Marathon
Реклама. ООО «ЛитРес», ИНН: 7719571260.
Оглавление
Gerardus Henri Betz. Marathon
I
II
III
IV
V
VI
VII
VIII
IX
X
XI
XII
XIII
XIV
Отрывок из книги
Simon begaf zich ter ruste. Tegen zijne gewoonte nam hij geen deel aan het nachtfeest, dat den laatsten dag der Panathenaien vooraf ging; nu hij behoorde onder hen, wien de leiding van den stoet was opgedragen, wilde hij zijne krachten sparen voor den volgenden dag en eenige uren ongestoorden slaap genieten. Hij had er anders vaak en veel pleizier gehad, hetzij als mededinger bij den fakkelwedloop, hetzij als eenvoudig toeschouwer, in welke hoedanigheid men allerlei aardige avontuurtjes kon hebben met niet te preutsche meisjes. Maar ook dit trok hem minder aan nu hij dertig jaar was geworden en sedert eenigen tijd ernstig aan trouwen dacht. Evenwel, hij aarzelde voortdurend den beslissenden stap te doen, een meisje zoekend dat hij eenigszins tot leidsman en opvoeder kon strekken, daar hij eene andere opvatting van het huwelijk huldigde dan de Atheners in den regel deden. Een dergelijk meisje had hij echter tot dusver nog niet ontmoet en waar het verkeer tusschen jongelieden van beiderlei geslacht zoo uiterst beperkt was, wanhoopte hij er aan het ooit te vinden.
Vóór dag en dauw stond Simon op, ontbeet met een stuk brood in ongemengden wijn gedoopt en begaf zich naar den buiten-Kerameikos, de wijk waar de feeststoet zou worden opgesteld. Het kostte heel wat tijd eer hij zelf en de overige commissarissen, herauten en tempeldienaars de omvangrijke processie hadden geordend en aan menschen, dieren en wagens de juiste plaats gewezen: aan de groepen van twijgdragende grijsaards, overwinnaars in de wedloopen, hooge magistraatspersonen, fluit- en citerspelers, jongelingen te voet en te paard, hopliten en ruiterij van goeden huize, gezantschappen van stamverwante staten, dragers van wijgeschenken voor de godin, korf- en offergereedschapdraagsters van deftige geboorte, Atheensche burgers en burgeressen, burgerrechtlooze ingezetenen, kudden van runderen en rammen, paradewagens en eindelijk aan het hoofdbestanddeel van den optocht, den in die dagen nog door jonkvrouwen gedragen peplos. Het feestgewaad, door vrouwen en meisjes vervaardigd, was ditmaal bijzonder fraai en vertoonde in schitterende kleuren op saffraanvervigen ondergrond den strijd der goden met de giganten. Eindelijk was alles gereed en begaf men zich langs den voorgeschreven weg naar de akropolis.
.....
Simon zette zijne jonkvrouwelijke studiën voort. Dàt was een aardig meisje, zwart van haar en oogen; zij merkte heel goed dat men haar aardig vond, maar kon het best verdragen. Zij bezat bij al haar levendigheid een gezonden eenvoud en Simon zag haar al in de toekomst, moeder van een talrijk gezin, met denzelfden helderen blik als thans het toezicht houden op krijschende kinderen, wevende slavinnen en voor keuken en kelder zorgen, zooals eene eerzame Atheensche huisvrouw schuldig was te doen. Of echter die gedecideerde jonkvrouw, die vrij wat vasten wil leek te bezitten, wel de meest geschikte deelgenoote zou wezen voor een huwelijk in hooger en intiemer zin, zooals hij beoogde en waarbij hij in den aanvang als gids en leeraar zou moeten optreden? Hij betwijfelde het en wendde het oog naar een tweetal meisjes, blijkbaar vriendinnen, die heel netjes naast elkander liepen en schijnbaar rechts noch links keken. Het eene kende hij wel…
Een nieuwe stoornis in den optocht had plaats. Het Eleusinion was bereikt, toen plotseling een hevig paardengetrappel zich deed hooren en aller blikken zich richtten naar het gedeelte van den stoet, waar de ruiterij zich bevond. Deze, uit jongelieden van de beste familiën bestaande, zonder uitzondering op fraaie paarden gezeten, welken tot kenmerk van echt ras de letter k of s op het kruis was ingebrand, had gedurende de processie manoeuvres uitgevoerd en op elegante wijze geparadeerd. Een der paarden had zich van den aanvang af koppig gedragen, onophoudelijk gesteigerd en was er thans in geslaagd zijn berijder, door stijgbeugel noch zadel gesteund, af te werpen, bij welke gelegenheid hij eene diepe hoofdwond had bekomen. Simon spoedde zich naar de plaats waar het ongeluk gebeurd was. Daar lag de jonge Athener, doodsbleek, het aangezicht met bloed bedekt dat de lichtbruine haren saam deed kleven, in zijn fraaie uitrusting, met den blauwen mantel om het lijf, alleen de rechtervoet van een spoor voorzien, een sierlijken armband om den pols. Het kleine bronzen schild en de groen-bronzen helm met liervormige kamversiering en gouden lauwerkrans, van achteren met een zwaren, witten paardestaart getooid, lagen op eenigen afstand. Het paard, op eens bedaard geworden, als ware het zich bewust iets heel verkeerds gedaan te hebben, werd door een stalknecht weggevoerd.
.....