen die van den Raaf en die van het Goudhaantje. Niet minder opmerkelijk is het verschil, dat bij vergelijking van de snavels, de voeten, de vleugels en de staarten, van de gesteldheid en de kleur van het vederenkleed wordt waargenomen. Het zal wel niet mogelijk zijn van den snavel der Muschvogels een ander gemeenschappelijk kenmerk op te geven dan dat hij middelmatig lang is en geen washuid heeft. Van de pooten kan alleen gezegd worden, dat de bevedering van het onderbeen zich tot aan het spronggewricht uitstrekt, dat de hoornlaag die den loop bekleedt, aan de voorzijde uit groote platen bestaat (meestal zeven), dat de voet sierlijk gebouwd is en dat de binnenteen, die gewoonlijk dikker en langer is dan de tweede teen (of binnenste voorteen) een achterwaartschen stand heeft. Voorts verdient vermelding, dat het onderste strottenhoofd bij de meeste Muschvogels bijzonder sterk ontwikkeld is en door 2 à 5 paar spieren, die over de voor- en achtervlakte verdeeld zijn, bewogen wordt.

.....

Het verbreidingsgebied van den Braamsluiper omvat den geheelen gematigden gordel van Europa en Azië; noordwaarts strekt het zich uit tot Lapland, oostwaarts tot China, zuidwaarts tot Griekenland; op den trek begeeft hij zich tot in Centraal-Afrika en Indië.

Bij ons broedt hij vrij algemeen, vooral in boschjes langs den duinkant, in den omtrek van boerenwoningen en zelfs in stadstuinen op heesters of ook op lage takken van boomen; hij komt gemiddeld 22 April, soms eerst in Mei; in September verlaat hij ons weder. De Braamsluiper is een zeer montere en lieftallige Vogel, die bijna nooit lang op dezelfde plaats verblijf houdt, maar altijd in beweging is, gaarne met andere Vogels stoeit en met zijne soortgenooten krijgertje speelt; intusschen let hij niet op de tegenwoordigheid van den mensch en speelt onbeschroomd in diens nabijheid. Bij guur en vochtig weder staan zijne veeren soms ruig, overigens ziet hij er altijd glad en slank uit; hij sluipt en huppelt behendig van tak tot tak en wordt hierdoor licht uit het oog verloren door den persoon, die zijne bewegingen nagaat. Hoewel hij gemakkelijk en vlug door de struiken huppelt, kost de beweging op den grond hem veel inspanning; slechts zelden daalt hij daarom op den bodem af. Hij vliegt met gemak en snel, wanneer hij groote afstanden moet afleggen, maar in andere gevallen op een fladderende en onvaste wijze. Zijn lokstem is een smakkende of klappende, zijn angstroep een kwakende toon. Zeer dikwijls hoort men het mannetje zingen. Dit gezang “bestaat uit een lang aangehouden zacht geluid, uit allerlei bij afwisseling kwetterende en zacht fluitende, soms piepende tonen, waaraan als slot een korter “forto” wordt toegevoegd;” dit slotaccoord, waardoor zijn lied zich onderscheidt van dat van alle andere Grasmuschsoorten, in een tjingelende of klapperende triller.

.....

Добавление нового отзыва

Комментарий Поле, отмеченное звёздочкой  — обязательно к заполнению

Отзывы и комментарии читателей

Нет рецензий. Будьте первым, кто напишет рецензию на книгу Het Leven der Dieren: Deel 2, Hoofdstuk 01: De Boomvogels.
Подняться наверх