Читать книгу Kerkhofblommen - Gezelle Guido - Страница 1

TER INLEIDING

Оглавление

1. Guido Gezelle. – Zijn leven en zijne werken. 1

Guido Gezelle werd geboren te Brugge den 1en Mei 1830. Tot October 1846 was hij student aan het College te Brugge en van 1846 tot '50 aan 't Klein Seminarie te Rousselaere. Van October 1850 tot het einde van '53 deed hij zijne priesterstudiën aan het Seminarie te Brugge en keerde toen als leeraar naar Rousselaere terug; hier had hij, achttien jaar oud, zijn eerste gedrukt vers, De Mandelbeke, gedicht.

In 1858 verscheen van hem een eerste bundel: Vlaemsche Dichtoefeningen, eene keuze uit zijne verzen sedert tien jaren; en datzelfde jaar 1858 dichtte en schreef hij, op twee dagen tijds, zijne Kerkhofblommen. In 1862 verscheen, verzameld door twee van zijne leerlingen, een bundel met naam: Gedichten, Gezangen en Gebeden, een Schetsboek voor Vlaemsche Studenten.

In 1860 keerde hij naar Brugge terug en bleef er, tot 1865, onderrector en leeraar in de wijsbegeerte aan het Engelsch Seminarie, en werd toen onderpastor in Sint-Walburgis-parochie, tot in 1871.

Den 17en Juli 1864 stichtte hij een politiek weekblad, 't Jaer '30, dat in 1870 werd gestaakt, en den 2en December verscheen het eerste nummer van een ander weekblad door hem gesticht: Rond den Heerd, een volksblad over letterkunde, wetenschap, geschiedenis, folklore, waarvan hij tot in 1871 den last heeft gedragen.

Den 20en September 1871 werd hij onderpastor der O. – L. – V. kerk te Kortrijk. Liederen, Eeredichten en Reliqua, een derde bundel, verscheen eerst in 1880, doch behoort om zijnen inhoud voor het grootste deel tot de jaren 1860-70.

In den eersten tijd dien hij te Kortrijk doorbracht, hield hij zich alleen met taalstudie bezig; in 1860 was zijn Noordsch en Vlaemsch Messeboekje verschenen; hij droeg veel bij tot De Bo's Idioticon; in 1881 stichtte hij als voortzetting van dit werk zijn eigen tijdschrift tot woordzanting en woordverklaring Loquela en in 1890 stichtte hij nog Biekorf, een twee-wekelijksch blad voor West-Vlaamsche letteren en Wetenschap.

In 1886 gaf hij in het Davidsfonds de Vlaamsche vertaling uit van Longfellow's Song of Hiawatha, de omwerking van eene eerste vertaling door Dr. E. Lauwers.

In 1893 laat hij het eerste van zijne twee meesterwerken Tijdkrans verschijnen, een bundel natuurschilderingen, met al te talrijke gelegenheidsgedichten, en in 1896 het tweede: Rijmsnoer om en om het jaar, waaraan in 1900 de vijfjaarlijksche staatsprijs werd toegekend.

Hij was in 1886, bij de stichting der Koninklijke Vlaamsche Taalkamer, lid geworden van dit genootschap, op welks last hij de uitgave bezorgde van Hennen van Merchtenen's Cronicke van Brabant (1896). Op 't laatste van zijn leven ondernam hij de vertaling van Z.D.H. Mgr. Waffelaert's Meditationes Theologicæ en werd op 30en April 1899 naar Brugge geroepen als Bestuurder der Engelsche Augustijner Kanonikessen; zes maanden later, den 17en November 1899 overleed hij.

Het volgende jaar verschenen zijne nagelaten gedichten in een bundel Laatste Verzen.

II. Zijne Taal

Schrijft Guido Gezelle West-Vlaamsch?

Er is West-Vlaamsch en West-Vlaamsch.

Het eene, dat men de West-Vlaamsche spreektaal kan noemen, is de taal zooals ze door het volk in West-Vlaanderen gesproken wordt en die verschilt van stad tot stad, van dorp tot dorp. Deze taal, of talen liever, zijn niet het West-Vlaamsch, maar de West-Vlaamsche gewestspraken, die bestaan nevens de Oost-Vlaamsche, de Antwerpsche, Limburgsche en Brabantsche.

Op de grenzen dier gouwen loopen de dialekten in malkaar, en, langs eene gamme van kleine verschillen, worden ze op den duur zóó verschillend, dat de Vlamingen van ééne gouw voor die van eene andere somtijds moeilijk te verstaan zijn; zoo zal bijvb. een bewoner van de West-Vlaamsche polders meestal niet eenen Kempenaar verstaan.2

Daarnevens werd in West-Vlaanderen door Deken De Bo en Guido Gezelle en door hunne volgelingen, eene West-Vlaamsche schrijftaal gebruikt, die in eene gansch andere verhouding staat met de taal der overige Vlaamsche gouwen, immers ze staat alléén, en die ook merkelijk van de gesproken taal in West-Vlaanderen verschilt. En hoe?

"Natuurlijk," zegt Gezelle zelf, "zal een Vlaming geen ruw en ongezuiverd Vlaamsch gaan schrijven, zooals hij het op de straat hoort, – evenzoomin zou hij met ongemeulend koorn naar de markt gaan; zoo schrijft hij niet: "'t en è chee waâ," maar: "'t en is geen waar." Niet: "Mettak weg was kwampi," maar: "met dat ik weg was kwam hij."

Gezelle's taal is dus de gezuiverde spreektaal uit West-Vlaanderen. Maar hoe gezuiverd?

Zooveel mogelijk heeft hij voor regel genomen, onze verfranschte en verhoogduitschte taal naar het voorouderlijke Vlaamsch te verbeteren:

"Ik heb liefst naar oude Vlaamsche dichters opgezien en zooveel mogelijk die tale gebruikt, die bij Maerlant en andere te boeke staat en die, Godlof, alhier nog levende gehoord en gesproken wordt."

Het West-Vlaamsch gaf daar aanleiding toe, immers:

"De taal dier oude gewrochten is in West-Vlaanderen met de zuivere volkstaal ééne en dezelfde gebleven.3

Het West-Vlaamsch moet, volgens Dr. Snellaert, in de middeneeuwen grootendeels voor regel in het schrijven gediend hebben; ingezien den bloei van Brugge, Damme en Sluis, zal de taal er met de betere beschaving wel gelijken voet gehouden hebben.4

Tot dat, men mag dus zeggen, Oud-West-Vlaamsch, is Gezelle wedergekeerd, om de spreektaal uit West-Vlaanderen te verheffen, te louteren en te verrijken tot schrijftaal.

III. Kerkhofblommen

1º. Hun ontstaan.

[TER DIERBAER' EN ZALIGER GEDACHTENISSE

van onzen

BEMINDEN BROEDER IN CHRISTO

MYNHEER EDUARD VAN DEN BUSSCHE,

STUDENT IN POESIS

EN LID DER CONGREGATIE VAN O.L.V. ONBEV. ONTV.,

IN 'T KLEEN SEMINARIE TE ROUSSELAERE;

die geboren te Staden op den 10 Januarii 1840, aldaer in den Heere verscheiden is op denderden dag van Meije, wezende heilig-Bloeddag, van 't jaer 1858.

R.I.P.

Zoo der ooit een bloemke groeide

Over 't graf waerin gy ligt,

Of het nog zoo schoone bloeide —

Zuiver als het Zonnelicht,

Blank gelyk een Lelie blank is,

Vonklende als een Roozen hert,

Nedrig als de need're ranke is

Van de Winde daer me op terdt,

Riekend, vol van honing ende

Geren van de bie bezocht —

Nog en waer't, voor die U kende,

Geen dat U gelijken mogt!


G.G.

Eja dulcis anima, eja dulcis rosa,

Lilium convallium, gemma pretiosa,

Cui carnis foeditas extitit exosa

Felix tuus exitus morsque pretiosa!


St. BONAVENTURA.]

Dit is de rouwgedachtenis of het doodsanctje door den Meester opgesteld bij 't afsterven van eenen zijner leerlingen; met zijne studenten trok hij op om de begrafenis bij te wonen. Alles wat hij er zag en hoorde en wat in zijn geest groeide tot beeld, alles wat in zijn hert werd gewekt van gevoelens, schreef hij neer bij het t'huiskomen. Op twee dagen was het af, en korte weken nadien kwam zijn eerste werk uit: Kerkhofblommen, geplukt en bewaerd ter nagedachtenesse van zaliger Mijnheer Edewaerd Van den Bussche, geboren te Staden…

Een meesterwerk.5

2º. Ontleding.

De dichter heeft den gang der gebeurtenissen gevolgd en ze opgeteekend naarmate ze voorkwamen; de beste ontleding zal hierin dus bestaan, dat wij hem volgen, stap voor stap op den weg dien hij vóórging, verwijlend een oogenblik bij iederen tred, om de christenheid en de diepte van zijn gevoelen, de kracht van zijne opvatting, de schoonheid van zijne beelden en de macht van zijne voorstelling te beschouwen, om zijne taal te doorgronden, om, met één woord gansch zijne eigene persoonlijkheid te leeren kennen.

En wil men, zoo kan men er dan eene verdeeling in vinden als volgt:

A. Vóór den Lijkdienst.

1º. Omstandigheden: a. Wie was E.v.d. Bussche?

Verzen: Zoo daar ooit…

Proza. b. Wanneer? Welke ure was't?

Verzen: 't Was de ure dat…

Proza tot aan: Zoo gebeurde 't. c. Waar was de begrafenis?

Proza: Wij wierden ondertusschen…

Verzen: Traagzaam trekt…

2º. Verhaal. a. Het strooien kruis. Lyrische ontboezeming over

't geloof der Vlamingen, en hun gebruik van een kruis van uitgedorschen stroo te leggen waar een lijk voorbij moet. Het uitgedorschen stroo verzinnebeeldt het lichaam zonder de ziel. b. De moeder van den afgestorvene. c. Bezoek bij de kist – en het De Profundis. d. De vader. – Beschrijving door vergelijking, Zijne ziekte, Zedeles en troost. e. De lijkstoet: Het kruis – lyrische strophe. Landelijke natuurbeschrijving: langs den weg, en tegenstelling met de stad. De broeder en de zuster van den overledene.

B. De Lijkdienst.

1º. Vóór de kerk: Uitlegging van zinnebeelden uit de kerkelijke lijkplechtigheden: Klokken. Wijwater.

2º. In de kerk:


C. De Begraving.

1. Laatste plechtigheden.

2. Lijkrede: In deze innig roerende aanspraak is evenmin als in al 't voorafgaande eene klassieke verdeeling te vinden. Dwingt men er den stalen gietvorm op van: Exordium, Confirmatio en Epilogus of Peroratio, zoo dooft men eenvoudig de verhevene zielegloed die door het stuk leeft, en men maakt het belachelijk. Wederom kan men niets beters doen dan de gedachten van den spreker eenvoudig te volgen en aan te teekenen. Na een eerste woord waarin hij: 1. de leeraar, zich tot spreken onbekwaam gevoelt, om hier zijn dagelijksche les te geven, 2. en aan den engel des doods zijne taal leent, richt hij zich 1º. tot den afgestorvene en roemt zijne deugden: a. zijne zuiverheid; b. zijnen ootmoed; c. zijne liefde en eerbied voor ouders en meesters; d. zijn verlangen naar het heilig priesterdom. 2º. tot de ouders van den afgestorvene: a. zijnen vader wiens troost, b. zijne moeder wier hoop hij is in den hemel. 3º. tot den grond van zijn dierbaar Vlaanderen.

En hij eindigt met een roerend: tot wederziens!

C. GEZELLE.6

1

Z. Gesch. d. Vlaamsche Letterkunde van het jaar 1830 tot heden. Th. Coopman en L. Scharpé. Antwerpen 1899. 10e aflev.

2

Men raadplege daarover: Van de Schelde tot de Weichsel, J.A. Leopold en L. Leopold. 2 deelen, Groningen 1882.

3

Dichtoefeningen, Verantwoordinge.

4

ibid. ibid. en Belgisch Museum, 8e d., bl. 159.

5

Dietsche Warande en Belfort, Febr. 1900, bladz. 110-111.

6

Die korte inleiding werd geschreven op verzoek van den Uitgever en ten gerieve van de studeerende jeugd onzer bisschoppelijke colleges.

Kerkhofblommen

Подняться наверх