Читать книгу De martelaars der wetenschap - Gaston Tissandier - Страница 4
VOORREDE.
ОглавлениеDe Martelaars der Wetenschap heet dit boek. Het heet zoo in navolging van den ouden »Martelaarsspiegel”, waarin de daden werden vermeld, de moed en de godsvrucht verheerlijkt van die helden, die voor hun geloof wisten te sterven. Niet over deze, over andere geloofshelden handelt dit boek. Het wil een spiegel zijn, waarin gij de martelaars der wetenschap aanschouwt, hun geloof, hun strijd, hun lijden.
Groot zeker zijn de zegeningen, die de eigenlijke martelaars ons hebben geschonken. Zij, die voor een godsdienstige overtuiging hebben geleefd en gestreden, hebben tegenover het doodend gezag van Staat of Kerk de vrijheid des geestes gehandhaafd. Zij hebben de liefde onderhouden voor het onderzoek en voor de waarheid, waar deze aan banden werden gelegd. Zij hebben ons getoond welk een vrede, welk een blijdschap er blijft, ja groeit, te midden van vervolging en druk. Zij hebben ons geleerd alles op te offeren voor de heiligste, innigste overtuiging. Uit de theaters en renperken, van de schavotten en de brandstapels, uit de gevangenissen en uit de ballingschap, uit het stil en onderworpen, maar volhardend en onverschrokken lijden dezer helden en heldinnen gaat een kracht uit, die u ook dan bezielt, wanneer de overtuigingen, waarvoor zij vielen, de uwe niet zijn.
Een paar martelaars, die van godsdienstvervolging te lijden hadden, komen op de volgende bladzijden voor. Daar hebt gij een Servet, een Palissy, een Ramus en anderen; maar welk een boek ware dit werkje geworden, wanneer het ook een martelaarsspiegel in de oude beteekenis van het woord had willen zijn. Want de godsdienst heeft de meeste martelaars. De godsdienst brengt de harten in beweging, wekt de aandoeningen op, en bezielt den mensch met een liefde en geestdrift, die van geen wijken weten. Aan de eene zijde verheft hij den man der hervorming boven alle vrees, elk schikken en plooien; aan de andere zijde vervult hij den man des behouds van het denkbeeld, dat toegeven ontrouw en verraad is. Iedere godsdienstige hervorming is gekocht ten koste van strijd en bloed. Het is waar, wat er gezegd is: wij zijn duur gekocht. De schimmen van zoovelen, die in Rome vielen, staan voor ons op. Zij werden aan palen verbrand, zij moesten in het theater de treurspelrollen vervullen, op het einde waarvan zij een echten dood stierven door zwaard, vergif of verminking, zooals het stuk het meebracht. De schimmen rijzen voor ons op van de Albigenzen, voortgedreven, verjaagd, zich verschuilend voor de vervolging. Johan Huss, onze vaderen, de Hugenoten, door de dragonades van schuilplaats tot schuilplaats nagezeten en over de kling gejaagd, door de dweepzucht aan de banken der galeien geketend: het rijst alles voor ons op in den grooten Martelaarsspiegel van den godsdienst, en boven die allen verheft zich Golgotha’s heuvel met het kruis,—dat kruis, ’t welk voor het christelijk gevoel het lijden heeft geadeld, allermeest waar het geleden wordt voor beginselen van menschenliefde, vrede en waarheid. Aan al deze martelaars zijn wij onze vrijheid verschuldigd, aan al deze martelaars dankt het geweten de erkenning van zijn heilig recht. Wie hen vergat, zou de grootste weldoeners van de menschheid vergeten, de verdedigers van onze edelste schatten.
Doch ook de wetenschap heeft hare martelaars. Genieten wij de zegeningen der beschaving, zijn wij door haar verlicht geworden, ook als kinderen der beschaving zijn wij duur gekocht, duur gekocht door het lijden en strijden, door de tranen en de opofferingen van onze broeders. Ook op dit gebied geen vordering zonder kamp, zonder worsteling.
Daar is in de wereld een groote neiging om de dingen te laten zooals zij zijn, een neiging des behouds. De wereld zoekt haar zelfbehoud, het behoud van zich zelve, zooals zij op een gegeven oogenblik is. Telkens wordt zij door de kracht van een genie voortgestuwd; maar ter plaatse, waar zij door die kracht gebracht is, blijft zij gaarne staan, en telkens weer blijft zij staan, zoodat elke vooruitgang nieuwe inspanning, nieuwen strijd, nieuwe overwinning eischt. Het is niet anders. Moge de goede tijd komen, waarin men den hervormer, den man van nieuwe denkbeelden en uitvindingen, zonder achterdocht, zonder spottenden glimlach aanziet! Die goede tijd zal komen. Immers naarmate de wetenschap zich uitbreidt en er nieuwe overwinningen worden behaald, wordt het rijk der rede en dat der kennis grooter en dat ongelukkige rijk der duisternis, des bijgeloofs en des vooroordeels kleiner, waaruit al de kuiperijen, al de tegenstand, al het zuchten, dood en verderf voortkomen. Ja, die goede tijd komt. Edison’s uitvindingen mogen een ongeloovige vraag wekken: men is wijs geworden en oordeelt niet zonder ze te hebben onderzocht. Het denkbeeld dat de natuur onuitputtelijk is in wonderen zet zich vast, en wij begroeten elke nieuwe uitvinding met blijdschap. Intusschen zullen wij niet vergeten wat er vooraf is gegaan, voordat het zoover met ons is gekomen. Wij willen hen eeren, die onder strijd en lijden het licht hebben ontstoken. Daartoe strekke dit boek. Wij genieten van de voordeelen—mogen wij ook belang stellen in de vraag hoe ze verworven zijn, en gevoel hebben voor die grootheid van ziel, waarmee ze verkregen zijn en waarmee alleen voor het vervolg iets groots verkregen kan worden.
De hier volgende tafreelen zijn grootendeels de vertaling van een fransch werk, getiteld: Les Martyrs de la Science. Sommige gedeelten, die naar mijn oordeel minder belangrijk en kennelijk alleen door des schrijvers vaderlandsliefde ingegeven waren, heb ik achterwege gelaten. Een paar beelden daarentegen, zooals die van Freule Tinne, Spinoza, Balthasar Bekker, Jan Swammerdam e. a.—naar ik hoop niet onbelangrijk—heeft mijn vaderlandsliefde mij er bij doen voegen. Verder heb ik hier en daar, met name aan het slot, een paar indrukken, bij het overbrengen ontvangen, weergegeven.
Dat dit boek den lezer iets leere; dat het, kan het zijn, een goeden, bezielenden indruk nalate; dat het al wat jong is, tot denken, tot arbeid, tot zelfstandigheid, tot volharding aanspore en een gezonde levensbeschouwing bevordere, is mijn wensch.
Jo. DE VRIES.
Haarlem, September 1880.