Ontdek je sterke verhaal

Ontdek je sterke verhaal
Автор книги: id книги: 2110455     Оценка: 0.0     Голосов: 0     Отзывы, комментарии: 0 846,26 руб.     (8,41$) Читать книгу Купить и скачать книгу Электронная книга Жанр: Языкознание Правообладатель и/или издательство: Bookwire Дата добавления в каталог КнигаЛит: ISBN: 9783991075813 Скачать фрагмент в формате   fb2   fb2.zip Возрастное ограничение: 0+ Оглавление Отрывок из книги

Реклама. ООО «ЛитРес», ИНН: 7719571260.

Описание книги

In Ontdek je sterke verhaal biedt Ignace de Haes aan de hand van zeven vragen een handreiking hoe mensen hun eigen 'story' kunnen vertellen en zich daarmee bewust worden van hun bijzondere eigenschappen en ervaringen.
In zijn werk als loopbaanbegeleider aan de Radboud Universiteit werd het de auteur al snel duideli­jk dat diploma en ervaring niet doorslaggevend zijn om ergens aangenomen te worden. Er is immers altijd wel iemand die betere cijfers en meer ervaring heeft dan een afstuderende student. De Haes' uitgangspunt is dat authentieke verhalen en het formuleren van memorabele zinnen perspectief en levenszin bieden. Iedereen heeft een sterk verhaal. De kunst is om dat te ontdekken.

Оглавление

Ignace de Haes. Ontdek je sterke verhaal

Colofon

Omslagfoto, lay-out & zetting: novum publishing

Voorwoord: in den beginne. In den beginne schiep God hemel en aarde. Er zijn maar weinig zinnen die zo bekend zijn als de openingszin van de Bijbel. Ik begin met deze zin omdat zelfs deze zin een andere betekenis kan krijgen. Dat laat Ellen van Wolde zien; zij is werkzaam als hoogleraar Oude Testament op dezelfde faculteit waar ik ook werkzaam ben als loopbaanbegeleider: de faculteit Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen van de Radboud Universiteit. Ellen van Wolde betoogt dat ‘in den beginne’ verkeerd is geïnterpreteerd. Het Hebreeuwse woord beresjiet mist het lidwoord. Dat betekent volgens Van Wolde dat het niet gaat om het begin van de schepping, maar om het begin van wat er vervolgens gezegd wordt: het begin van het verhaal. Het verhaal wordt namelijk geschapen en niet de schepping. Elk verhaal begint immers met een begin, ook dit verhaal. Wat zij laat zien is dat elk woord en elke zin een andere betekenis kan krijgen. Dat laat Van Wolde ook zien met behulp van het woord ‘God’. Het gaat namelijk niet om één God. In het Hebreeuws staat hiervoor het woord ĕlōhîm, dat op zichzelf een meervoudig grammaticaal woord is en ‘godenverzameling’ betekent. Er zijn dus meerdere goden in de Bijbel actief geweest. Het verhaal begint met een godenverzameling die. de hemel en aarde van elkaar scheidt. Het is met een ander woord uit die beginzin van de Bijbel waarmee Van Wolde de wereldpers gehaald heeft. Scheppen komt van het Hebreeuwse woord bara en volgens Van Wolde is bara tot nu toe altijd verkeerd vertaald. Bara betekent volgens haar namelijk niet scheppen maar scheiden. De eerste zin van de Bijbel is dus: ‘In den beginne scheidde God hemel en aarde’. Als je dit goed tot je door laat dringen, betekent dit dat de hemel en de aarde er al waren toen God (of een verzameling goden) ten tonele kwam om ze vervolgens uit elkaar te halen. Slechts één gewijzigd woordje kan niet alleen een verhaal veranderen, maar ook een al eeuwen bekend wereldbeeld. Die wereld komt er ineens heel anders uit te zien. Hemel en aarde waren een geheel en God heeft ze uit elkaar gehaald. Alleen al het idee dat slechts één woord een wereldbeeld op zijn kop kan zetten, is voor mij dé grandioze ontdekking. Door bestaande woorden zoals beresjiet, ĕlōhîm en bara een andere betekenis te geven, kan het perspectief totaal kantelen; ook al is dat perspectief eeuwen oud. Dat geldt niet alleen voor de wereld van de Bijbel, maar ook voor de hedendaagse wereld hier op aarde. Iedereen heeft de mogelijkheid om aan woorden en begrippen andere betekenissen te geven, waardoor het leven zomaar kan kantelen. De hemel is één met de aarde en is in potentie al aanwezig in de mens. In den beginne, in beginsel, kan hier een ander verhaal starten. Ook een levensverhaal kan van betekenis veranderen. Ik gebruik veel voorbeelden uit de praktijk om te laten zien hoe het kantelen werkt en hoe een levensverhaal kan veranderen door het anders interpreteren van woorden en zinnen. Hieronder komt het eerste voorbeeld van de velen die gaan volgen, waarbij in dit geval één veranderde letter het verschil maakt. Slechts één letter verschil: doodlopen wordt doorlopen. Ik liep hard, ondanks mijn slechte fysieke gesteldheid, maar het was nooit ver genoeg. Op die bijna fatale dag heeft mijn grootste kwaliteit mij bijna de das omgedaan: mijn doorzettingsvermogen. Hardlopen was voor mij letterlijk doodlopen. Gelukkig heb ik deze doodlopende weg kunnen verlaten en gebruik ik mijn eigen ervaringen om anderen te laten zien dat elke weg zin heeft en nooit doodlopend hoeft te zijn maar doorlopend. Bij Van Wolde gaat het om één woord en bij bovenstaand voorbeeld gaat het slechts om één letter: de letter ‘d’ wordt een ‘r’. Doodlopen wordt doorlopen. Dood wordt leven. Diploma en ervaring zijn niet doorslaggevend. In 2012 kwam de Radboud Universiteit op het idee om studenten te begeleiden naar de arbeidsmarkt. Tot die tijd was daar geen aandacht voor, omdat over het algemeen werd aangenomen dat iedereen die afstudeert in de wetenschap terecht zou komen. Wanneer dat onverhoopt niet het geval was, wist de student vanzelf de weg naar de eerste baan wel te vinden. Deze gedachte bleek onjuist. Minder dan tien procent van de studenten gaat door in de wetenschap en rond 2012 was de werkloosheid onder pas afgestudeerde academici hoog. Vanaf die tijd werden universiteiten ook afgerekend op het feit dat ze werkloze academici aan het opleiden waren. Het idee kwam dus niet uit de lucht vallen, maar was een antwoord op externe ontwikkelingen waar tot dan toe onvoldoende op was geanticipeerd. Toen ik begon als loopbaanbegeleider werd mij meteen duidelijk dat diploma en ervaring niet doorslaggevend zijn om ergens aangenomen te worden. Immers, er is altijd iemand die betere punten en meer ervaring heeft dan een afstuderende student. Iets anders zou van doorslaggevend belang moeten zijn; een verhaal waarin je duidelijk laat zien wat jouw toegevoegde waarde is en waardoor jij uit de stapel van sollicitaties gekozen wordt. Hiervoor gebruik ik het woord ‘memorabel’. Je verhaal moet memorabel zijn, wat betekent dat je herinnerd wordt, zelfs nadat er honderd brieven gelezen zijn. Maar hoe kom je aan een goed memorabel verhaal? Ik ben ervan overtuigd dat iedereen een sterk verhaal heeft en dat het juist de kunst is om het te ontdekken. Voor mij is het de uitdaging om die overtuiging bevestigd te zien en antwoord te vinden op mijn vragen. Storytelling. Mijn zoektocht begon via Google. Zijn er wetenschappers of anderen die deze problematiek ook hebben gezien en mensen hebben geholpen om hun verhaal te gebruiken voor een volgende stap in hun loopbaan? Ik zocht op het woord storytelling, een internationaal erkend begrip voor het vertellen van verhalen. Ik kwam uit bij de Amerikaanse hoogleraar in de gedragswetenschappen Mark Savickas. Hij begon zijn carrière als loopbaanbegeleider op een universiteit en kreeg een hekel aan alle testen die studenten moesten invullen. Met cijfers en modellen krijg je te weinig inzicht in de beweegredenen en de talenten van een student. Uit eigen ervaring opperde hij dat vragen als wie ben ik, wat wil ik en wat kan ik, fundamenteel zijn, maar onmogelijk rechtstreeks te beantwoorden. Hij ontwikkelde een methode om verhalen te ontlokken waarmee studenten tot zelfinzicht komen en tegelijkertijd ook zinnen formuleren waarmee ze kunnen solliciteren. In diverse onderzoeken die wereldwijd zijn gehouden, is deze methode inmiddels beproefd en als succesvol ervaren. Waarom zou ik dan een andere methode ontwikkelen, wanneer duidelijk is dat deze methode succesvol is gebleken? Ik zie in de praktijk dat het inderdaad werkt, niet alleen bij het vinden van een baan, maar ook om het eigen leven in nieuw perspectief te plaatsen. Ik maak je graag deelgenoot hoe je jouw eigen verhaal sterk kunt maken en hoe je anderen eventueel daarbij kunt helpen. Inleiding: vormgeven aan je toekomst. Savickas ontvouwt zijn theorie aan de hand van diverse cases. Zo geeft het verhaal van Elaine meer zicht op wat Savickas bedoelt met het ontdekken van je verhaal en hoe je dat kunt gebruiken voor de toekomst. Het verhaal van Elaine. Op een dag ging de telefoon. Savickas kreeg de moeder van Elaine aan de lijn die smeekte of hij haar dochter kon helpen. Elaine had al verschillende counselors gezien, maar niemand was erin geslaagd om haar een goed advies te geven. De moeder van Elaine vertelde dat de counselors gefaald hadden haar dochter te overtuigen eerst biologie te gaan studeren en daarna geneeskunde. Savickas stemde toe om Elaine te zien, op twee voorwaarden: haar dochter moest zelf contact met hem opnemen en de moeder mocht zich nergens mee bemoeien. Elaine was een twintigjarige studente die niet kon beslissen welke studie ze zou gaan doen. Ze woonde nog thuis en voelde de druk van haar moeder om medicijnen te gaan studeren. Ze wist niet of ze dat leuk zou vinden; iets met technische chemie zou haar misschien ook wel aanspreken. Om goed te kunnen volgen hoe Savickas Elaine heeft begeleid, zal ik eerst iets uitleggen over de theorieën van Savickas. Career Construction Theory. Savickas ontwikkelde een model onder de naam ‘Career Construction Theory’ (2005). Hij meent dat het werken aan je loopbaan hetzelfde is als het ontwikkelen van jezelf. Een loopbaan kun je creëren door het maken van je eigen levensverhaal, waarbij het zelf wordt geconstrueerd. Life design (2012) noemt hij dat: het vorm geven aan een goed leven. Die constructie ontstaat door een actieve en creatieve houding waarbij reflectie en taal een doorslaggevende rol spelen. Door je verleden, heden en toekomst in verhaalvorm te formuleren is het mogelijk je eigen leven te herschrijven. Verhalen over het eigen levenspad, drijfveren, toekomstverwachtingen en persoonlijke stijl spelen een nog belangrijkere rol dan de vragen over de carrièremogelijkheden. Carrière en privéleven zijn immers onlosmakelijk met elkaar verbonden. Life design is geen sluitend theoretisch model; het is een betoog waarbij taal een belangrijke rol speelt. De verhalen van mensen zijn de bouwstenen die na een reconstructie tot nieuwe verhalen opgebouwd worden. Savickas heeft het over novel stories. Helaas er is geen mooi Nederlands woord voor, want novel betekent zowel nieuw als roman. Net zoals bij een roman gaat het in het leven uiteindelijk om het plot: de structuur van het verhaal, met alle verwikkelingen en causale verbanden binnen dat verhaal die tot een bepaalde ontwikkeling leiden. In een verhaal zit altijd beweging, het leidt ergens heen en dat is in het leven ook zo. De queeste van Tolkien. Savickas maakt dat duidelijk aan de hand van ‘The Lord of the Rings’. Tolkien heeft het voortdurend over een queeste. Een queeste is een bijzondere zoektocht die het karakter heeft van een levenstaak. In die verhalen gaat het om een avontuurlijke, lange reis met grote hindernissen die de hoofdpersonen moeten zien te overwinnen, al dan niet met hulp. Obstakels zoals wilde rivieren of andere natuurfenomenen worden overwonnen. Vijanden en monsters zijn standaardingrediënten van het verhaal en aan het eind van de reis worden alle hindernissen opgeruimd en het doel bereikt. Obstakels spelen een belangrijke rol, ze veroorzaken de kloof tussen verleden, heden en toekomst. Verhalen overbruggen die kloof. Angst wordt moed; zwakheid wordt kracht; eenzaamheid wordt gezamenlijkheid; verlies wordt victorie. Hieronder volgt een voorbeeld uit mijn praktijk die dat mooi laat zien. Het voorbeeld is van een student die refereert aan The Hobbit, de voorganger van The Lord of the Rings. Net zo eenzaam als Bilbo. Net als de hobbit Bilbo voel ik mij soms onzeker en bang over de weg die voor mij ligt. Bilbo wordt bij de ingang van het woud in de steek gelaten door Gandalf. Hoewel hij samen met een groepje dwergen was, moet hij zich eenzaam en bang gevoeld hebben bij het minder prettige vooruitzicht dat hij Gandalf moet missen tijdens de lange weg naar de Lonely Mountain. Op bepaalde momenten in mijn leven voelde ik mij tot tranen toe geroerd, eenzaam en in de steek gelaten. Om tot een goede queeste te komen dien je drie fases te doorlopen. Savickas onderscheidt constructie, reconstructie en co-constructie. Het begint met het vertellen van je levensverhaal. Dit is een constructie van jouw werkelijkheid. Je verhaalt wat je al over jezelf weet. Meestal ontdek je dan dat je meer weet dan je zelf dacht. Want elke keer dat jij jouw verhaal vertelt, arrangeer jij het verhaal anders. Je maakt reconstructies. Vervolgens reflecteer je op de reconstructie, wat leidt tot nieuwe selecties, andere invalshoeken en nieuwe betekenissen. In de co-constructie wordt aan de hand van het nieuwe verhaal gekeken welke nieuwe acties mogelijk zijn. De queeste en meerdere plots worden geformuleerd inclusief de acties die daaruit voortkomen. Zoals Gandalf in het begin van het verhaal van The Lord of the Rings zegt: ‘The Ring has awoken, it’s heard its master’s call’. Het avontuur begint. De werkelijkheid wordt geconstrueerd via verhalen. Met zijn theorie sluit Savickas aan bij de narratieve psychologie. Het Latijnse ‘narratio’ betekent verhaal. Het is een therapievorm die ervan uitgaat dat mensen constant verhalen over zichzelf vertellen. Deze verhalen krijgen betekenis doordat de verteller vroegere gebeurtenissen in retroperspectief bekijkt, selecteert en ordent. Op deze manier wordt er een nieuw verhaal geconstrueerd. Er ontstaat een nieuwe dynamiek waarbij de toekomst met meer vertrouwen tegemoet kan worden gezien. Ook wordt Savickas geïnspireerd door George Kelly (1955) die de ‘personal construct theory’ ontwikkelde. Omdat de werkelijkheid geconstrueerd wordt op basis van ervaringen en herinneringen is deze werkelijkheid op verschillende manieren te interpreteren. Voor welke interpretatie gekozen wordt, is afhankelijk van hoe iemand zich op dat moment voelt. Kelly zegt dat iedere persoon de capaciteit heeft om andere betekenissen aan het eigen levensverhaal te geven en zo de kijk op het eigen leven te reconstrueren. Niemand hoeft slachtoffer te zijn van zijn eigen biografie, zoals Kelly zegt. Er is altijd een alternatief voorradig. Over het neerhalen van (denk)beelden. Ik kan dit het beste uitleggen aan de hand van het neerhalen van standbeelden. Rondom de antiracismeprotesten in juni 2020 heeft zich een fenomeen voorgedaan dat al een lange traditie kent: beelden neerhalen. De beelden van Romeinse keizers werden na hun dood meestal onthoofd. Zo’n beeld representeerde een bepaalde macht die na de dood van de keizer tot het verleden zou moeten behoren. Dus hakte men het hoofd eraf. In die tijd was de symbolische betekenis van een beeld al duidelijk. Met de opkomst van de media wordt de symbolische waarde van het neerhalen van beelden nog belangrijker. Na zijn dood is Stalin van zijn sokkel gehaald en hetzelfde geldt ook voor Marx en Lenin na de val van de Berlijnse muur. In 2003 werd in Bagdad het beeld van Saddam Hussein van zijn voetstuk gehaald. De leiders van de Verenigde Staten wisten bij voorbaat al wat de symbolische waarde was van het neerhalen van dat standbeeld. Alhoewel Irak nog niet in zijn geheel ‘bevrijd’ was en Hussein nog niet gevangen, moest het neerhalen van dit beeld het idee gegeven dat de Amerikanen als bevrijders het land waren binnengekomen. Achteraf blijkt dat het neerhalen van dit beeld in zijn geheel geënsceneerd is geweest door het Amerikaanse leger om de media mee te krijgen in het ideale Amerikaanse verhaal. Dat is gelukt want in de media werd dit als een van de meest iconische momenten gezien van het jaar 2003. In juni 2020 worden er beelden neergehaald uit protest tegen het latente racisme. Het gaat om beelden van veelal witte mannen die in een (ver) verleden naast goede, ook foute dingen hebben gedaan. In principe gaat het niet over de beelden zelf, maar over wat ze vertegenwoordigen. In de media wordt daarover bericht. Politici van over heel de wereld erkennen dat in de geschiedenis racisme overal aanwezig was. Het neerhalen van de beelden laat zien dat onze denkbeelden over racisme aan het veranderen zijn. Ineens komen er ook andere verhalen uit het verleden naar boven waarvoor nu belangstelling is met de hoop dat in de toekomst minder racisme gaat voorkomen. Er gaan andere standbeelden komen. Wat het neerhalen van die beelden laat zien, is dat we ons eigen verhaal kunnen veranderen. Er wordt al geroepen om nieuwe beelden te maken van figuren die in de historie onderbelicht zijn geweest; vrouwen en slachtoffers. Dit geldt niet alleen voor het collectieve verhaal, maar ook voor het individuele verhaal. Je kunt zelf de denkbeelden neerhalen die je niet meer wenst en andere beelden naar boven laten komen. Ook denkbeelden zijn beelden die uit ervaringen en herinneringen voortkomen. Door een gebeurtenis of een nieuw inzicht kun je ineens anders kijken naar je eigen verleden. Hierdoor kun je een nieuwe invulling aan de toekomst geven en nieuwe beelden vormen. Ieder mens heeft die mogelijkheid en dat geeft een enorme potentie tot verandering en verbetering van de toekomst. Narratieve psychologie. Het is Larry Cochran (1997) geweest die de constructietheorie en de narratieve psychologie bij elkaar bracht en deze de richting van het narratieve loopbaanadvies op heeft gestuurd. Het eigen geconstrueerde levensverhaal kan ook op een positieve manier toekomstgericht gemaakt worden. Het reconstrueren van de realiteit leidt idealiter tot een baan en/of tot persoonlijke groei. Cochran laat het beeldend zien. Er is een verschil tussen een ‘agent, who makes things happen’ en een ‘patient, to whom things happen’. Slagen we er niet in een samenhangend verhaal te creëren, dan overvallen ons gevoelens van zinloosheid en passiviteit. We zijn geen deelnemers meer, maar passieve toeschouwers van ons eigen leven doordat niet helder is welke richting we op willen of welke stappen we moeten zetten. Niet coherente microverhalen. In zijn uitwerking haalt Savickas ook andere wetenschappers aan om zijn theorie te rechtvaardigen, waaronder de Franse filosoof Paul Ricoeur. In zijn boek Time and Narrative (1984) legt Ricoeur uit dat de mens vooral een vertellend wezen is die zijn identiteit kleur geeft door middel van verhalen. Om te weten wie we zijn, zijn we aangewezen op de omweg van het verhaal. Het verhaal is een omweg, omdat het nooit de letterlijke weergave is van onze gedachten, gevoelens en overtuigingen. We maken daarvan een vertaalslag. Bovendien zijn de verschillende verhalen vaak niet coherent met elkaar. Het zijn geïmproviseerde losse stukjes. Het grote geheel ontbreekt en soms zijn die stukjes zelfs met elkaar in tegenspraak. Ricoeur stelt dan ook dat de losse microverhaaltjes uiteindelijk tot een groter verhaal leiden doordat we pas later de causale verbanden tussen de verhalen zoeken. Juist deze microverhaaltjes zorgen ervoor dat de verteller meer bereid is om buiten de eigen kaders te opereren, omdat hij niet binnen bepaalde verbanden hoeft te denken. Die verbanden komen pas later. De kunst is nu om de juiste lijm te gebruiken om de microverhalen zodanig aan elkaar te plakken, zodat dat een coherent macroverhaal ontstaat. In feite is het Ricoeur geweest die Emannuel Macron aan de baan van president van Frankrijk heeft geholpen. Macron is twee jaar lang de assistent van Ricoeur geweest en hij heeft in de aanloop naar de presidentsverkiezingen met succes toegepast wat hij van Ricoeur geleerd heeft. Hij heeft denkbeelden van het linkse en rechtse politieke spectrum met elkaar verenigd die op het eerste gezicht onverenigbaar waren en heeft er daarna een coherent verhaal van gemaakt. Destijds was dat een compleet nieuw verhaal dat vele Fransen aansprak. Ondertussen is door de politieke realiteit dat verhaal verbleekt en is de populariteit van de Franse president niet groot meer. Mooie metaforen. Paul Ricoeur is ook een grote voorstander van het gebruik van metaforen. Een metafoor is een beeldspraak die op een vergelijking gebaseerd is. ‘Pieter is zo koud als ijs’ is een voorbeeld van een metafoor. Pieter is zelf niet zo koud als ijs. Zijn lichaamstemperatuur zal 36 graden zijn. Maar we hangen de betekenis ‘koud als ijs’ op aan de emotionele vaardigheden van Pieter. Metaforen zijn creatieve taalconstructies. Je bent zelf creatief omdat je een deel neemt van de betekenis van een woord en dat verbindt met een woord dat geen verbinding wil aangegaan met de hele betekenis. Maar de persoon die de metafoor interpreteert, moet zelf de verbinding zoeken en kan met heel andere ideeën komen, afhankelijk van zijn context. De woorden krijgen nieuwe betekenissen. Metaforen doen een beroep op het poëtisch vermogen en kunnen abstracte concepten concreet maken. Ze overstijgen de grenzen van het woord zelf en prikkelen de fantasie en het voorstellingsvermogen, waardoor we de wereld anders bekijken dan voorheen. Joost van den Vondel, dichter uit de Gouden Eeuw heeft een bekende metafoor geformuleerd: ‘De wereld is een schouwtoneel. Elk speelt zijn rol en krijgt zijn deel’ Goede metaforen geven een diepere betekenis aan jezelf, zijn memorabel en blijven resoneren. Ze brengen naast een reden ook gevoel over. In het eerste voorbeeld hieronder geeft de woordcombinatie ‘teugels laten vieren’ ook een gevoel van vertrouwen weer, dat zelfs een soort levenswijsheid is geworden. Goede metaforen zijn daarom heel bruikbaar in het formuleren van het eigen verhaal. Ze kunnen in één woord iets weergeven, terwijl je anders daarvoor een hele zin nodig hebt. Ze zijn specifiek genoeg om duidelijk te maken wat je wil en tegelijkertijd laten ze ruimte voor de eigen fantasie. De twee voorbeelden hieronder komen uit mijn eigen praktijk. De teugels laten vieren. Het liefst ga ik met mijn paard de vrije natuur in. Ik leid hem ergens heen met strakke hand, omdat ik weet waar ik heen wil. Als we dan terugkeren, laat ik de teugels vieren in het vertrouwen dat mijn paard zelf de weg terugvindt. Volgens mij is dat ook mijn levensstijl. Niet op een voetstuk staan. Ik ben tegen voetstukken en wil er zelf helemaal niet op staan. Máár ik denk dat ik ambitieus ben in de zin dat ik iets belangrijks wil bijdragen. Ik denk wel dat ik daar ook waardering voor wil krijgen. Wellicht word ook ik dan op een voetstuk gezet, maar mij gaat het er in eerste instantie alleen om dat ik zelf de waarde inzie van waar ik mijn energie in steek. Ik zou het niet erg vinden om op de voorgrond te staan, maar op een voetstuk staan, vind ik niet echt nodig. De wezenlijke vragen. Nu zijn we bijna weer terug bij Elaine. De Career Construction Theory wordt omgezet in Career Construction Counseling en Savickas begint met een vraaggesprek, waarbij zeven wezenlijke vragen van belang zijn. Elke vraag gaat over de eigen persoonlijkheid, maar wordt vanuit een ander perspectief gesteld. De antwoorden op deze vragen vormen de bouwstenen voor het eigen levensverhaal

Dit zijn vragen waarbij je wordt uitgedaagd om over jezelf te vertellen en die zo concreet zijn dat je je er iets bij kunt voorstellen. Deze vragen leveren verschillende verhalen op die, zoals Ricoeur laat zien, niet per se consistent hoeven te zijn. Pas later worden de verbanden tussen de verschillende deelverhalen gezocht. 1. Wat wil ik? Savickas begint bij elke student met de vraag: ‘Wat wil je van mij en waarmee kan ik je helpen?’ Deze vraag geeft sturing in het proces en daarom wordt deze vraag altijd aan het begin van de eerste sessie gesteld. In latere sessies laat Savickas deze vraag weg omdat het logisch is waarom iemand komt. Elaine formuleert haar antwoord als volgt: ‘Ik weet niet waarom ik geen keuze voor een studie kan maken. Hierbij heb ik hulp nodig’ 2. Wie ben ik? Bij deze vraag zijn de wezenlijke deelvragen: ‘Wie zijn jouw drie rolmodellen? Door wie ben je geïnspireerd? Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen jou en de rolmodellen?’ Vaak wordt een beeld van wie je bent gebaseerd op gedrag en eigenschappen, wat je doet en hoe je bent. Soms ben je verdrietig en als je in een beter humeur bent, ben je weer anders. Beter is het om een omweg te nemen, waarbij je geïnspireerd wordt om verhalen te vertellen en niet na hoeft te denken over wie je daadwerkelijk bent. Als mensen rolmodellen kiezen, gaat het volgens Savickas in feite over het ideale zelfbeeld. Dit ideale zelfbeeld wordt al heel vroeg in de kindertijd gevormd. Savickas focust bij deze vraag vooral op de leeftijd tussen drie en zes jaar, omdat dan de eerste herinneringen worden gevormd die de rest van je le­venscarrière vormen. Daarbij mag je niet je eigen vader of moeder als rolmodel kiezen want omdat zij er altijd waren ligt dat te veel voor de hand. Rolmodellen kunnen overal vandaan worden gehaald: buren, acteurs, het maakt niet uit. Ze kunnen fictief zijn of in het echte leven voorkomen. Ze kunnen beroemd zijn of alleen bekend in een heel kleine groep. Maar ze hebben allemaal één ding met elkaar gemeen: ze worden met een reden als rolmodel gekozen. Elaine noemt haar drie rolmodellen en in het kort de motivatie waarom ze voor deze drie gekozen heeft: Ann van ‘Green Gables’ vanwege haar enthousiasme en temperament. Ann stelt doelen en haalt ze ook nog, ze doet wat ze wil, ze is integer en heeft ook nog lol. Elaine zegt van zichzelf dat ze haar ‘spirit’ verstopt en bang is om doelen te stellen en dat ze haar enthousiasme verloren heeft. Ann van Green Gables is een boek van de Canadese schrijfster Lucy Maud Montgommery en is al in 1908 gepubliceerd. Daarnaast kiest Elaine voor ‘A Wrinkle in Time’. Deze Disneyfilm is gebaseerd op het boek van Madeleine L’Engle uit 1962. Het verhaal gaat over de 13-jarige Meg Murry die in een groots avontuur belandt wanneer haar vader verdwijnt. Ze moet naar meerdere dimensies en kleurrijke planeten afreizen om haar vader terug te vinden en krijgt hulp van betoverende figuren. Murry is in gevecht met schepsels die het geheugen van mensen over willen nemen. Ze is creatief en moedig en vecht met succes tegen hen. Elaine vindt van zichzelf dat ze die creativiteit en moed ontbeert om goede beslissingen te nemen. Als derde kiest Elaine voor Laura van ‘Little House on the Prairie’. Oorspronkelijk is het een kinderboek dat in 1935 geschreven is door Laura Ingalls Wilder. Er zijn diverse tv-series gemaakt naar aanleiding van dit kinderboek. De schrijfster is zelf de hoofdpersoon, die allerlei avonturen beleeft op de prairie in Kansas. Volgens Elaine heeft Laura wilde ideeën om dingen voor elkaar te krijgen en daarmee overtreft ze iedereen, zelfs bij het vechten op de grond lukt het haar om de tegenstanders te overmeesteren. Dat is precies wat Elaine ook zou willen. 3. Wat is mijn wereld? De wezenlijke vraag hierbij is: ‘Wat is je favoriete boek, magazine, film, tv-serie of muziekstuk?’ Savickas omschrijft deze vraag als volgt: ‘In welk theater acteer ik?’ Hij ziet de wereld als een groot theater met onnoemelijk veel verhalen. Sommige verhalen pik je op en andere niet. Het is interessant te kijken naar je favoriete verhalen. Iedereen heeft een persoonlijke smaak ontwikkeld. Dat je door een bepaald verhaal of muziekstuk wordt aangetrokken heeft een reden en die reden heeft met jezelf te maken. Ook de karakters in die verhalen zijn van belang. Met sommige karakters vereenzelvig je je en met andere juist niet. De held van het verhaal gaat op avontuur en overwint op kenmerkende wijze problemen die op zijn pad komen. Het is zeer verhelderend om te analyseren of jij dat ook op die manier doet of juist niet. Elaine heeft bij het kiezen van haar rolmodellen karakters gekozen uit de filmwereld en niet uit de echte wereld, wat ook had gekund. Dat komt omdat ze graag en veel televisie kijkt. Haar favoriete tv-serie is ‘Laverne and Shirley’. Laverne DeFazio en Shirley Feeney zijn twee vriendinnen die in de jaren vijftig van de vorige eeuw in een brouwerij werken als ‘bottle-cappers’. Ze moeten met een machine doppen op bierflesjes zetten. De brouwerij is echter een uitstekende plek om allerlei stoute dingen uit te halen. Elaine heeft bewondering voor hen, omdat ze allemaal avonturen beleven die buiten de norm vallen en waarbij ze toch nooit in moeilijkheden geraken. Het favoriete boek van Elaine is ‘The Search of Mary Kay Malloy’. Het verhaal gaat over een Iers meisje dat de moed had om helemaal alleen naar Amerika te reizen. Elaine verlangt ook naar die moed. 4. Wat doe ik? Hierbij is de wezenlijke vraag: ‘Wat doe ik het liefst in mijn vrije tijd?’ Je kiest meestal zelf wat je doet in je vrije tijd en dat bepaalt voor een gedeelte wie je bent. De een kiest ervoor om in teamverband te voetballen en de ander om in eenzaamheid postzegels te verzamelen. Je kiest dus echt wat je leuk vindt, zonder dat iemand je daartoe dwingt. Wat je hobby is, zegt heel veel over wie je bent. Elaine gaat graag naar de bioscoop en houdt van shoppen in tweedehands winkels waar ze vooral op zoek is naar modieuze kleding. Verder houdt ze van naaien terwijl ze televisie kijkt, zo verliest ze geen tijd. Je kan maken wat je wilt, ook dingen die andere mensen niet hebben. Ze is trots als het af is en op deze manier combineert ze het nuttige met het aangename. Ook praat ze graag met andere mensen. 5. Wat is mijn motto? De wezenlijke vraag is: ‘Heb je toevallig een levensmotto of een favoriet gezegde dat je steeds voor jezelf herhaalt?’ Heel veel mensen hebben motto’s of quotes, gezegdes of metaforen, die ze voortdurend herhalen. Levensmotto’s zijn statements die levenswijsheden in zich dragen en dienen als een soort zelfadvies. Volgens Savickas is het uitspreken van een motto een vorm van lichte zelfhulp. De juiste spreuk helpt ons het licht aan het eind van de tunnel te zien en geeft dat extra beetje moed om te realiseren waar je naar verlangt. Elaine heeft twee motto’s: ‘I am curious about things’ en ‘Do it well’. Het laatste motto legt ze uit. Haar ouders vinden dat alles perfect moet zijn en ze controleren voortdurend of alles perfect verloopt. Wanneer er iets fout gaat, dan moet het opnieuw, net zolang tot het in hun ogen perfect is. 6. Waar ben ik goed in? De wezenlijke vraag: ‘Welke thema’s, werkzaamheden of vakken vind je leuk en waar ben je goed in; waaraan heb je een absolute hekel?’ Deze vraag is vooral werk- en studie gerelateerd. In welke vaardigheden ben je goed, waar liggen je interesses en waar juist niet? Volgens Savickas weet een student heel goed welke thema’s en vakken hij of zij leuk vindt en welke niet. Dat geldt ook voor mensen die werken. Door dat te formuleren geef je inhoudelijk richting aan de keuzes die je wilt maken voor de toekomst. Ook je talenten geven richting, evenals waar je absoluut een hekel aan hebt. Elaine kiest voor wiskunde, omdat je op een goede manier leert problemen op te lossen. Ze heeft een hekel aan geschiedenis omdat je bij dat vak onbelangrijke feiten en data uit je hoofd moet leren. 7. Wat is mijn kracht? De wezenlijke vraag: ‘Welke drie gebeurtenissen uit je vroegste herinneringen hebben impact op je leven gehad?’ Iedereen heeft in het verleden pijn gevoeld of leed gekend. De vraag hierbij is: hoe ben je er mee omgegaan? Hoe heb je er (niet) mee kunnen dealen? Welke krachten haal je eruit? Volgens Savickas levert deze vraag het belangrijkste materiaal op om inzicht te krijgen in de keuzes die je hebt gemaakt. Bij Savickas draait het om de herinneringen uit de eerste tien levensjaren en hij beroept zich op de Weense psychiater Alfred Adler. Adler is een volgeling van Sigmund Freud. Adler meent dat de eerste levensjaren van een kind vormend zijn voor de rest van zijn leven. Heftige gebeurtenissen die in het nog jonge leven zijn gebeurd, hebben zijn weerslag op het hele verdere leven, waaronder ook op het observerende en reflecterende vermogen van iemand. Het gaat dan niet om de historische waarheidsgehaltes van de gebeurtenissen, maar om het actuele inzicht in wat de impact van die gebeurtenissen tot nu toe is geweest. Wanneer mensen bijvoorbeeld op zeer vroege leeftijd gepest zijn, kan dat een blijvende impact hebben. Elaine kiest voor: Klein meisje verveelt zich omdat ze stil moet zitten. Elaine vertelt dat ze met haar grootouders naar Disneyland is geweest. Ze zat achterin de camper en probeerde voor haar grootmoeder te dansen en te zingen. Haar grootmoeder werd boos en zei dat ze onmiddellijk moest gaan zitten, zodat ze zichzelf geen pijn zou doen. Levendig kind moet met onbekenden praten. Bij de andere oma was er eens een familiereünie. Ze speelde met haar neef omdat ze de mensen niet kende. Haar oma zei dat ze moest stoppen met spelen, dat ze zich moest gedragen en proberen beleefd met de mensen te gaan praten. Ondeugend kind heeft plezier, maar faalt in haar hondenplan. Familie uit Engeland kwam over. Elaine plaagde de zoon van dat gezin. Hij maakte vervolgens grappen over de krullen in Elaines haar en joeg haar door de hele tuin. Ze rende naar de hond en dacht dat haar neef daar niet naar toe zou komen. Toen gooide hij een stok en raakte haar in haar oog. De moeders van Elaine en de zoon namen haar mee naar de slaapkamer en verzorgden haar oog. Alle vragen zijn gesteld en door Elaine beantwoord. We hebben hierdoor een beeld van Elaine gekregen. Savickas borduurt hierop voort door enkele verdiepende vragen te stellen. Hij is benieuwd wat Elaine nog meer te vertellen heeft over haar besluiteloosheid. Elaine antwoordt dat besluiteloosheid voor haar betekent dat ze bang is om de verkeerde besluiten te nemen. Daarnaast is ze bang dat ze niet aan de verwachtingen van anderen kan voldoen. Ze vertelt dat op een gegeven moment een jongen, die in de klas naast haar zat, dacht dat ze rijk was, omdat ze zoveel nieuwe schoenen kocht. Ze bracht de schoenen echter telkens terug naar de winkel omdat ze niet durfde te kiezen. De analyse van het verhaal van Elaine. Vervolgens past Savickas een analyse toe op het verhaal van Elaine. Hij schrijft het verhaal van Elaine op en analyseert het verhaal in zeven stappen

1. Wat doe ik? Wezenlijke vraag: Wat doe ik het liefst in mijn vrije tijd? Een tijdje geleden kwam een wanhopige studente bij mij. Ze vroeg of ik haar kon helpen aan een baan. Ze had de hbo-opleiding juridische dienstverlening gedaan en wilde graag bij een notaris werken. Ze had verschillende sollicitaties de deur uitgedaan, maar werd nergens uitgenodigd. Ze is bij mij langsgekomen en heeft antwoord gegeven op de zeven wezenlijke vragen. Bij de vraag ‘Wat doe je in je vrije tijd?’ antwoordde ze dat ze aan dressuur doet. Ik vroeg haar om mij te vertellen wat dressuur precies inhoudt, zodat ik er een voorstelling van kon maken. Haar ogen lichtten op en ze vertelde enthousiast dat een goede dressuurrijder precisiewerk aflevert. Dat vergt een goede samenwerking tussen paard en ruiter, want die ruiter zorgt ervoor dat het paard perfect de voorgeschreven figuren volgt. De volgende brief aan een notariskantoor begon zo: Ik doe aan dressuur. Dit vergt een goede samenwerking tussen paard en ruiter. Het paard wordt tijdens het rijden precies binnen de lijntjes gestuurd. Dit is secuur werk. Dat doe ik graag, want ik wil dit perfect doen, dat is mijn ambitie. Die ambitie en perfectie kan ik ook kwijt in deze baan. Ze werd uitgenodigd door de notaris en vooral bevraagd op haar hobby waar ze veel over kon vertellen, omdat het haar passie is. Na het gesprek belde de notaris de manegehouder op en die zei dat zij opviel door haar secure vaardigheden. Ze kon meteen bij de notaris beginnen. Verhalen maken leven bijzonder. Verhalen gaan over bijzondere ervaringen en gebeurtenissen. Wanneer we pijn of geluk voelen, iets onverwachts meemaken, of een passie hebben, willen we er graag over vertellen. Vaak zijn we ons er echter niet van bewust dat we bijzondere dingen meemaken of interessante ervaringen hebben. Ze maken deel uit van onze normale dagen en we besteden er daarom geen verdere aandacht aan. Pennebaker en Seagel (1999) gaan in op dit fenomeen. Zij concluderen dat de dagen voorbijgaan, OMDAT we er geen betekenis aangeven. Als we iets niet als bijzonder ervaren, dan gaat het als vanzelf voorbij en verdwijnt het uit onze herinneringen. Daarom vergeten we wat we gisteren hebben gegeten en weten we ons ook niet meer te herinneren dat we ons ergerden aan een verkeerslicht. Het blijft pas hangen als we er alert op zijn. Het mooie van verhalen is dat je alles, ja zelfs alledaagse zaken, bijzonder kan maken, zodat het wel in het brein blijft hangen. De zin van Herman Finkers over het stoplicht is zo’n mooi alledaags voorbeeld dat ineens bijzonder wordt. ‘Een stoplicht springt op rood, een ander weer op groen. In Almelo is altijd wat te doen.’ Op deze manier heeft iedereen een verhaal te vertellen. Het moet alleen wakker gekieteld worden; uit de herinnering gehaald worden. Mijn ervaring is dat daarom de vraag over de vrije tijd een goede eerste vraag is. Iedereen kan deze vraag makkelijk beantwoorden. Er ontstaat meteen een verhaal dat iets over degene zegt die het vertelt. Wanneer je het op schrift stelt, kun je er ook later op reflecteren en eventueel aanscherpen, zeker wanneer zoals hier onder beschreven bijzondere hobby’s worden uitgeoefend. Tropisch aquarium. Ik heb een tropisch aquarium van bijna twee meter, compleet met computersturingssysteem. Tsja, uhm. Dat is ook een hobby. Ik weet nooit of ik trots zou moeten zijn of mij toch zou moeten schamen; soort van guilty pleasure denk ik. Als kind heb ik al gehobbyd met een aquarium. Een compleet amazoneklimaat wordt nagebootst en met de toevoeging van de nodige chemicaliën (kon ik gelijk iets van scheikunde leren, iets dat ik op de middelbare school nooit gedaan heb) weet ik de boel in balans te houden. Bij gebrek aan een televisie (ook nooit gehad) is dit mijn breedbeeld, mijn Animal Planet. In je vrije tijd doe je dingen waarvoor je zelf gekozen hebt, je bent helemaal vrij geweest in het kiezen van je hobby’s en andere bezigheden. De antwoorden op deze vraag zeggen iets over je echte passies en interesses. Kies je voor een individuele hobby of een hobby in teamverband? Gaat het om luisteren, leren, observeren, spelverdelen, verdedigen, scoren, zorgen, overzicht houden, problemen oplossen, op een partner inspelen, prestaties leveren of creatief zijn? De antwoorden op deze vraag geven inzicht in de manier waarop je omgaat met je omgeving en vertellen voor een deel wie jij bent. De aquariumhouder kan zijn nieuwsgierigheid op een zeer gedetailleerd niveau uitoefenen, zonder dat hij het geheel uit het oog verliest. Bovendien laat hij er de nodige creativiteit op los. Dit voorbeeld laat zien dat hij zich ontzettend goed kan focussen. Hoe kook jij? Hoe je kookt is een voorbeeld dat goed laat zien wie je bent. Sommigen wijken niet af van een recept, anderen passen zelf het recept aan en sommigen gebruiken sowieso geen recept. De een kookt heel rommelig, de ander heel netjes. Hoe kook jij? Koken zonder recept. Wat zegt het over mij dat ik zonder recepten kook? Dat ik koken zie als iets creatiefs, en dat houdt volledig op wanneer je volgens een recept kookt. Ik kijk alleen naar recepten om een idee te vormen van hoe het ‘eindproduct’ eruit moet komen te zien. Zodra ik dat beeld heb gevormd, dan zijn regels of richtlijnen niet echt meer nodig; dan vogel ik tijdens het koken wel uit hoe het zo moet worden. Maar, ondanks dat ik regels en richtlijnen (met koken) niet heel belangrijk vind, eindig ik niet ineens met iets volledig anders dan ik me had ingebeeld. Ik streef wel naar een duidelijk einddoel. Haar kookkunst maakt de student opeens duidelijk hoe ze in elkaar steekt, welke werkwijze haar aanstaat en welke rol structuur in haar leven speelt. Je kunt binnen de lijntjes koken en buiten de lijntjes. Het zegt een heleboel over jezelf zoals onderstaande student ook laat zien. Binnen de lijntjes. Ik vind binnen de lijntjes werken alleen fijn in zoverre ik mezelf die lijntjes heb opgelegd. Binnen andermans lijntjes werken is voor mij niet heel interessant, omdat ik zelf degene wil zijn die het einddoel heeft bedacht en dat bepaalt dan ook hoe de lijntjes eruit zijn. Maar als er ‘lijntjes’ zijn, dan blijf ik daar wel veelal binnen. Ik ben niet iemand die zomaar volledig van een opdracht afwijkt bijvoorbeeld. Ik hou me wel aan het algemene idee van wat de bedoeling is. Improviseren is dus niet echt mijn ding. Ik vind het fijn om in opdracht te werken, maar vind het nog fijner om zelf degene te zijn die daar invulling aan geeft. Ik wil wel creatieve input bieden, niet zomaar alleen het uitvoerende werk doen. Structuur is wel belangrijk en dat leg ik mezelf op. Ik zal ook bij een ongestructureerde of vrije opdracht zelf een structuur zoeken. Nu is het vaak zo dat je een heleboel dingen in je vrije tijd doet. Ik zoek naar datgene waar je passie ligt en waarover je kunt verhalen uit je herinnering. Soms kunnen het ook activiteiten zijn die je in je jeugd hebt gedaan, maar nu niet meer doet omdat je volwassen bent. Het spelen met LEGO is hier een voorbeeld van. De verbeeldingskracht en de creativiteit die je in de kindertijd al in je had, raakt niet verloren. Als je je er weer van bewust bent, kun je het opnieuw gebruiken. Het is opvallend dat veel volwassenen ten tijde van de coronacrisis weer hun oude legodozen tevoorschijn hebben gehaald. LEGO, heel veel LEGO. Als kind kon ik uren bouwen met LEGO, zowel het volgen van de boekjes als het creëren van mijn eigen bouwwerken. Vaak kocht ik binnen de thema’s van LEGO verschillende dozen. Tevens projecteerde ik mijn eigen fantasiewereld vaak op de LEGO-wereld waarin de poppetjes veeleer karakters waren dan personen. Ik moet beamen dat het bouwen met LEGO nog steeds iets is waar ik stiekem over nadenk om weer eens te doen. Hobby, karakter en carrière. Ik kan het beste aan mijn eigen voorbeeld laten zien in hoeverre hobby, karakter en carrière aan elkaar verbonden kunnen worden. Toen ik een jaar of acht was, ging ik op voetbal. Niemand in mijn familie had enige interesse daarin, maar ik voetbalde altijd al op het schoolplein als de lessen waren afgelopen. Ik stond in de voorhoede op de linksbuitenpositie. Dat kwam omdat ik links ben en omdat ik hard kon rennen. Je moet mij niet vragen om op het middenveld te staan of als centrale verdediger te opereren. Ik ben geen dragende speler die tevens de lijnen uitzet. Dat laat ik graag aan anderen over. Anderen zijn daar veel beter in en hebben er meer plezier in. Nu weet ik waarom ik het liefst op de linksbuitenplek wil spelen. Ik ben erachter gekomen dat ik goed ben in anticiperen en accelereren. Ik loop al als de bal van de voet van een andere speler wordt gelanceerd en ik ben snel op de eerste meters (daarna niet meer). Die twee eigenschappen zijn voor een linksbuiten voldoende om linksbuiten te zijn. Achteraf bezien is mijn loopbaan ook vooral anticiperen en accelereren geweest. Ik zocht altijd de linksbuitenpositie in de organisaties waar ik werkte. Na mijn afstuderen ben ik in de communicatiesector terechtgekomen waar ook van mij verwacht werd om te anticiperen en te accelereren. Ik was snel en deadlines waren voor mij meestal geen probleem. Even heb ik op het middenveld van een organisatie gewerkt als hoofd van een afdeling. Dat was niet mijn ding. Ik was blij dat iemand anders dat weer heeft overgenomen. Voor een loopbaancoach is een linksbuitenpositie een prima plek. Je probeert de bal voor te zetten zodat de ander kan scoren. Daarom past deze functie mooi bij de vaardigheden die ik ook bij het sporten inzet. Hockeyen en communicatie. Er kwam een dochter van een medewerker bij me langs. Ze was ontslagen als hoofd communicatie bij een bank en ze zocht eenzelfde soort functie maar dan elders. Zij doet aan hockey en ze staat niet linksbuiten, maar centraal op het middenveld. Daarnaast is ze ook nog hockeyscheidsrechter op hoog niveau. Ze reageerde op een nieuwe vacature hoofd communicatie en startte haar brief als volgt: Zowel teamplayer als scheidsrechter. Ik ben de centrale middenvelder in mijn hockeyteam en heb vanwege die plek het meeste overzicht. Daardoor zet ik de lijnen uit waardoor anderen kunnen scoren. Bovendien ben ik ook nog scheidsrechter op topniveau en weet de wedstrijden in goede banen te leiden. Wilt u een teamplayer die van nature gewend is overzicht te houden en lijnen uit te zetten en tegelijkertijd als scheidsrechter niet bang is om belangrijke beslissingen te nemen, dan moet u bij mij zijn. Ze is uitgenodigd voor een gesprek en ze heeft de functie gekregen. Het gesprek ging vooral over haar capaciteiten in de hockeywereld. Daar kon ze ook makkelijk over vertellen. Het waren immers haar eigen verhalen en eigen ervaringen die ze als vanzelfsprekend ook aan haar toekomstige werk kon koppelen. Het is de kunst om wat je in je vrije tijd doet op te schrijven zonder erop te reflecteren. Dat is moeilijk, omdat we geneigd zijn om dat onmiddellijk te doen. Door reflectie bij het schrijven van je verhaal zoveel mogelijk te vermijden, zul je na het schrijven juist nieuwe elementen van jezelf ontdekken. Hier komt een ander sportvoorbeeld uit de praktijk dat dit illustreert: Gefocust en explosief in de start. Mijn sollicitatiebrief begon ik zo: ‘Als wedstijdzwemmer ga ik rustig, geconcentreerd en gefocust naar de start. Bij de eerste piep van het fluitje, duik ik het water in en ga ik met volle kracht vooruit. Dit doe ik ook in mijn werk: explosief, gefocust, doelgericht en met volle kracht, inzet en betrokkenheid om tot optimaal resultaat te komen.’ Ik werd meteen uitgenodigd en heb de baan gekregen. De wedstrijdzwemmer schreef veel details op. Die zijn belangrijk, omdat die duidelijk maken waarom je dingen doet of wat je sterke punten zijn. De zwemmer blinkt uit door een goede start die hij beeldend kan beschrijven. De kunst bij het beantwoorden van deze vraag is om zolang door te vragen totdat we een beeld krijgen van de sterke punten van de persoon in kwestie. Het onderscheidende verhaal is te vinden in de details en juist dat onderscheidende verhaal maakt je uniek en memorabel. Daarnaast is het de kunst om het memorabele verhaal van je vrije tijd te combineren met je opleiding en ervaring. Bram heeft zijn studie klassieke talen afgerond en weet echt niet wat hij ermee wil gaan doen. Docent klassieke talen ligt voor de hand, maar hij wil niet voor de klas staan. Bram fietst veel in zijn vrije tijd. Hij vertelt dat hij in 2007 begonnen is met het grootschalige fietsproject ‘Bram Fietst’. Hij wil in alle Nederlandse provincies alle dorpjes en steden per fiets bezoeken en foto’s maken van de naambordjes. Het begon als een ludieke weddenschap tussen vrienden, maar inmiddels sponsort Bram elk jaar een milieuorganisatie van de provincie waardoor hij op die manier aandacht genereert voor natuur en milieu. Daarop suggereerde ik of hij zijn studie niet zou kunnen combineren met zijn fietsen. Daar is hij vervolgens zelf achteraangegaan en een maand later stuurde hij de volgende mail: Klassiek fietsen. Ik heb nota bene via Facebook een baan gevonden als fietsgids voor Nederlandse toeristen in Rome. En ik ga het doen, dit is precies iets voor mij. Begin april vlieg ik erheen en het is in ieder geval voor een paar maanden. Het verdient niet heel slecht ook. Raar toch hoe het leven soms kan lopen, maar ook echt leuk! Net zoals bij sport is het bespelen van een muziekinstrument meestal kenmerkend voor iemands karakter. De slagwerkers en de bassisten geven de maat aan. Zonder hen kan er geen muziek gemaakt worden. De lead-gitaristen bepalen de melodie. Elk muziekinstrument heeft een bijzondere betekenis. Zo is er een studente die trombone speelt. Ik speel trombone: emotionele allrounder in speelsheid en veelzijdigheid. De speelsheid en veelzijdigheid maakt de trombone een echte allrounder. De glissando’s in de jazz, de opvulling in de koralen. Bombastisch bij filmmuziek. Een trompet kan niet boos klinken, een klarinet niet stoer. De trombone kan het allemaal. Het volledige spectrum van emoties en gedragingen zitten in de trombone. Toen de studente dit opschreef, ging er een wereld open die ze tot dan toe gesloten hield. Het zoeken naar speelsheid en veelzijdigheid heeft haar doen besluiten om Limburg te verlaten en in Nijmegen te gaan studeren. Maar door het zo te formuleren, weet ze nu dat ze niet op haar plaats is in Nijmegen. Ze probeert wel jazz te spelen, namelijk improviserend mee te doen in de chaos van de muziek en daar toch een lijn in te krijgen, maar haar hart ligt er helemaal niet. Bij de logische vraag waar haar hart dan wel ligt, geeft ze met betraande ogen toe: ‘Bij de harmonie in mijn Limburgse geboorteplaats.’ Ze voelt zich met haar trombone niet thuis in de Nijmeegse universitaire wereld. Voor haar is de jazz te kunstmatig en te individualistisch. Ze heeft het geprobeerd, maar bij nader inzien is het niet haar muziek. In de gesprekken achteraf heeft ze besloten om terug te verhuizen naar Limburg en zich weer volop in het harmonieleven te storten. Daarnaast overweegt ze een hbo-studie te gaan doen in Maastricht of Sittard. De eigenwijze dwarsfluiter. Ik doe aan dwarsfluiten. Ik wilde van kleins af aan al dwarsfluit spelen. Mijn moeder wilde graag dat ik eerst blokfluit ging proberen, omdat dat erg leek op dwarsfluit en dat ook leuk was volgens haar. Ik vond er echter niets aan en bleef bij mijn wens om dwarsfluit te spelen. Op mijn zesde ben ik op les gegaan en heb ik leren spelen door middel van een kromme kop omdat ik eigenlijk nog veel te klein was! En zo is mijn leven ook. Ik fluit dwars. Wanneer u een originele dwarsfluiter in uw organisatie nodig heeft, moet u bij mij zijn. Deze bijna afgestudeerde studente geeft met haar muziekinstrument precies haar karakter weer. Niet alle organisaties willen dwarsfluiters. Aan de andere kant wil deze studente niet bij een organisatie werken waar gehoorzaamheid de norm is. In een goed verhaal worden de loopbaankeuzes al duidelijk. Bij het zoeken van een baan zijn er in principe twee gelijkwaardige partijen: de werkgever en jij. De werkgever kijkt of jij past bij het werk, maar heel vaak wordt vergeten dat jij moet kijken of het werk bij jou past. Ontlokken van verhalen door dialoog. Het is belangrijk te melden dat alle praktijkvoorbeelden tot stand zijn gekomen door middel van een dialoog. De zinnen zijn er niet zomaar gekomen. In het ontlokken van verhalen gaat het niet alleen om het vertellen, maar ook om de kunst van het luisteren en vragen stellen. Loopbaanadviezen gaan niet alleen over wat je ideale werkomgeving zou kunnen zijn, maar ook over welke keuzes je in je leven maakt, op grond van welke talenten je die keuzes maakt en hoe de privésituatie hierbij een rol speelt. Deze aspecten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De kunst is dan ook om goed te luisteren en met verbindingen te komen waar de verteller niet op bedacht is, maar die wel uit de verhalen voortvloeien. De verhalenontlokker is dus vooral een specialist in het luisteren naar levensverhalen en in het hertalen van die woorden tot nieuwe verhalen. Savickas noemt dat ‘listening for a story’. Dat is iets anders dan ‘listening to a story’. Het laatste is in principe een passieve bezigheid. Bij ‘listening for a story’ gaat het om een actieve houding. Door middel van vragen stellen over en verbanden leggen tussen persoonlijke kwaliteiten, levensstijl en arbeidsmarktmogelijkheden ontstaat een nieuw verhaal. Als je goed luistert, dan zit in de meeste verhalen de oplossing al ingesloten. Maar het komt regelmatig voor dat die oplossing voor de verhalenverteller zelf als een verrassing komt. Zelfwaardering via een goed verhaal. Regelmatig geef ik in het land workshops voor werkzoekenden ouder dan 45 jaar. Juist voor hen geldt dat diploma’s en ervaring niet (meer) leidend zijn. Ook zij hebben belang bij een goed verhaal en als je een tijdje uit het werkproces bent, kost het moeite om dat goede verhaal te vinden, omdat werkeloosheid op die leeftijd aan hun zelfwaardering knaagt. Juist de vraag over wat je in je vrije tijd doet kan die zelfwaardering opkrikken. Hieronder volgt een dialoog die kenmerkend is voor een deel van deze groep. Ik rommel maar wat aan! – Ik was al bang dat ik ook aan de beurt zou komen, want ik doe helemaal niets in mijn vrije tijd; ik kan niets verzinnen – Dus je ligt de hele dag op de bank en je doet helemaal niets – Nee, dat is ook niet waar, maar wat ik doe mag geen naam hebben – Oké, dus je doet wel wat – Ja, ik rommel een beetje aan – Wat moet ik me bij dat rommelen voorstellen? – Nou ja, ik verzet dingen. Om de zoveel tijd verzet ik mijn meubelen omdat ik wel eens wat anders wil en hetzelfde geldt voor mijn tuin – Om de zoveel tijd zeg je; hoe vaak is dat? – Nou ja, eigenlijk voortdurend, ik ben continue aan het verzetten – Dus als ik het goed begrijp, verzet je een hoop werk, om voortdurend dingen te veranderen. Klopt dat? – Hè, zo heb ik dat nog nooit gezien; dat klopt inderdaad – Dus als er ergens bergen verzet moeten worden, dan moeten ze bij jou zijn – Ja, daar zit wel wat in, zo heb ik het nog nooit bekeken. Door tot in de details te formuleren wat je doet in je vrije tijd laat je dus zien wie je bent. Bij de voorbeelden in dit hoofdstuk is deze vraag van doorslaggevende betekenis geweest, bij andere mensen is deze vraag een onderdeel van hun verhaal. Wat je doet in je vrije tijd, zegt wie je bent. Savickas heeft zelf nader onderzoek gedaan naar de specifieke relatie tussen vrije tijd en carrièreplanning. Hij is tot de conclusie gekomen dat wie precies kan formuleren wat hij of zij in de vrije tijd doet, een beter beeld van zichzelf heeft, dan degenen die dit niet kan formuleren. Door je talenten en mogelijkheden te combineren in wat je doet in je vrije tijd, geeft dat meer mogelijkheden om een baan te vinden dan diegene die dat niet weet te combineren. Wanneer je op je vrije tijd reflecteert, laat je je passie zien en wanneer je dat kunt overbrengen aan de sollicitatiecommissie van je toekomstige werk, heb je een streepje voor op degenen die dat niet kunnen. Uit het onderzoek blijkt ook dat het formuleren van de concrete vrijetijdservaring belangrijker is dan de activiteit zelf, omdat in het vertellen van die ervaring zowel de passie, het plezier als ook de competenties naar boven komen. Daarnaast is wat je doet in je vrije tijd ook een richtingaanwijzer naar wegen die je van tevoren nooit bedacht hebt. Soms brengt het je niet tot een baan, maar wel tot een beter inzicht. Dat is in sommige gevallen zelfs belangrijker dan een baan. Het voordeel is dat denken over je vrije tijd in feite denken over jezelf is. Wat je doet (in je vrije tijd), is wie je bent. De kunst is om dat in je loopbaan en levensloop te integreren. Voor mij redenen om juist met deze vraag te beginnen. Nu je dit hoofdstuk gelezen hebt, kun je de volgende vragen invullen

2. Wie ben ik? Wezenlijke vraag: noem drie favoriete rolmodellen. Wie hebben je geïnspireerd en waarom? Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen jou en deze rolmodellen? Rolmodellen kunnen ook de weg wijzen naar de toekomst. Op een gegeven moment komt er een studente psychologie bij mij. Ze volgde twee masteropleidingen, haalde hoge cijfers maar ze had stress, omdat ze toch niet tevreden was over de resultaten. Bij de vraag wie haar favoriete rolmodel was, kwam ze uit bij Byron Katie. Byron Katie: Ongelukkig door haar eigen gedachten. Byron Katie vond zichzelf zo minderwaardig dat ze niet meer in een bed sliep, maar op de grond. Zij heeft zichzelf bevrijd uit diepe depressies. Het waren immers haar eigen gedachten die haar zo ongelukkig maakten. Dus dan kun je ook je eigen gedachten veranderen om zo jezelf te bevrijden uit het lijden. Inmiddels gebruiken veel mensen deze techniek en als je haar aan het werk ziet, zie je hoe liefdevol, warm, vrij en open zij is. Ik herken me in haar en zou ook mezelf willen bevrijden en rust en geluk weten te vinden. Uiteindelijk wil ik ook anderen helpen om rust en geluk te vinden. Vooral kinderen want die hebben nog een heel leven voor zich. Toen de studente psychologie dit schreef, was ze nog niet overtuigd dat dit haar richting zou kunnen zijn. Ze had echt het idee dat het nooit iets met haar toekomst zou worden. Om haar minderwaardigheid te compenseren, streefde ze naar perfectie. In haar ogen waren anderen altijd beter, slimmer en mooier. Elke dag faalde ze weer. Met vallen en opstaan heeft ze met Byron Katie als inspiratiebron die gedachten kunnen omzetten en waren ze, zoals ze zelf zegt, geen vijanden meer, maar vriendjes geworden. Met hangen en wurgen heeft ze haar stage afgerond en haar studies gehaald. Ze is eerst onder haar niveau gaan werken om de faalangst te overwinnen en nu heeft ze een eigen psychologiepraktijk waarin ze zich richt op kinderen om hen onder andere te helpen bij faalangst. De wereld is een theater. Savickas neemt de omweg via de favoriete rolmodellen omdat wij in ons leven een oneindige hoeveelheid rollen spelen. We zijn voorstellingen van ons zelf. We spelen een rol in ons eigen voorstellingstheater. Een mooie illustratie over onze veranderende rollen in het theater van het leven wordt door Arjan van Veelen beschreven in de NRC-Next van 8 juni 2020. Hij schrijft over het verplichte gebruik van mondkapjes in de trein. Hij voelt schroom om het mondkapje te gebruiken en heeft het idee dat hij daardoor gemuilkorfd wordt. Dan citeert hij de Griekse filosoof Zeno. ‘Je moet de mens zien als een hond die met een touw vastgeknoopt zit aan een rijdende kar. De hond kan kiezen: volgzaam meelopen met de wagen of zich verzetten en tegenstribbelen. Maar wat hij ook kiest, de kar gaat altijd door’. Dus dan kun je maar beter meehuppelen, want dan staat het touw minder strak en heb je tenminste speling. Arjan van Veelen doet uiteindelijk het mondkapje op als hij de trein neemt. Hij voelt bewondering voor de regisseur die van de ene op de andere dag deze verkleedpartij in het openbaar vervoer heeft bewerkstelligd. Het mondkapje is onderdeel geworden van een tragikomisch veiligheidstheater, waarin wij allen braaf onze rol spelen, zo schrijft hij. Deze rollen zijn door de coronacrisis aan het veranderen. In Amerika staat het mondkapje symbool voor het ontnemen van de vrijheid en daar gebruiken ze het liever niet. In China staat het voor solidariteit en daar gebruiken ze het liever wel. Volgens Van Veelen leggen we met het dragen van het mondkapje niet de vrijheid, maar de arrogantie af ten faveure van de solidariteit. Ten slotte heb je nog de vrijheid bij de keuze van een mondkapje. Kies je voor een papieren wegwerpexemplaar of voor een stoffen variant met een hip design. Omarm het mondkapje en draag het met flair, besluit Van Veelen zijn artikel. ‘En moge de hete levensadem die we tegen onze eigen wangen blazen ons er altijd aan herinneren wie we zijn.’ Dit artikel heeft mijn weerstand tegen het gebruik van mondkapjes weggenomen. Mijn rol in het theater is veranderd. Frontstage en backstage. Savickas is hierbij schatplichtig aan de Amerikaanse socioloog Erving Goffman. In zijn boek The Presentation of Self in Everyday Life uit 1959 vergelijkt Goffman de sociale werkelijkheid met het theater, en het individu met een ‘performer’, iemand die optreedt en bezig is zijn optreden vorm te geven. Goffman noemt zijn benadering ‘dramaturgical’: iedereen heeft verschillende rollen die tot zijn repertoire behoren. Die rol die je kiest te spelen is afhankelijk van de andere spelers, de context en de boodschap. Daarbij maakt Goffman een onderscheid tussen frontstage en backstage. In de frontstage is de speler zeer bewust van het publiek en welke boodschap hij wil overbrengen. Dat is een andere rol dan in de backstage waar de speler geen optreden hoeft te verzorgen. Op de verschillende podia van het leven hebben we dus verschillende rollen. Het is de uitdaging om je daarvan bewust te zijn. Op het netwerkplatform LinkedIn bijvoorbeeld, speel je de rol van netwerker en dat is een andere rol dan wanneer je een intiem gesprek met je partner hebt. Soms zijn mensen zich niet bewust van een rol en lees je bijvoorbeeld op LinkedIn zeer intieme verhalen die je beter met je partner zou kunnen bespreken. De persoon die zo’n verhaal postte, is uit zijn rol gevallen. Volgens Savickas word je als rollenspeler geïnspireerd door rolmodellen. Deze modellen zeggen volgens hem iets over jou en de manier waarop jij in het theater des levens acteert. Vandaar de interessante onderliggende vragen: Waarom heb je voor deze rolmodellen gekozen? En wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen jou en deze rolmodellen? Als je een rolmodel kiest, dan gaat het volgens Savickas in feite over het ideale zelfbeeld, over jou dus. Rolmodellen kunnen overal vandaan worden gehaald: vaders, moeders, buren, acteurs, het maakt niet uit. Ze kunnen fictief zijn of in het echte leven voorkomen, beroemd zijn of alleen bekend zijn in een heel kleine groep, maar één ding hebben ze met elkaar gemeen. Ze worden met een reden gekozen. De tweede Weense weg: Alfred Adler. Het rolmodel voor Savickas is Alfred Adler (1870–1937). Alfred Adler is een wereldberoemde psychiater die bekend is van ‘de tweede Weense weg’. Hij heeft lang samen gewerkt met de representant van de eerste Weense weg: Sigmund Freud (1856-1939). In 1911 ging Adler zijn eigen weg. Hij geloofde niet dat de essentiële drijfveer van het menselijk gedrag de eigen seksuele driften zijn, en hij geloofde ook niet dat het onbewuste allesbepalend was, zoals Freud betoogde. Adler heeft vooral ervaring opgedaan met het begeleiden van gehandicapten. Hij behandelde veel circusartiesten die door noodlottige ongevallen gehandicapt geraakt waren. Hij zag dat sommigen van hen meer wilskracht hadden dan anderen. Zij gingen met hun handicap om alsof ze geen handicap hadden en probeerden een zo goed mogelijk leven te leiden. Adler vroeg zich af waar die verschillen in wilskracht vandaan kwamen. Op grond van die observaties heeft hij de theorie van de meerwaardige en minderwaardige positie ontwikkeld. Het begrip ‘minderwaardigheidscomplex’ is van Adler afkomstig. Hij is ook een van de eerste wetenschappers die over de kinderrij publiceerde. Op welke plaats in die rij je geboren bent, is van invloed op je karakter en je latere leven. De minderwaardigheid van een kind. Volgens Adler wordt al vroeg in je jeugd je karakter gevormd via bewuste en onbewuste levenservaringen. Deze ervaringen hebben grote gevolgen op het gevoelsleven. Het kind neemt als vanzelfsprekend een natuurlijke, minderwaardige positie in ten opzichte van de ouders; het kind registreert zijn hulpeloosheid zelf. Vanaf het allereerste begin wil het kind zich laten gelden om meer macht te krijgen. Wat Adler van de gehandicapte circusmensen heeft geleerd is, dat de minderwaardige positie niet komt door lichamelijke handicaps zoals mank lopen of een arm verliezen, maar door de individuele interpretatie van die handicaps. Sterke gevoelens van minderwaardigheid en onzekerheid zijn afkomstig uit reële of ingebeelde ideeën over tekortschieten welke veelal stammen uit de vroege jeugd. Iedereen kent dat gevoel van tekortschieten en juist dat gevoel gaan we compenseren om die minderwaardigheid te overstijgen. Maar bij sommigen mislukt die compensatie en blijft de minderwaardigheid hangen. Adler zegt nu dat ieder kind de natuurlijke minderwaardigheidspositie probeert te overwinnen door onbewust een levensplan en levensstijl te ontwikkelen. Voor elk kind is dat anders en is mede afhankelijk van de gemeenschap waarin het kind leeft. Dat plan is al op vijfjarige leeftijd gevormd en het is heel lastig om dat op latere leeftijd te veranderen. Met deze ideeën wordt Alfred Adler de grondlegger van de kinderpsychologie. Draaide het bij Freud het nog om driften, bij Adler draait het om macht. Het is de bedoeling dat je jouw minderwaardigheid overwint door daar macht over te krijgen. Als Adleriaan vindt Savickas dat de eerste jaren van je leven van doorslaggevende betekenis zijn voor je verdere loopbaan. Bij elke wezenlijke vraag is hij vooral nieuwsgierig naar de eerste ervaringen, de eerste herinneringen. Ook bij de vraag naar rolmodellen gaat het hem om de vroegste jeugdhelden, waarbij wat hem betreft de vader en moeder niet genoemd mogen worden, omdat die er altijd als vanzelfsprekend aanwezig zijn. Elaine uit het eerste hoofdstuk kiest voor karakters uit haar eerste kinderboek en voor een figuur uit een Disneyfilm. Bij zijn analyse en advies grijpt Savickas terug op de eerste jaren van Elaines jeugd omdat de jeugdherinneringen volgens hem allesbepalend zijn voor de gehele carrière. Een voorbeeld uit mijn eigen praktijk illustreert Savickas punt mooi: Wij gaan op berenjacht ‘We kunnen er niet onderdoor, we kunnen er niet overheen, we kunnen er niet omheen, we moeten er dwars doorheen,’ luidde de belangrijkste zin uit het boek Wij gaan op berenjacht, dat mijn vader me voorlas toen ik nog heel klein was. Deze zin is altijd bij mij blijven hangen, ik denk omdat de zin zo goed bij mij past. Als ik het belangrijk vind, ga ik de confrontatie aan en ben ik niet gemakkelijk van mijn pad af te brengen om mijn doel te bereiken – zolang het niet ten koste gaat van anderen. Ikzelf heb me suf gepiekerd over rolmodellen uit mijn vroegste jeugd en ik zou eerlijk gezegd niet weten wie dat zijn geweest. Op latere leeftijd had ik wel duidelijk rolmodellen die iets over mij zeiden en waar ik over kan vertellen; vandaar dat ik me bij deze vraag niet tot de jeugdjaren heb beperkt. Het voorbeeld van Byron Katie waarmee ik dit hoofdstuk ben begonnen is ook pas op latere leeftijd boven komen drijven en uiteindelijk doorslaggevend geweest. Evenzo was Adler op latere leeftijd een rolmodel voor Savickas geweest. Daarnaast zijn er ook studenten die hun vader of moeder of andere familieleden als rolmodel hebben gekozen. Ik vind dat interessant omdat ze, wanneer ze de verschillen en overeenkomsten moeten aan geven, een heleboel over zichzelf vertellen; ook via je vader of moeder kom je veel over jezelf te weten, zoals onderstaande student verwoordt: Mijn vader is gegroeid in leiderschap. Mijn vader is een belangrijk rolmodel. Ik heb van hem veel geleerd over leiderschap, en gezien hoe hij daar zelf in is gegroeid in de tijd dat hij locatiedirecteur van een basisschool was. Ik heb ook gezien hoe hij meer heeft ontdekt van wat echt bij hem past en dat hij heeft gekozen voor een master en nu ander werk doet. Ik lijk op mijn vader, we vinden het leuk om na te denken over de grote, trage vragen van het leven, het werken met mensen; begeleiden in plaats van leiden. Bij een andere student is de vader het rolmodel, juist omdat hij niet op hem wil lijken. Hij heeft daarover een roman geschreven van 227 pagina’s die hij aan niemand durfde te laten lezen. Ik heb de roman gekregen en heb hem helemaal gelezen. Ik vind dat hij goed kan schrijven en uit zijn verhaal begrijp ik waarom hij niet op zijn vader wil lijken. Toen heb ik hem gevraagd om de roman aan zijn vader te geven zodat voor hem inzichtelijk wordt wat voor een rol hij speelt voor zijn zoon. Dat heeft hij gedaan. Zijn vader, maar ook zijn moeder en broer hebben het gelezen. Ze waren het niet helemaal eens met wat hij geschreven had, maar door deze roman is er wel weer een dialoog tot stand gekomen. De derde Weense weg: Victor Frankl. Mijn favoriete rolmodel is Victor Frankl. Pas een aantal jaren geleden kwam hij op mijn weg, omdat een studente hem als onderwerp had gekozen in haar scriptie. Ik was meteen verkocht en ben zijn werk gaan lezen. Nu zie ik hem als één van de belangrijkste inspiratiebronnen voor dit boek en ben ik een aanhanger van de derde Weense weg. Het gaat niet om seksuele driften van Freud of om macht van Adler, maar om zingeving van Frankl: het geven van betekenis aan het leven. Viktor Frankl heeft als nummer 119.104 de concentratiekampen overleefd. Net als Freud en Adler heeft hij Joodse ouders. Freud verkoos ervoor om voor de Tweede Wereldoorlog naar Engeland te vluchten. Frankl ging zeer bewust met zijn ouders en zijn vrouw naar de concentratiekampen. Hij kon en wilde geen afscheid nemen van zijn ouders, die te zwak waren om nog te vluchten. Frankl overleefde de kampen en in 1945 publiceerde hij het boek: De zin van het bestaan. Een inleiding tot de logotherapie (1945/2005). Hij beschrijft op zeer indringende wijze vanuit het perspectief van een psychiater het leven van een gevangene in het concentratiekamp. Zelfs in een kamp heeft het leven zin en kan je het lot in eigen handen nemen. Precies dat gegeven is volgens Frankl de reden dat het streven naar de zin van het leven de primaire motivatiekracht is waarover de mens beschikt. In een concentratiekamp gaat het niet meer om seks en macht, maar om overleven. De zin houdt op bij de dood. Uit eigen ervaring weet Frankl dat alles van je afgenomen kan worden, behalve de geestelijke vrijheid om te beslissen hoe je omgaat met dat wat je overkomt. En juist die geestelijke vrijheid geeft zin aan het leven. Zin: liefde, leiden en een hoger doel. Frankl geeft geen definitie van zin, omdat dit bij ieder mens op ieder tijdstip verschillend kan zijn. Je probeert op een zo goed mogelijke manier de levensproblemen op te lossen en je taken te vervullen. Wel geeft hij aan dat er drie belangrijke pijlers zijn om zin te geven aan het bestaan: liefde (voor de mens, de cultuur en de natuur), lijden (omgaan met lijden dat iedereen treft) en een hoger doel hebben in je leven. Uiteraard zijn deze drie pijlers met elkaar verweven. Voor Frankl is liefde de intiemste verbondenheid met de medemens, de cultuur en de natuur. In een ontroerend citaat uit zijn boek verbindt hij de liefde met het lijden en de toekomst. Ik werd door één gedachte beheerst: Voor het eerst in mijn leven erkende ik de waarheid. (…) De waarheid – dat de liefde het hoogste doel is waarnaar de mens kan streven. Op dat ogenblik realiseerde ik mij de betekenis van het grootse geheim dat dichters en denkers ons hebben onthuld: slechts de liefde kan de mens verlossen. Ik begreep dat een mens die niets meer bezit in de wereld, ogenblikken van opperste gelukzaligheid kan beleven, wanneer hij denkt aan zijn geliefde. (Frankl 2005, 55) Daarom zegt Frankl ook dat wanneer je liefdevol omgaat met de medemens, natuur en cultuur, je veel beter in staat bent om met het lijden om te gaan. Daarbij citeert hij Friedrich Nietzsche: ‘Wie een waarom heeft waarvoor hij kan leven, kan bijna elke hoe verdragen’. Frankl heeft zelf gezien dat niet de sterksten het kamp overleefden, maar diegenen die een levensdoel voor ogen hadden dat verder reikte dan het kamp zelf. Het hebben van een hoger doel veronderstelt zelfkennis, zelfreflectie en kracht en daarmee kon men overleven. Frankl heeft zijn ervaringen in het concentratiekamp omgezet in de logotherapie. Logo betekent in dit geval ‘betekenis en zin’. Het is een hulpmiddel om de zin en betekenis van het leven te ontdekken. Het vertellen en delen van levensverhalen helpt om gebeurtenissen opnieuw met elkaar te verbinden en er nieuwe betekenissen aan te geven. Het leven heeft zin als je je verhaal formuleert en deelt met jezelf en met anderen. Door de zin in woorden te formuleren geef je jezelf een kans op een nieuw verhaal. De crux ligt hierbij in de relatie tussen het formuleren van de innerlijke kracht (waarden, geloof, liefde en betekenis) en de gedefinieerde toekomst. Het mooie is dat je al deze vormen van zingeving om kunt zetten in mooie, geformuleerde zinnen. Deze lange aanloop heb ik nodig om te beargumenteren waarom ik in de gegeven antwoorden op de wezenlijke vragen op zoek ben naar de ervaringen die zin en betekenis hebben. En daarbij maakt het niet uit in welke levensfase die ervaringen zijn ontstaan. Hieronder komen weer voorbeelden van rolmodellen, die diepe indruk hebben gemaakt op degenen die ze opgeschreven hebben. Op basis hiervan zijn verlangens en drijfveren geformuleerd die helpen concrete stappen te zetten. Stéphane Hessel: Ik ben aangeklaagd. Mijn rolmodel is Stéphane Hessel. Ik heb zijn Indignez-vous (aangeklaagd) gelezen dat hij op 93-jarige leeftijd schreef. Het is geen droge theorie maar een vurig pleidooi voor morele verontwaardiging en verzet. De stokoude Fransman richt zich in zijn betoog tot een apathische jongere generatie die zich over geen enkele sociale kwestie meer lijkt op te winden. Ik voelde me direct aangesproken. Ik ben aangeklaagd. Hij spoort mij aan verontwaardigd te zijn en in verzet te komen. Barack Obama: Practice what you preach. Barack Obama bewonder ik om zijn standvastigheid, zijn charme, zijn humor, zijn oprechte empathie en respect. Nooit heeft hij zich verlaagd tot grof taalgebruik, hoewel hij natuurlijk ook concessies heeft moeten doen om zich te kunnen handhaven in een wereld die bol staat van egoïsme, macht en politiek gekonkel. Hij inspireert mij, omdat hij in mijn ogen staat voor ‘Practice what you preach’. Hij toont zich krachtig terwijl hij zich soms kwetsbaar moet opstellen. Verschillen tussen hem en mij zijn er genoeg. Overeenkomsten weet ik niet zeker, maar zoals ik hem zie, zo sta ik ook in het leven. Ik wil congruent zijn en authentiek, respectvol en bescheiden. Menselijk en verantwoordelijk. Simone Weil: Onvermoeibaar aandacht schenken. Het voorbeeld van Simone Weil spoort mij aan om een eenheid na te streven tussen denken, geloven en handelen en tussen intellectuele arbeid en ‘handarbeid’. Weil schreef filosofisch uitdagende werken vanuit een christelijke bezieling, maar diezelfde bezieling dreef haar ook naar de fabrieken waar ze zich niet alleen in woorden, maar ook in daden solidair verklaarde aan de ‘minsten van haar broeders’. Ze zegt mij: wordt geen salonsocialist, ook niet als het op geloof aankomt, maar zoek werkelijk verbinding en blijf onvermoeibaar aandacht schenken aan wie daarnaar verlangt. De bovenstaande voorbeelden zijn mensen van vlees en bloed. Er zijn ook rolmodellen gekozen die verzonnen zijn of uit fictieve verhalen komen. Een Andesflamingo bestaat helemaal niet en Hercule Poirot is een televisiedetective. De Andesflamingo leert je dansen. De Andesflamingo. Op de bevroren meren hoog in het Andesgebergte, in een wereld waar geen enkel ander levend wezen te bekennen is, vind je de Andesflamingo. Ondanks de barre omstandigheden blijven deze roze vogels zelfs op één poot stevig staan. Met de kop nieuwsgierig omhoog om kansen te herkennen, blijven ze met hun opvallende voorkomen niet onopgemerkt. Ze vormen gezamenlijk een georganiseerde samenleving waarin ieder z’n steentje bijdraagt. Ze blijven niet stilstaan, maar verleggen steeds hun grenzen. Vastbesloten, vol vertrouwen en vreugde gaan ze dansend op hun doel af. In de snel veranderende wereld van werk is het essentieel dat je stevig kunt blijven staan, weet waar je heen wilt en je steeds jouw grenzen verlegt. Gedurende de jaren heb ik deze ‘flamingo’ leren dansen en inmiddels gaan velen met mijn hulp ook doelgericht dansend door het leven. Hercule Poirot is een ongelooflijke tuttebel. Acteur David Suchet ken ik vooral van zijn rol als de Belgische detective Hercule Poirot. Hij weet heel goed de typetjes neer te zetten van een gentleman en een man die vertrouwt op zijn ‘grijze celletjes’. Hercule Poirot is vastberaden en laat zich absoluut niet snel van de wijs brengen. Hij is trouw aan zichzelf en ook al zijn er mensen die hem kleineren of bezig zijn hem te belazeren, hij zal zich nooit helemaal laten meevoeren door zijn emoties. Hercule Poirot is een ongelooflijke tuttebel en daardoor kan hij ook heel gereserveerd en gesloten zijn. Hij heeft van die eigenaardigheden zoals met dat precieze snorretje van hem, of dat hij zijn eten helemaal symmetrisch op zijn bord moet hebben liggen. Vroeger kon ik ook obsessief dingen netjes of recht hebben willen staan. Gelukkig is dat bij mij nu heel anders: veel vrijer en meer de focus op belangrijke zaken, zoals de contacten met vriendinnen. En als ik overdreven de controle op dingen wil hebben, denk ik aan Hercule Poirot. De volgende stap is om het rolmodel te gebruiken in een vervulling van een denkbeeldige vacature. Dan schrijf je je verhaal bewust op. De bedoeling is dan om dat voor je zelf te doen. Er zijn geen grenzen in beleefdheid, ambitie, et cetera. Hieronder volgt een voorbeeld van zo’n brief op grond van een rolmodel. Vacature voor mij: minister van buitenlandse zaken. Ik ben soms iets te ambitieus, dat weet ik wel, maar hoe saai is het leven als je niets hebt om naar te streven? Niets om over te dromen? Ik wil mijn steentje bijdragen, het gevoel hebben dat ik uitmaak. Dat er nog veel te verbeteren valt is me tijdens mijn verblijf in Ghana en Togo wel duidelijk geworden. Ook het boek Duizend schitterende zonnen van Khaled Hosseini over een Afghaans meisje dat uitgehuwelijkt wordt, deed mij inzien hoe onrechtvaardig deze wereld kan zijn. Nu weet ik wel dat niemand er iets mee opschiet als je depressief bij de pakken neer gaat zitten. Daarom probeer ik zo positief en energiek mogelijk in het leven te staan en ik denk dat ik met trots mag zeggen, dat deze eigenschappen mij definiëren. Dat doet echter niets af aan mijn geloof dat wij de verplichting hebben om onze medemens te helpen. Het komt me daarvoor goed uit dat ik het heel leuk vind om na te denken over hoe je dingen in bijvoorbeeld het onderwijs kunt verbeteren. Als ik ergens voor ga, ga ik er ook vol voor, desnoods ten koste van mijn nachtrust. Discussiëren, debatteren, vergaderen, organiseren: ik word er zielsgelukkig van. Het liefst werk ik samen met een groepje fanatiekelingen keihard aan een bepaald project om een gezamenlijk doel te bereiken. Mijn nuchterheid, energie, werkhouding et cetera, zijn eigenschappen die me helpen een goede teamplayer te zijn met een onafhankelijke mening. Ik ben motorisch zeer onhandig, veel te bewegelijk en praat zo snel dat mensen me vaak niet verstaan. Maar wie weet word ik ooit minister van Buitenlandse Zaken en wie weet kan ik ooit dat meisje in Afghanistan redden. Ach, ik begin klein: een master vinden lijkt me een goede eerste stap. De voorbeelden van rolmodellen die hierboven beschreven zijn, hebben allen tot iets geleid. De eerste student heeft zijn voorbeeld Stéphane Hessel gevolgd en is in verzet gekomen. Het derde voorbeeld, het verhaal van Simone Weil, is van iemand die veel van plan was, maar besloten heeft om op grond van dit verhaal een pas op de plaats te doen en rust te nemen. De Andesflamingo heeft gewerkt. De schrijfster is loopbaanbegeleidster geworden en probeert anderen doelgericht en dansend door het leven te leiden. De Hercule Poirot-fan is uiteindelijk geestelijk verzorger geworden. De minister van Buitenlandse Zaken werkt nu als trainee bij ontwikkelingssamenwerking. We gaan nog van haar horen, wie weet als minister. Deze wezenlijke vraag geeft vooral inzicht in de eigen rol in het theater van het leven en levert formuleringen op die gebruikt kunnen worden voor de toekomstige rollen. Beantwoord nu de volgende vragen:

3. Wat is mijn wereld? Wezenlijke vraag: Welke drie verhalen uit een boek/film/serie spreken je aan? Wat zijn je favoriete scènes en wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen die verhalen en jouw verhaal? Kortom: Wat zijn jouw favoriete verhalen? Een collega stuurde een student naar mij door, omdat hij volgens haar helemaal geen verhaal had. Hij zou stage moeten lopen en had geen idee hoe hij een motivatie op moest schrijven. Het ontbrak hem totaal aan verbeeldingskracht. Hij is bij mij geweest en blijkt uit Irak afkomstig te zijn. Hij is op de universiteit terechtgekomen, omdat hij precies alles gevolgd heeft en heel vaardig is in het uitvoeren van opdrachten. Wanneer je hem echter vraagt om buiten de kaders te denken, dan blokkeert hij. Ook wanneer je naar zijn verleden vraagt, krijg je zinnen van vijf woorden en een punt. In die zinnen is geen beleving te horen. Pas bij deze wezenlijke vraag ging hij de drempel van de verbeelding over. Er is een film die hem altijd is bijgebleven en die hij zelfs meerdere keren heeft gezien. Het is de film Amadeus, het verhaal over de componist Mozart. Voor degene die deze film niet kent, volgt hier een korte samenvatting. Amadeus. Amadeus is een Amerikaans muzikaal-drama uit 1984 geregisseerd door Miloš Forman. De film gaat over het leven van Wolfgang Amadeus Mozart. De film begint in het woonhuis van de bejaarde componist Antonio Salieri, die uitroept: “Mozart! Mozart! Vergeef je moordenaar. Ik geef het toe: ik vermoordde je”. Daarop vinden twee bedienden Salieri die zelfmoord probeerde te plegen. Salieri wordt overgebracht naar een gekkenhuis, waar een jonge priester hem de biecht afneemt. Hij vertelt zijn verhaal over zijn jaloezie op Mozarts uitzonderlijke muzikaliteit, waar hij nooit aan zou kunnen tippen. Salieri was bang dat hij zijn baan als hofcomponist van de Habsburgse keizer Joseph kwijt zou raken aan Mozart. Tenslotte vertelt Salieri over het ontstaan van zijn boosaardige plan en de misdaad die hij begaan heeft om zijn vernederende en ondraaglijke verlies ten opzichte van Mozart te wreken. De priester is inmiddels totaal onthutst en denkt dat hij de duivel voor zich heeft. Het is echter niet alleen de frustratie en waanzin die Salieri laat zien. Er is ook een diep besef van het overweldigende talent van Mozart en een liefde voor diens haast goddelijke muziek. Juist dat laatste is de reden geweest waarom deze student deze film zo verrassend vindt. Wat hem namelijk opgevallen is, is dat het verhaal over Mozart door zijn grootste vijand, Antonio Salieri, verteld wordt en voor hem is het haast niet te bevatten dat een vijand iets moois over zijn grootste tegenstander kan zeggen. In dit geval liggen vernietiging en schoonheid zeer dicht bij elkaar en voor de student is dat in beginsel een onmogelijke gedachte; uit eigen ervaring weet hij dat de vijand alleen met het slechte te maken heeft en zeker niet met schoonheid. Juist deze film heeft hem leren inzien dat er meerdere, zelfs onverwachte, perspectieven mogelijk zijn en dat is de reden waarom hij met zijn studie is begonnen. De student zonder verhaal heeft nu een verhaal dat zelfs ontroert. Hij is begonnen met vertellen en zijn eigen verbeeldingswereld is opengebroken; hij realiseert zich tevens dat er altijd meerdere perspectieven aan een verhaal kunnen zitten en dat die de mogelijkheid geven om op jezelf te reflecteren. Later kreeg ik in een mail een bedankje. Hij ging die week starten met een stage. Onze gesprekken hebben voor hem de deur opengezet. ‘U hebt mij toen veel nieuwe inzichten gegeven in hoe ik mijzelf kan presenteren op manieren waar ik nog nooit over had nagedacht. Uw adviezen en tips hebben voor mij een deur opengezet en ik ben u zeer dankbaar’ De vraag van dit hoofdstuk ‘Wat is mijn wereld’ lijkt een beetje op de vraag ‘Wie ben ik’ van het vorige hoofdstuk. Het verschil is dat bij het beschrijven van een rolmodel normaliter geen handelingen plaatsvinden. Het gaat om een beschrijving van een karakter. Bij een verhaal gaat het juist wel om handelingen. De bedoeling van de vraag van dit hoofdstuk is om de fictieve handelingen te vergelijken met je eigen handelingen en vervolgens daarop te reflecteren. Het verhaal van de held. Joseph Campbell is de wetenschapper die op zoek is gegaan naar de oorsprong van verhalen Hij schrijft in zijn boek The Hero with a Thousand Faces (2008) dat mensen overal hetzelfde soort verhalen vertellen. Alleen in uiterlijke vorm zijn er verschillen, omdat, afhankelijk van de culturele context, verschillende symbolen worden gebruikt. Hij onderzocht duizenden mythen, sprookjes en andere verhalen van over de gehele wereld en ontdekte dat er een vast patroon in al die verhalen te vinden is. Ze gaan over de reis van een held die op zoek is naar zijn eigen identiteit. De held is vaak een persoon met wie we ons kunnen identificeren. We herkennen zijn tekortkomingen, beperkingen en angsten. Het fictieve verhaal helpt volgens Campbell om transformatiedrempels over te stappen en een nieuw perspectief te vinden. Op die manier ontstaat er een coherent verhaal over onszelf en de wereld om ons heen. De reis van de held bestaat volgens Campbell uit drie hoofdstappen en zeventien tussenstappen. De drie hoofdstappen zijn: scheiding, inwijding en terugkeer. De held heeft een verlangen, hij neemt afscheid van zijn thuisbasis en gaat op avontuur. Onderweg wordt hij ingewijd in geheimen en mysteries, overwint hij moeilijkheden en keert vervolgens herboren terug naar huis. En dan begint de cyclus weer opnieuw. Op persoonlijk niveau zien we in de eerste fase een verlangen om het normale leven te verlaten. We weten nog niet wat het nieuwe avontuur ons brengt, we gaan het gespannen tegemoet, omdat we ook weten dat er ongemakken komen die overwonnen moeten worden. We hebben te maken met eigen weerstanden en met weerstanden uit onze omgeving. In de tweede fase begint de reis, waarin ons uitdagingen en beproevingen te wachten staan. Gelukkig krijgen we daarbij hulp, want alleen kunnen we het niet. De gevaren, angsten en onzekerheden die we onderweg tegenkomen, worden overwonnen (of niet). In de laatste fase keren we rijker terug en voelen ons als herboren. De nieuwe ervaringen integreren we in ons leven, om vervolgens te verlangen naar nieuwe avonturen. Zo verging het ook Odysseus, Mozes en Boeddha. Alhoewel wij geen helden zijn, zal het ons zo ook vergaan. Een blije Sisyphus. Mijn persoonlijke favoriet is Sisyphus uit het verhaal van Albert Camus. Oorspronkelijk is het een verhaal afkomstig uit de Griekse mythologie, maar Camus heeft er een andere schwung aan gegeven. Sisyphus riep de toorn der Goden over zich uit. Wat is er gebeurd? Hij is het hoekje omgegaan zonder zijn vrouw te waarschuwen en aan de noodzakelijke dodenrituelen te voldoen. Hij wilde de rivier de Styx oversteken om zich in het dodenrijk te vervoegen, maar werd tegengehouden door Hermes, de boodschapper van de Goden ‘Ga jij maar terug naar de levenden, neem goed afscheid van je vrouw, laat de dodenrituelen volbrengen en kom dan terug,’ zei Hermes namens de Goden. Sisyphus ging terug, maar vond het leven op aarde zo leuk, dat hij er niet aan dacht om contact op te nemen met zijn vrouw. De Goden kwamen bij elkaar en verzonnen een zware straf voor hem. Het moest een volstrekt absurde en zinloze straf worden en ze waren blij met wat ze verzonnen hadden. Er lag een grote steen klaar aan de voet van een berg en Sisyphus moest die steen naar de top van de berg duwen. Wanneer na lang zwoegen de top eindelijk in zicht was, viel de steen weer naar beneden. Dit proces herhaalde zich telkens opnieuw. Tot in de eeuwigheid. Er lijkt niets zinlozer te zijn, dan een steen naar boven te duwen die vervolgens weer naar beneden valt, maar volgens de Franse schrijver en filosoof Albert Camus (1913-1960) is Sisyphus gelukkig. Hij weet zijn zinloze werk om te zetten in kracht. Binnen de beperkingen van zijn leven (het rollen van de steen) heeft Sisyphus een zinvol bestaan gevonden. Tijdens het naar beneden wandelen om de steen weer op te halen, heeft hij tijd om na te denken. Zo kwam hij tot de conclusie dat hij de Goden heeft getrotseerd door niet te doen wat zij hem opgedragen hebben en ondertussen heeft hij door deze straf wel zijn doel bereikt. Doordat de steen tot in de eeuwigheid naar beneden blijft vallen, is Sisyphus onsterfelijk geworden evenals de Goden zelf. De rivier de Styx hoeft hij niet meer over te steken. Zijn noodlot is zijn overwinning geworden, hij sjouwt blijmoedig de steen omhoog en daardoor is de steen lichter geworden. Camus laat zien waarover deze mythe volgens hem gaat: door je verhaal anders te interpreteren, krijgt het een andere betekenis, waardoor loopbaan en levensloop zin krijgen. Dezelfde steen is lichter geworden, rolt anders en is gemakkelijker vooruit te duwen, een nieuwe toekomst tegemoet. En dat is waar loopbaanbegeleiding in essentie over gaat. Persoonlijke stijl en sociale omgeving. Bij de vraag: ‘wat is mijn wereld’ onderscheidt Savickas twee subcategorieën: a) Wat zijn je favoriete tijdschriften en televisieseries? b) Wat zijn je favoriete boeken en films? Hij maakt een onderscheid tussen media, omdat volgens hem de beleving van verschillende typen media verschillend is. Bij tijdschriften en televisieseries gaat het over persoonlijke stijl. Tijdschriften en magazines vertellen iets over de sociale omgeving. Je hebt interesse in het tijdschrift voor bergbeklimmers en niet in het tijdschrift over nieuwe auto’s, bijvoorbeeld. Ook bij televisieseries gaat het volgens Savickas om de sociale omgeving. De een kiest voor een harde detective zoals Law and Order en de ander voor Oprah. Bij boeken en films gaat het vooral om de verhaallijnen en de identificatie met een bepaald karakter. Na enige ervaring te hebben opgedaan met deze twee vragen ben ik zelf tot de conclusie gekomen dat dit onderscheid in de Nederlandse setting nauwelijks te maken is. Het belangrijkste is immers om je eigen handelen te vergelijken met een bepaalde verhaallijn en dan maakt het niet uit of het verhaal komt uit een boek, een film of, wat ik zelf een interessante bron vind, een muziekstuk. Hieronder staan twee voorbeelden die laten zien hoe verhaallijnen in de muziek jongvolwassenen helpen hun eigen verhaal te complementeren. Jazzfaxofonist Sonny Rollins: van complexiteit naar eenvoud. Hopelijk kent u de legendarische Amerikaanse jazzsaxofonist Sonny Rollins, want dan begrijpt u onmiddellijk wie mij inspireert en wat mij beweegt! Weinigen zijn – net als Sonny – zo goed in staat om complexiteit te vertalen naar eenvoud en beide kanten met elkaar te verbinden. In Sonny’s wijze van improviseren herken ik veel van mijzelf als persoon. Ik houd ervan om zowel te kijken naar de complexiteit als naar de eenvoud van de dingen. Snarky Puppy: van eenvoud naar complexiteit. Een van mijn lievelingsartiesten is de Amerikaanse band Snarky Puppy. De eerste keer dat ik een nummer van hen te horen kreeg, klonk het als een lekker jazzy nummer met goede solisten. Bij de tweede keer luisteren ontdekte ik dat het nummer in onregelmatige maatsoorten gespeeld werd die me de eerste keer niet waren opgevallen. Bij de derde keer luisteren probeerde ik het ritme dat de drummer daaronder legde mee te tikken, maar dat lukte niet. Sindsdien ben ik gegrepen. Ik hou ervan als muziek me uitdaagt dieper te zoeken, verder te graven. Ik hou ervan steeds nieuwe lagen te ontdekken in iets wat eerder zo simpel en vanzelfsprekend leek. Ik hou zelfs van het besef dat ik het nooit helemaal zal doorgronden. De huidige student is opgegroeid met de films over Harry Potter en Lord of the Rings. Ze worden vaak als favoriete verhalen genoemd, maar wat opvalt is dat bijna nooit voor de hoofdpersonages Harry of Frodo gekozen wordt. De verhalen van de anderen zijn veel interessanter. Hermelien, Perkamentus, Sam en Gandalf worden vaker gekozen. De magie van Perkamentus, Het schoolhoofd van toverschool Zweinstein gaat op zoek naar de talenten van jonge mensen. Hij heeft het beste met zijn leerlingen voor en weet dat er in iedereen unieke talenten schuilgaan. Deze haalt hij naar boven door omstandigheden te creëren waarin jongeren zichzelf kunnen leren kennen en door goed naar hen te luisteren. Door te toveren met woorden ontstaat positieve energie, waarmee ze de wereld aankunnen. Met de magie van het woord, haal ik het beste in je naar boven. Soms worden verhaallijnen uit een serie genoemd. In het onderstaande voorbeeld wordt een actie wel heel precies verwoord. De stijl van het verhaal zegt ook iets over de schrijver. Joe Hallenbeck zuipt, rookt, gokt, grapt, schiet en slaat boeven in één klap morsdood. Acteur Bruce Willis ken ik het beste in zijn rol als Joe Hallenbeck, een louche privédetective die financieel het hoofd net boven water houdt. Willis weet altijd heel goed een typetje neer te zetten van een ietwat boerse grappenmaker, die onversaagd de dood in de ogen kijkt. Hij vertrouwt op zijn gevatheid, spierkracht en gevoel voor rechtvaardigheid. Hij heeft schijt aan rangen en standen en slaat, als het moet, een senator of een andere hotemetoot zo een paar tanden uit zijn giechel. Ondanks zijn gewelddadige karakter, en afgezien van zijn voorliefde voor drank en sigaretten, is Hallenbeck niet te kwader trouw: hij is eerlijk en zijn bedoelingen zijn heel vaak onzelfzuchtig. De eigenaardigheden van Joe Hallenbeck doen mij vaak denken aan mijzelf. Vroeger was ik gewelddadig en ik werd ook altijd piswoest als ik onrechtvaardigheid recht voor mijn ogen zag gebeuren. Mijn vader heeft dat ook: die heeft vroeger op zijn middelbare school nog een etterbak op zijn kanis gebeukt, omdat hij een stotterende klasgenoot aan het uitlachen was… Eigenlijk is Joe Hallenbeck eerder een cynische uitvergroting van mijzelf en mijn vader. Een film die vaker genoemd wordt is de Franse film Intouchables van het regisseursduo Olivier Nakache en Éric Toledano. Philippe is een welgestelde en aan een rolstoel gekluisterde man, die voor de zoveelste keer op zoek moet naar een verzorger. De verlamde Philippe woont in een grote villa in hartje Parijs. Driss, een voormalige kruimeldief, leeft van een uitkering en woont in één van de arme voorsteden van Parijs. Hij is vanwege zijn uitkering verplicht om te solliciteren en komt zo terecht bij Philippe. Ineens heeft Driss een echte baan en zit voor zijn gevoel opgescheept met de nukkige Philippe. Beide mannen verschillen enorm van elkaar, maar er ontstaat een bijzondere vriendschap tussen de twee. Het onderstaande voorbeeld laat zien dat de analyse van dit verhaal tot zelfanalyse leidt. Respect en zorg. De rol van Driss spreekt mij het meest aan. Hij komt uit een arm gezin en leeft van kleine criminaliteit. Hij heeft lak aan regels, maar ook weer niet zoveel dat hij daarvoor zijn uitkering op het spel zet. Door zijn tomeloze energie en enthousiasme, maar ook door de draak te steken met de regels en gevestigde orde en zijn soms kinderlijk naïeve kijk op het leven weet hij Philippe te ontroeren en weer te laten genieten van het leven. Hij haalt Philippe uit zijn gouden kooi en laat hem zien dat het leven, ondanks zijn dwarslaesie, de moeite waard is. Feitelijk neemt Driss hier, ondanks de nukkige buien en de weerstand, de regie in handen. Door zijn toedoen pakt Philippe zijn leven weer op, trouwt de liefde van zijn leven en krijgt drie kinderen. Het is een waargebeurd verhaal en aan het einde van de film laten ze de echte Driss en Philippe aan het woord. Het is een prachtig einde van een ontroerende film over een bijzondere, levenslange vriendschap, waardoor bij mij een aantal begrippen opkomt:

Het formuleren van deze begrippen brengt mij het besef bij wat mijn kernwaarden zijn en waarmee ik in de toekomst aan de slag wil gaan. Naast muziek, films en series blijven gelukkig ook verhalen uit boeken populair. Nog steeds vormen ze de meerderheid van de voorbeelden. Dat komt natuurlijk ook, omdat ik als loopbaanadviseur van de faculteit Filosofie, Theologie en Religiestudies met een leespubliek te maken heb. De boeken van Griet op de Beeck worden vooral door vrouwelijke studenten meermaals genoemd. In deze boeken worden voorbeelden genoemd die de herinneringen aan het eigen verleden weten te stimuleren. Ik ben Mona in ‘Kom hier dat ik u kus’ van Griet op de Beeck. Kom hier dat ik u kus is een roman over Mona, als kind, als vierentwintigjarige, en als vijfendertigjarige. Een verhaal over waarom we worden wie we zijn, geschreven met humor, scherpte en veel schaamteloze eerlijkheid. Over ouders en kinderen. Over kapotte mensen en hoe zij ongewild anderen ook kapotmaken. Over waar verantwoordelijkheid eindigt en schuld begint. Over geheimen en eenzaamheid. Over ziekte en zwijgen. Over de gevaren van sterk zijn. Over vergeten en niet kunnen vergeten. Over jezelf durven redden. En natuurlijk ook nog over de liefde. Het heeft natuurlijk geen happy end, net als het leven zelf. Dit is een-op-een mijn verhaal. Het bovenstaande voorbeeld laat zien, dat er niet altijd ruimte is om te handelen. Om stappen te nemen om iets van je toekomst te maken, heb je energie en veerkracht nodig. Maar soms is het nodig om een pas op de plaats te maken, en ook dat zijn passen. Het onderstaande voorbeeld heeft de studente geïnspireerd om met ouderen te gaan werken wat uiteindelijk ook gelukt is. Wanneer Etta Otto wordt. Het boek Etta and Otto and Russell and James van Emma Hooper beschrijft het leven van (je raadt het al) Etta, Otto, Russell en James. Nog meer dan de levens die beschreven worden, is de manier van schrijven bijzonder. Hooper schrijft intiem, maar met zeer veel respect voor haar personages. Wanneer de demente Etta denkt dat ze Otto is, wordt ze in het boek ook Otto genoemd. Dus niet: Etta waande zich Otto, maar: Otto werd wakker en stond op. Mij raakt dit, omdat het de personages menselijk maakt, ruimte biedt en in hun waarde laat. Ik hoop zelf altijd mensen met deze open en niet-oordelende houding tegemoet te kunnen treden. Soms komt het ook voor dat er voorbeelden gekozen worden die in eerste instantie buiten mijn kaders vallen. Ik denk bij verhalen aan personen, maar dat hoeft niet altijd het geval te zijn. Het verhaal kan ook rondom een begrip gebouwd worden. Mijn verhaal van het EGO uit de ‘De nieuwe Aarde’ van Eckart Tolle. Wat is een ego precies? Wanneer doemt het op? Wat loop je allemaal mis door dat ego? Waarom maakt het ego je leven moeilijk? Dit zijn allemaal vragen die in het boek op een hele heldere en herkenbare manier worden omschreven. Ik kom uit een familie waar veel ego heerst (gelukkig nu minder) en daardoor mis je het echte contact; de kwetsbaarheid wordt uitgesloten en het gevoel blijft achterwege. Dat is natuurlijk verschrikkelijk jammer. Eckart Tolle beschrijft op een voortreffelijke manier hoe het ego zich kan manifesteren door je te identificeren met je gedachten en waardoor je heel krampachtig kan worden. Door meer bewust te worden van het ‘nu’, kun je met een veel ruimere houding de ander of de situatie tegemoet treden. Uit alle bovenstaande voorbeelden blijkt dat het iets zegt over de eigen persoonlijkheid. Je kiest met een bepaalde reden voor een film, boek, muziekstijl en die reden zegt iets over jou en hoe je de wereld ervaart en welke handelingen je prefereert. De vraag ‘Wat is mijn wereld?’ levert dan ook een goede bijdrage aan het maken van je eigen levensverhaal. Beantwoord de volgende vragen:

4. Wat is mijn kracht? De wezenlijke vraag bij het onderwerp van dit hoofdstuk is: welke drie gebeurtenissen hebben de meeste impact op je leven gehad? Vervolgens beantwoord je de vraag wat voor kracht je uit die gebeurtenissen hebt gehaald. Een studente met een moslimachtergrond kwam naar mij toe en zei dat ze nooit een baan zou kunnen krijgen. Ze heeft een buitenlandse naam en ze dacht dat haar specialisatie (religie en beleid) ook niet zou helpen om werk te krijgen. Na de exercitie met de zeven wezenlijke vragen en het opschrijven van de microverhaaltjes, kwamen haar definitieve zinnen uit de omwegvraag ‘Wat is je kracht?’. Deze zinnen heeft ze in het profiel gezet van haar LinkedIn-pagina. Geboren in het verscheurde Voormalig Joegoslavië heb ik aan den lijve ondervonden wat haat en geweld met een mens kan doen. Daarom wil ik uit de grond van mijn hart mensen met elkaar verbinden. Via deze zinnen heeft de studente een baan gekregen. Haar verhaal loopt als volgt. Een groot deel van Limburg ontvolkt en gemeentes in Limburg zijn bang dat er problemen gaan komen met de woningvoorraad. Er blijven huizen leeg staan wanneer te veel mensen wegtrekken. Er zullen dus ook mensen aangetrokken moeten worden die in deze woningen gaan wonen en de Limburgse gemeenten weten dat dat geen Limburgers zullen zijn. Daarop zocht deze gemeente een functionaris die mensen met elkaar zou kunnen verbinden. De gemeente zoekt niet zelf, maar geeft de opdracht aan een uitzendbureau. Dit bureau struint LinkedIn af op het woordje ‘verbinden’ en komt bij onze studente uit. Vanwege haar profieltekst wordt ze uitgenodigd voor een gesprek en nu is ze beleidsmedewerker volkshuisvesting in een Limburgse gemeente. Door het verwoorden van haar impactervaring is ze opgemerkt. Nu is het zo dat iedereen in het verleden weleens pijn heeft gevoeld. De vraag hierbij is: hoe ben je er mee omgegaan? Hoe heb je er mee kunnen dealen? Het verwerken van pijn en leed vertelt iets over jezelf. Volgens Savickas levert deze vraag het belangrijkste materiaal op om inzichten te krijgen in de gemaakte keuzes. Zelfs uit heftige gebeurtenissen uit het verleden kun je kracht halen. Volgens Savickas draait het daarbij om de herinneringen uit de eerste zes levensjaren. Wanneer mensen bijvoorbeeld op jonge leeftijd gepest zijn, heeft dat een blijvende impact zoals ook onderstaande studenten verwoord hebben. Dat zijn ook meestal de ervaringen die direct boven komen drijven wanneer je vraagt naar impactvolle momenten. Ik ben al vroeg op de basisschool gepest. Vooral die keer dat ze (ik weet nog precies wie) mijn tas in het water hebben gegooid, herinner ik me nog precies. Daarom ben ik erg alert op geklier en vervelend gedrag van anderen. Bijvoorbeeld bij kinderen. Ik reageer daar heftig op en zou de vijand het liefst afdrogen. Wat dat betreft kan ik slecht tegen onrechtvaardigheid. Ik vind het belangrijk dat iedereen elkaar in zijn waarde laat. Je hoeft geen vrienden te zijn, maar kunt elkaar wel respecteren. Onterecht beschuldigd. Ooit ben ik in groep één van de basisschool bestraft voor het ombuigen van de vinger van een meisje bij de deur waar we moesten wachten voor we in de pauze naar de speelplaats mochten. Volgens mij was het hoe dichter je bij die deur stond, hoe beter het was. Geen idee meer hoe het kind heette of wie het was, maar zij beschuldigde mij bij de juf ervan dat ik haar vingers om had gebogen. Ik, zonder wederhoor, werd hiervoor gestraft. Ik mocht voor straf niet buitenspelen en moest een tekening maken van wat ik had gedaan (wat ik dus niet had gedaan). Waarbij de juf op het eind van de pauze ook nog eens benadrukte dat het maar goed was dat ik mijn eigen gemene handen zo groot had getekend (wat in feite mijn onderontwikkelde tekenvaardigheden waren). Vervolgens werd die tekening ook nog eens op de ouderavond aan mijn ouders getoond. Kans om mij te verdedigen en te zeggen dat ik het niet gedaan had, maakten het erger, omdat ik daarbij ook nog eens beschuldigd werd van liegen. Als ik nu zie dat iemand onterecht beschuldigd wordt, kom ik in het geweer. Deze bovenstaande ‘vroege herinneringen’ geven volgens Savickas inzicht in je psychologische DNA. Zeker wanneer in die verhalen blijkt dat er iets mis is gegaan, hebben ze altijd impact. Savickas stelt verder ook dat die herinneringen in de loop van de tijd anders worden en dat het iets zegt over de tijd en de context wanneer ze verteld worden. Wanneer mensen ze zich herinneren zijn ze betekenisvol en levert het meestal materiaal op voor reflectie op toekomstige plannen. Ik heb al eerder aangegeven dat Viktor Frankl mijn held is. Zelfs in het concentratiekamp heeft het leven zin. Ook daar heb je de vrijheid om op een bepaalde manier te reageren. Het thema van het lijden is door Edith Eger verder uitgewerkt in haar boek Het geschenk (2020). Edith Eger is de ballerina die voor de kampbeul Josef Mengele heeft moeten optreden. Uiteindelijk heeft ze het kamp overleeft en Frankl heeft haar geïnspireerd om psychater te worden. Ook zij zegt als overlevende dat Auschwitz zelf niet de ergste gevangenis was. De ergste gevangenis bouwde ze zelf: het gevangen zitten in de eigen geest. Volgens Eger kan iedereen kiezen om uit de mentale gevangenis bevrijd te worden. Het is immers een universele ervaring dat het leven niet blijkt te zijn wat we hadden gewild of verwacht. We lijden omdat we iets hebben dat we niet willen, of we willen iets wat we niet hebben. Als je iets wil veranderen dan let je volgens Eger vooral op je taalgebruik. Zinnen als: ‘ik kan het niet, ik moet dit doen, ik probeer het’ zijn zinnen die ons gevangen houden. Wanneer je actieve taal gebruikt zoals ‘ik kan, ik wil, ik ga, ik kies voor’ dan maak je je eigen gevangenis open. De kracht van verandering begint bij het taalgebruik. Daarom is het goed om naar je eigen impactervaringen te kijken en die te vangen in actieve zinnen. Wat is je oerscène? Toch is het niet eenvoudig om de vroegste impactervaringen naar boven te krijgen. Dat lukt veel beter als ik naar de oerscène vraag. De oerscène is een intens beleefde gebeurtenis uit het begin van je leven die zo belangrijk is geweest dat daaruit je uiteindelijke drijfveren zijn te destilleren. Je nam toen een besluit, of je kreeg een inzicht dat je leven mede heeft bepaald. Wanneer je achter je oerscène kunt komen, dan kun je ook snappen wat je gevangen houdt en wat je kan bevrijden. Ik ben hiertoe geïnspireerd geraakt door het boek van Mieke Bouma: Het verhaal van je leven; storytelling en de zoektocht naar een zinvol bestaan (2018). Zij omschrijft de oerscène als volgt: De oerscène is een imprint, een lotsbepalende gebeurtenis, waar vrijwel alle bepalende ontwikkelingen in het leven naar terug te voeren zijn, een oerscène die de basis vormt van jouw levensplotvraag (p.256) Bouma beschrijft in haar boek haar eigen oerscène. Ze was vier jaar oud en het was avond. Ze probeerde te slapen, maar werd rond elf uur wakker door vreemde geluiden op de gang. Ze ging haar bed uit en trof op de gang haar beide ouders en bevriende buren aan. Ze vroeg wat er aan de hand was en haar vader antwoordde dat Jacoline, haar tweejarige zusje, dood was. Ze liep vol ongeloof de kamer in en dacht dat haar zusje gewoon sliep. Haar vader bracht haar terug naar bed en ze sliep weer in. De volgende dag liep ze naar de kamer van haar zusje, maar die was op slot. Toen liep ze naar de slaapkamer van haar ouders en ze zag dat haar moeder gehuild had. De volgende dagen waren vreemd. Jacoline was dood, iedereen huilde, maar niemand sprak erover. Als ze de kamer binnenkwam, verstomde de gesprekken. Op de dag van de begrafenis werd Mieke bij de buurvrouw ondergebracht. Ze kwam er pas later achter dat haar zusje begraven was en kreeg het gevoel overal buitengehouden te worden. De dood werd doodgezwegen voor haar. Deze scènes zorgden ervoor dat ze haar ware gevoelens begon te verbergen en tot de conclusie kwam dat ze alleen was, dat ze sterk moest zijn en maar beter geen vragen kon stellen. De consequentie daarvan was dat ze zich altijd sterker en stoerder voordeed dan ze daadwerkelijk was en gevoelens van verdriet wegduwde. In een latere levensfase zorgde een heftige gebeurtenis ervoor dat deze oerscène als een boemerang terugkwam. Bouma beschrijft het als een soort kantelpunt. Precies veertig jaar na de sterfdag van haar zusje werd bij Bouma de diagnose borstkanker gesteld en precies veertig jaar na de begrafenis van haar zusje werd ze geopereerd. Dit kantelpunt zorgde voor een nieuw verhaal. Er is niet voor niets een samenhang tussen de twee gebeurtenissen en via het herformuleren van je levensverhaal kan je daar nieuwe betekenis aan geven. Voor Bouma betekende het dat het nieuwe verhaal leidde tot verwerking, een veranderende beleving, een nieuw perspectief. Dat had ook uitwerking op fysiek niveau. Na veertig jaar gevoelens van verdriet en pijn verborgen te hebben, zich sterker voor te doen dan ze daadwerkelijk was, het anderen naar de zin te maken en de eigen behoefte te negeren, heeft het kantelpunt ervoor gezorgd dat ze is veranderd. De verhalen van de oerscène en het kantelpunt dragen bij aan de verwerking en het formuleren van een nieuw verhaal met een nieuw perspectief. Door het ijs gezakt. Inmiddels ben ik zelf op zoek naar oerscènes. Ik verzamel ze in bezinningsweekenden, workshops, gesprekken en boeken. Wat me opvalt, is dat wanneer iemand ze weet te formuleren dit heel mooie en ontroerende verhalen zijn, waarbij je je heel goed kunt voorstellen dat iemand – hoe jong ook – tot een bepaald besluit is gekomen. Een beroemde oerscène staat beschreven in Voer voor Psychologen van Harry Mulisch. Als driejarig jongetje krijgt Harry een opdracht om een pakje Lucky Strike-sigaretten te halen. Volgens zijn moeder kan hij dat niet. Maar Harry glundert. Hij heeft een opdracht, een missie gekregen van zijn pappa. En hij komt terug met de sigaretten en roept verheugd naar zijn pappa dat hij in zijn opdracht geslaagd is. Maar zijn pappa is weggegaan zonder acht te slaan op zijn zoon. Vanaf dat moment, schrijft Mulisch, ziet hij het leven als een opdracht. In het boek Drijfzand kwam ik ook een mooi oerverhaal tegen. Dit boek is geschreven door de Zweedse detectiveschrijver Henning Mankell die de diagnose kanker heeft gekregen en toen besloot dit boek te schrijven. Hierin kijkt hij terug op zijn leven en beschrijft hij zijn oerscène. Hij groeide op in Härjedalen waar de winters lang en streng zijn. Toen hij acht jaar oud was, heeft hij gezien hoe een meisje van zijn leeftijd levenloos van onder het ijs werd gehaald. Hij beschrijft het alsof het gisteren gebeurd was. Vanaf dat moment vreesde hij het meest om door het ijs te zakken, te stikken in het koude water en dat zijn angstschreeuw bevroren zou worden door het ijs waardoor niemand hem zou horen. Dat gevoel kwam terug toen hij het verschrikkelijke nieuws kreeg dat zijn kanker niet meer genezen kon worden. Hieronder volgen voorbeelden uit mijn eigen workshops. Fietsen met mijn broer. Ik was denk ik vijf jaar oud en fietste samen met mijn oudere broer naar school. We woonden toen in de IJsselmeerpolders. Mijn broer schoof ineens van de weg af en viel voorover op het land. Hij bewoog niet meer en ik was in paniek. Ik wist niet wat ik moest doen en voelde me volstrekt onmachtig. Er kwam niet lang daarna een grote auto aan die stopte. Inmiddels was mijn broer bijgekomen. De vriendelijke meneer stopte onze fietsen achter in de auto en bracht ons naar huis. Thuis aangekomen was mijn moeder zeer bezorgd over mijn broer en tegen mij zei ze: ‘Je gaat nu onmiddellijk naar school, dan ben je tenminste nog op tijd.’ Sinds die tijd onderdruk ik mijn gevoelens. Ik mag ze niet hebben, zegt mijn onderbewuste. Nog steeds heb ik moeite mijn gevoelens te uiten. Klusje helpen klaren. Ik was vier jaar en had vanaf mijn geboorte een zwakke gezondheid. Ik bleek ruis op mijn hart te hebben. We gingen verhuizen naar een huis twee deuren verder dat iets groter was dan het onze. Ik dacht: ‘Kom, ik help een handje mee om samen dat klusje te klaren.’ Ik zag een klein plantje op de trap staan en tilde dat op om het naar het andere huis te brengen. En ineens griste mijn moeder het plantje uit mijn handen en reageerde bozig: ‘Dat kan jij helemaal niet, Daar ben jij te zwak voor!’ Ik heb me sinds die tijd altijd klein gevoeld. Alsof ik er niet mocht zijn. Zelfs nu heb ik dat nog. Visjes verdrogen. Als klein kind ging ik veel vissen in de sloten voor bij ons huis. Op een dag ving ik samen met een vriendje babyvisjes met een schepnetje. We legden deze visjes op het droge en lieten ze dus verdrogen. Dit werd de volgende dag in ‘de kring’ verteld waarop de reactie van ‘dierenmishandeling’ volgde. Ik vond het zo verschrikkelijk dat ik letterlijk één á twee weken ziek geweest ben van dat besef. Zo’n ervaring doet je goed nadenken over de consequenties van je handelen, in de ruimste zin van het woord, waarbij ik besef dat die niet altijd volledig te overzien zijn. Wel maakt dit dat ik – zoverre binnen mijn kunnen – nooit, of niet snel, iets zou doen waar ik niet achter kan staan en dat is ten koste gegaan van mijn spontaniteit. De algemene impactvraag. De oerscène is dus een goed hulpmiddel om bij de eerste heftige herinneringen te komen, zoals Savickas zich dat heeft voorgesteld. In navolging van Frankl ben ik echter van mening dat het niet uitmaakt welke gebeurtenissen je selecteert als het om impactervaringen gaat. Ook op latere leeftijd kun je heftige ervaringen hebben die je leven wezenlijk beïnvloeden. De concentratiekampervaringen van Frankl zijn daar een goed voorbeeld van. Ik vraag daarom altijd naar algemene impactervaringen, want die zijn niet leeftijdsgebonden. Mijn moeder en haar afasie. Een groot deel van de keuzes die ik heb gemaakt wat betreft studie zijn sterk beïnvloed door het overlijden van mijn moeder. Zij had een hersentumor en heeft een jaar lang met afasie geleefd. Die afasie heeft haar sterk beïnvloed, maar ook het gezin en ons onderlinge contact en vanzelfsprekend de communicatie. Omdat ik graag meer wilde weten wat er in haar omging en hoe het kon dat zij haar woorden niet meer kon vinden, heb ik taalwetenschap als studierichting gekozen en later nog specifieker de master taal-, spraakpathologie. Het liefst zou ik al deze kennis en mijn persoonlijke ervaring gebruiken om te kunnen omgaan met hersenletselpatiënten. Juist doordat ik nu veel geleerd heb over taal, hoe taal werkt in het menselijk brein en over de invloed van hersenletsel in het taalgebied, weet ik nu hoe ik destijds om had willen gaan met mijn eigen emoties en het contact met mijn moeder. Deze studente heeft met dit verhaal een baan gevonden bij een instelling die met deze problematiek omgaat. Een eigen ervaring waarbij pijn wordt omgezet in kracht, aangevuld met de goede opleiding, maken dat je een sterk verhaal hebt. Hetzelfde geldt voor mensen die een handicap hebben. Juist de vraag naar hun oerscène kan behulpzaam zijn om hun kracht te vinden. Blind zijn is geen keuze ‘Ik vergat helemaal dat je blind bent,’ zei een meisje nadat we anderhalf uur lang mijn ervaringen met blindheid hadden besproken. Missie geslaagd. Blind zijn is niet wie ik ben. Al jong leerde ik complimentjes gerelateerd aan mijn beperking te wantrouwen. Klasgenootjes vertelden me dat mijn tekeningen de mooiste van de klas waren, terwijl ik heel goed wist dat dat onmogelijk was. Nog steeds vinden mensen me knap, omdat ik blind ben. Onzin. Blind zijn is geen keuze, net zomin als vrouw zijn of mijn haarkleur. Als blind zijn genoeg is om knap te zijn, maakt het niet meer uit wat ik doe of hoe vaardig ik ben. Alles in mij komt daartegen in opstand. Ik zie de wereld misschien niet goed, maar heb wel oog voor dingen die aan anderen voorbijgaan. Ik verras menigeen als ik beschrijf wat ik opmerk aan mensen of mijn omgeving door te luisteren. Deze studente heeft haar kracht geformuleerd en uiteindelijk een baan gevonden in de communicatie. De bovenstaande voorbeelden maken duidelijk dat de impactervaringen niet tot de eerste zes jaar van het leven beperkt hoeven te blijven, zoals hieronder ook uit het verhaal van Jasper blijkt. Het verhaal van Jasper. Jasper is bijna klaar met zijn bachelor geschiedenis en vertelt dat hij graag computerspelletjes speelt. Deze hobby is echter enorm uit de hand gelopen. Hij heeft lang over zijn studie gedaan, omdat er tijden waren dat hij meer dan zestien uur per dag achter zijn computer zat om te gamen. Hij was gameverslaafd. Naar aanleiding van deze bekentenis heb ik verdere gesprekken met hem gevoerd. Hieruit kwam dat hij aan anderen een verhaal te vertellen heeft: hij wil voorkomen dat andere jongeren ook gameverslaafd worden. Ik heb hem voorgesteld zijn verhaal op te schrijven en een workshop over gameverslaving te geven. Hij heeft de moed gehad om dat inderdaad te doen. Het bleek dat de deelnemers van deze workshop niet de verslaafden zelf waren, maar de verwanten van de verslaafden. Het werd al snel duidelijk dat de verslaafden niet erkenden dat ze verslaafd waren en dat dat een reden was om niet naar deze workshop te komen. De verwanten zagen het probleem wel degelijk en wisten daar niet mee om te gaan met alle dramatische gevolgen van dien. Op grond van zijn eigen ervaringen kon Jasper advies geven. Naar aanleiding van deze workshop heeft Jasper zijn eigen verhaal opgeschreven. Ik ben Jasper en ben gameverslaafd. Ik ben in groep 7, als 11-jarige jongen, begonnen met gamen. In het begin was het vrij onschuldig, omdat ik van mijn ouders maar een half uur per dag achter de computer mocht zitten. Ik voelde me vanaf het begin af aan echter thuis in de virtuele wereld. In de echte wereld was ik een angstige jongen. In de game had ik de vrijheid om te doen wat ik zelf wilde. Door de virtuele wereld kon ik ontsnappen aan een wereld waar alles volgens mijn beleving op een bepaalde manier moest. Ik voelde me niet thuis in deze wereld. Ik voelde me anders. Mijn computergebruik escaleerde toen ik naar de middelbare school ging. In die zes jaar dat ik op het gymnasium zat, ben ik van een uur per dag, vrij geleidelijk, naar tien uur per dag gegaan. De middelbare school was voor mij vooral een bevestiging van mijn anders zijn. Ik ben eigenlijk de hele middelbareschooltijd gepest, vooral omdat ik niets terug deed en andere interesses had dan mijn leeftijdsgenootjes. Ik had geen behoefte aan feestjes, vrienden of hobby´s. Gamen was voor mij genoeg. Althans, dat dacht ik. Vanaf mijn zestiende tot halverwege dit jaar ben ik suïcidaal geweest. Suïcidale gedachten had ik daarvoor ook al, maar vanaf mijn zestiende hoefde het voor mij allemaal niet meer. Ik had twee scoutingmaatjes verloren bij een auto-ongeluk, was overal bang voor en was zwaar depressief. En het enige wat ik deed was gamen. Gamen was ook het enige wat ik nog had. Het was wie ik was en waarvoor ik leefde. Ik wilde er ook niet mee stoppen, al wist ik dat het slecht voor me was. Na de middelbare school ben ik tegen mijn zin in naar de universiteit gegaan om geschiedenis te studeren. Ik voelde een maatschappelijke druk om dat te doen. Mijn ouders hebben mij ook nooit alternatieven gegeven. Dit hoorde er in hun ogen gewoon bij. Door de grote hoeveelheid vrije tijd zat ik al snel op zestien uur gamen per dag. Mijn opleiding ging desondanks nog prima. Tot mijn bachelorscriptie… In december 2016 heb ik mijn scriptie alsnog ingeleverd, al heb ik nog steeds geen idee hoe ik dat voor elkaar heb gekregen. Ik heb hem in ieder geval niet gehaald. Dat hoorde ik terwijl ik in de VS zat. Ik had in het najaar van 2016 een uitwisseling geregeld naar Boston. Ik wilde de VS zien en had besloten daar een einde aan mijn leven te maken. In de VS ben ik als het ware gered door mijn nu beste vriendin, waarmee ik samen op uitwisseling was in Boston. Zij is de eerste persoon aan wie ik alles heb verteld. Ik heb haar verteld hoe ik me voelde, ik heb haar verteld wat ik van plan was en het belangrijkste: ik heb haar beloofd dat ik geen einde aan mijn leven zou maken. Jasper is uiteindelijk naar een verslavingskliniek gegaan en gamet niet meer, hoewel de verslaving blijft. Hij heeft zijn bachelor alsnog gehaald, maar gaat niet door met geschiedenis. Zijn roeping was om anderen bewust te maken van de ernst van gameverslaving. Na dit verhaal aan mij te hebben verteld, is Jasper verdergegaan. Hij is een website en een blog begonnen en in december 2018 heeft er een groot interview met hem in de Vox, het universiteitsblad van de Radboud Universiteit, gestaan met als titel: ‘Jasper gamede zestien uur per dag, tot hij naar een kliniek ging’. Jasper spreekt zich uit en daar is moed voor nodig. Jasper vertelde mij ook dat hij vroeger heel graag met LEGO speelde. Als niet begrepen jongetje vond hij daar zijn troost in en op een gegeven moment kon hij er alles mee maken. Alle verschillende steentjes werden in aparte doosjes opgeruimd. Tot in zijn middelbareschooltijd is hij ermee bezig geweest. Nu werkt hij bij de allereerste LEGO-store in Nederland. Voor deze publicatie heb ik nog contact met hem gehad; hij vertelde dat hij nog steeds de computer niet heeft aangeraakt en dat hij voorlopig zijn droombaan gevonden heeft. De impactvraag naar de gelukkige ervaringen. Uit mijn praktijk blijkt verder dat een impactvraag niet automatisch met leed te maken hoeft te hebben. Sterker nog: uit geluksmomenten kun je ook je kracht halen. Ook Savickas werkt met gelukservaringen. Hierbij maakt hij gebruik van het werk van Bernald Haldane. In 1945 heeft deze arts en bedenker van de strength philosophy een theoretisch model ontwikkeld omtrent gelukkige ervaringen: The Dependable Strengths Articulation Process (1988). Hiermee hielp hij Amerikaanse getraumatiseerde soldaten om terug te keren in de maatschappij. Het traditionele idee dat mensen alleen kunnen leren van hun fouten is niet altijd effectief, zeker niet bij getraumatiseerde soldaten. Je kunt ook leren van je gelukkige ervaringen en iedereen, hoe getraumatiseerd ook, heeft goede ervaringen. Gelukkige ervaringen die je zelf hebt opgedaan, geven je een prettig en trots gevoel. Een goede ervaring kun je opdoen op elke plaats en in elk tijdsbestek. Het is een specifieke beleving die gekoppeld is aan concrete gebeurtenissen waarbij tijd, plaats, actie en resultaat een rol spelen. Het gaat meestal om relatief kleine gebeurtenissen of details in grotere gebeurtenissen en niet om langdurige processen. Nu is het de kunst om deze ervaringen op een duurzame manier te formuleren. Vroeger zeiden we: ‘Weet wat je verkeerd doet en doe het nooit meer’, maar nu zeggen we ook. ‘Weet wat je goed doet en doe dat zo vaak mogelijk’. Door middel van het identificeren en benoemen van goede ervaringen is het mogelijk om patronen te zien die de gelukkige ervaringen mogelijk maken. En dat is wat Haldane met duurzame kracht (dependable strength) bedoelt. Met andere woorden: je hebt vaardigheden nodig om gelukkige ervaringen op te doen en te verwoorden. Die ervaringen hebben een bepaald patroon en het is de kunst om dat patroon te herkennen. Als je weet hoe je vaardigheden tot dat patroon leiden, kun je die vaardigheden ook voor andere zaken gaan inzetten. Het geeft positieve energie. Savickas gebruikt deze methode bij het maken van de levensverhalen van zijn studenten. In de praktijk blijkt dat gelukkige ervaringen vaak gestalte krijgen wanneer een worsteling overwonnen is. Heel vaak heeft deze ervaring ook te maken met een heftige gebeurtenis, die uiteindelijk overwonnen wordt. Daar wordt dan de kracht uitgehaald. Vandaar dat ik ook specifiek vraag naar gelukservaringen die impact hebben gehad. Rond dit thema heb ik ook een workshop ontwikkeld: ‘Maak gebruik van je gelukkige ervaringen’. Deelnemers worden altijd heel blij wanneer ze die ervaringen met elkaar delen. Het geeft positieve energie wanneer het lukt om een gelukspatroon van die gelukkige ervaringen te herkennen en in zinnen te formuleren; ze zien in dat je die gelukservaringen niet zomaar krijgt, dat je er wel iets voor moet doen. Dat patroon kun je dan ook omzetten in andere activiteiten en ook om je toekomst te beïnvloeden. Hieronder volgen twee voorbeelden van geluksmomenten waardoor studenten een baan hebben gevonden. Euforisch oversteken. Ik heb altijd pleinvrees gehad, maar nu help ik zelfs anderen om pleinen over te steken; ook in figuurlijke zin. De eerste keer in mijn leven dat ik alleen een plein overstak was op het Piazza Navona in Rome. Zonder erbij na te denken was ik overgestoken, zo mooi vond ik dat plein. ‘Yes, ik kan het,’ riep ik uit toen ik besefte dat ik aan de overkant stond en dat gaf me een euforisch gevoel. De bibliotheekbus maakte me gelukkig. Toen ik net kon lezen nam mijn moeder me aan de hand mee naar de bibliotheekbus. Een keer in de week kwam deze bus in ons dorp en vanaf het eerste moment voelde ik me gelukkig in die bus, ik was de enige die elke week met een stapel boeken uit de bus vertrok. Die bus heeft mijn dorpse leefwereld vergroot naar een wereld vol met fantasie, dromen en andere werkelijkheden. In die bus is de passie voor de bibliotheek al begonnen. Drie verschillende impactvragen. Bij deze omwegvraag vraag ik dus naar drie dingen: een algemene impactervaring, een oerscène en een gelukkige werkervaring. Aan de hand van de gegeven voorbeelden, vraag ik door naar meer ervaringen. Op zich maakt het niet uit welke ervaringen geformuleerd worden. Ze geven allen een inzicht en een richting. Wel is het zo dat juist uit deze vraag blijkt of iemand de veerkracht heeft om überhaupt aan de toekomst te denken. Soms is dat niet het geval. Er is dan een wond die nog niet geheeld is en dan komen er soms geen zinnen op papier te staan. Hierbij kom je ook aan de grens van loopbaanbegeleiding. In een aantal gevallen is andere hulp veel noodzakelijker. Maar in de gevallen dat er wel antwoorden zijn geformuleerd, ben ik het met Savickas eens dat deze vraag heel belangrijk is. Voor Savickas is het antwoord op deze vraag leidend, voor mij heeft het even veel gewicht als de andere vragen. Vragen die bij dit hoofdstuk horen:

5. Wat brengt mij het goede leven? Bij deze wezenlijke vraag gaat het niet alleen om waar je goed in bent. Het gaat er ook om wat jou tot een goed leven zal leiden. Welke thema’s, werkzaamheden of vakken vind je leuk en waar ben je goed in. Welke leiden jou tot het goede leven? Dan is het ook goed om na te denken over waaraan je een absolute hekel hebt en waarvan je zeker weet dat het niet tot jouw goede leven leidt. Voor Mark Savickas is deze vraag in eerste instantie werk en studie gerelateerd, voor mij gaat deze vraag een stuk verder. Het gaat namelijk niet alleen over waar je interesses liggen en in welke vaardigheden je goed bent, maar ook over wat voor jou het goede leven is. Soms kan je wel ergens goed in zijn, maar dat betekent nog niet dat dat voor jou het goede leven oplevert. Hieronder volgt een voorbeeld van een student die niet wist wat hij wilde gaan doen. Aan het eind van zijn studie kwam Thomas Hontelez bij mij. Hij had alle wezenlijke omwegvragen beantwoord en wist waar hij goed in was. Hij wist niet wat hij daarmee wilde en wat zijn goede leven zou zijn. Om daarachter te komen is hij na zijn opleiding begonnen met een voetreis naar Istanboel. Halverwege heeft hij een fiets gekocht en op die fiets heeft hij de reis afgemaakt. Over zijn tocht heeft hij een boek geschreven: Wandelen naar wijsheid. Lessen voor de pelgrim (2019). Hij heeft zijn boek in lessen opgebouwd en les 1 heet: ‘Zet altijd een stip aan de horizon’. In dat hoofdstuk vertelt hij dat hij echt niet wist wat hij wilde gaan doen na zijn studie. Bovendien was ook nog zijn relatie uitgegaan. Zijn vriendin had iemand ontmoet in Istanboel, de stad waar zij stageliep. Dat was één van de redenen dat hij juist naar deze stad ging lopen; hij wilde zijn liefdesverdriet verwerken en overdenken wat hij verder met zijn leven wilde gaan doen. Istanboel werd zijn stip aan zijn horizon: de weg naar het goede leven, zonder nog te weten hoe dat goede leven eruit zou zien. Stip op de horizon. Ik heb van mijn voettochten geleerd een stip aan de horizon te zetten en mijn best te doen die te bereiken. Dat is hoe ik wil leven en pelgrimeren helpt me daarbij. Aan het einde van het jaar reflecteer ik altijd op wat ik het afgelopen jaar bereikt heb, en kijk vooruit naar het volgende jaar. Wat wil ik dat jaar bereiken? Die doelen beitel ik niet in graniet. Ze geven richting, maar moeten me niet verstikken of in de weg staan. Het nadenken over de dingen die ik wil bereiken helpt me enorm bij het maken van keuzes gedurende het jaar. Het geeft me een bepaalde mate van focus en zorgt ervoor dat ik niet bij iedere kruising mezelf af hoef te vragen wat ik zal doen (p 19) Dit zijn wijze lessen van een net afgestudeerde student van vijfentwintig jaar oud. Zijn pelgrimage is een spoedcursus ‘Leven’ geweest, zo zegt hij. Na zijn tocht kwam Thomas vol levenservaring bij mij terug en zag hij een vacature voor pr-medewerker van de Franciscaanse beweging. Hij twijfelde of deze functie iets voor hem was. In zijn sollicitatiebrief heeft hij die twijfel verwoord in de vorm van een dialoog ‘Publiciteitsmedewerker bij de Franciscaanse beweging?’ vroeg Pieter, een goede vriend van me, toen ik hem vertelde dat ik ging solliciteren. ‘Interessant, maar waarom zou je dat willen?’ ‘Ik wil dat mijn werk meer is dan stom werk alleen, het moet zin hebben. Weet je nog toen ik bij DTG in Amsterdam werkte, en zo veel mogelijk klanten in zo weinig mogelijk tijd te woord moest staan? Het enige dat telde was geld. Dat wil ik niet meer,’ zo legde ik hem uit.‘En is dat bij de Franciscaanse beweging anders?’ vroeg Pieter terwijl hij zijn wenkbrauwen licht fronste. ‘Ja, dat denk ik wel.’ Naderhand hoorde Thomas dat de gesprekken eigenlijk niet meer nodig waren. Door de originaliteit van de brief wisten de paters al wie ze moesten hebben. Zij zagen Thomas wel zitten als begeleider van pelgrimstochten naar het Italiaanse Assisi, de geboorteplaats van Franciscus. Inmiddels heeft Thomas de overstap gemaakt van de Franciscaanse beweging naar zijn oude middelbare school waar hij docent levensbeschouwing is geworden. Daarnaast is hij actief als bestuurslid van de pelgrimsroute rondom Nijmegen, de Walk of Wisdom, en begeleidt hij nog steeds pelgrimages naar Assisi. Het bovenstaande voorbeeld laat zien hoe vaardigheden worden gerelateerd aan het goede leven. Volgens Mark Savickas weet een student heel goed welke thema’s en vakken hij of zij leuk vindt en welke niet. Datzelfde geldt voor mensen die werken. Door die voorkeuren en afkeuringen te formuleren, geef je inhoudelijk richting aan de keuzes die je wilt maken voor de toekomst. Je hebt ergens talent voor. Dat geeft richting. Ook het formuleren van waar je absoluut een hekel aan hebt, helpt, omdat dat duidelijk maakt wat je niet wilt. Wanneer je deze vraag met de vraag naar het goede leven verbindt, krijgt je antwoord nog meer diepte. Deze combinatie dwingt je namelijk om na te denken over wat voor jou dat goede leven zou kunnen zijn en welke vaardigheden, talenten en werk daarbij passen. Dat geldt natuurlijk ook voor zaken waarvan je denkt dat ze jou slecht doen. De filosofische vraag naar het goede leven wordt hier dus gecombineerd met een praktische vraag naar waarin je goed bent. En door deze vraag te beantwoorden leg je tevens een verband met je vaardigheden uit het verleden en met een visie op de toekomst. Daarom is dit een heel spannende vraag die mooie grondstoffen oplevert. Wat is het goede leven? In zijn boekje Wat filosofen weten. Over het verlangen naar geluk en de honger naar kennis (2016) vertelt de Nijmeegse filosoof Hans Thijssen dat de filosofie in de Griekse oudheid slechts één ambitie had: behulpzaam zijn om het goede leven te vinden. Filosofie was niets anders dan de zoektocht naar de zin van het leven. Plato zei al dat de mens streeft naar gelukzaligheid, maar het is vooral Aristoteles geweest die de toon heeft gezet. Wanneer je beseft dat het doel van je leven is om gelukkig te worden, dan kun je het niet meer vrijblijvend invullen. Je zult keuzes moeten maken en het scherpe redeneren (filosoferen) helpt je daarbij. De zin van het aardse leven en geluk is een paar eeuwen later ontkoppeld door de christelijke kerkvader Augustinus. Geluk vind je immers in het hiernamaals en het leven hier op aarde ziet er gewoon somber uit. De mens moet ploeteren voor zijn bestaan. De filosofie is zelf ook veranderd. Het was een activiteit der bevordering van het goede leven, maar ging zich bezighouden met filosofie als wetenschap met vragen als ‘Hoe kunnen we kennis krijgen?’ en ‘Hoe nemen we waar?’. Daarmee kwam zij los te staan van het goede leven. In het nawoord houdt Thijssen een pleidooi voor een nieuwe gelukskunde. We zouden verder moeten gaan waar de Grieken zijn opgehouden en zouden moeten putten uit de grote hoeveelheid teksten die perspectief kunnen bieden op het menselijke lijden en geluk. Vervolgens zouden die teksten geïntegreerd dienen te worden in het eigen leven om zo het leven op een goede wijze vorm te geven. De kunst is nu om wat jij goed kan en wat volgens jou het goede leven is, te koppelen aan een herinnering, zodat het goede heel concreet gemaakt kan worden. Het onderstaande verhaal illustreert hoe je dat kunt doen. De onzichtbare kracht van de magneten. Als kind speelde ik aan de keukentafel met magneten. Het verwonderde me dat de magneet boven op tafel meebewoog met de magneet waarmee ik onder de tafel rondjes draaide. Ik ben nog steeds gefascineerd door de onzichtbare kracht van de magneten uit mijn jeugd. Nu gebruik ik die energie in mijn werk met mensen. Met mijn hulp kun je zicht krijgen op de magneten in jouw leven die je misschien ongewild een bepaalde richting op duwen en waardoor je wordt aangetrokken. Je leert wat jou energie geeft, welke kant je op wilt gaan in je leven en het zet je in beweging. Op die manier wordt de onzichtbare kracht van magneten zichtbaar. Mij hebben de magneten gestuurd naar een goed leven, een leven waarin ik anderen kan helpen. De bovenstaande tekst is afkomstig van iemand die op zoek was naar een baan als loopbaanbegeleider. Op een van de faculteiten kwam een vacature vrij en heeft ze gesolliciteerd. Ze had niet het idee dat ze ver zou komen, maar ze werd op grond van haar verhaal toch uitgenodigd. Ze nam haar magneten mee naar het sollicitatiegesprek en liet beeldend zien hoe zij een rol van betekenis zou kunnen spelen voor de studenten. Nu is zij mijn collega. Lijden hoort ook bij het goede leven. Volgens mij is het koppelen van waarin je goed bent met het idee van je toekomstige welbevinden de methode om jouw idee van het goede leven naar boven te halen. Dit idee kan vervolgens in zinnen en uiteindelijk in teksten worden geformuleerd. Vervolgens koppelen we vaardigheden aan het eigen goede leven, waarbij niet alleen het goede, maar ook het lijden aan bod komt. Bij de vraag waar je goed in bent, komt ook naar boven waarin iemand niet goed is. Mijn ervaring is dat bij het beantwoorden van deze vragen heel vaak ook angsten naar boven komen die het goede leven in de weg zitten. Nadat er over mijn werk als loopbaanbegeleider en storyteller een artikel in het NRC Handelsblad heeft gestaan, kwamen er verschillende mensen uit het land naar me toe om hun toekomst via hun eigen verhaal in het vizier te krijgen. Vuurtorens geven licht in de duisternis. Vuurtorens geven licht in de duisternis en helpen mensen en schepen een veilige weg te vinden en hun route te bepalen. Ik wil graag een baken zijn voor die mensen die om wat voor redenen dan ook een nieuwe weg willen inslaan en hen begeleiden bij het vinden van de juiste route. Bewustwording en zelfkennis zijn in beginsel de belangrijkste pijlers op basis waarvan je opnieuw je leven gaat vormgeven. Ik beschik over de ervaring en de kennis om je daarin te begeleiden. Ik ben jouw baken. De bovenstaande tekst is door iemand geschreven die zelf lang in duisternis heeft geleefd en behoefte had aan een baken, maar die lange tijd niet kreeg. Juist die ervaring wil ze inzetten om anderen te helpen dat baken te vinden. Dit kan echter alleen wanneer je zelf dat baken gevonden hebt en afstand hebt genomen van je eigen lijden. Op dat moment was zij nog niet zo ver en die realisatie maakte het voor haar mogelijk om haar ambitie bij te stellen. Deze openheid was er, doordat ik goede vaardigheden aan het goede leven had gekoppeld en niet aan een carrière. Hierdoor komen overwegingen naar boven die anders niet naar boven zouden komen en wordt de persoon gedwongen na te denken wat dat goede leven is. Soms behoort het acuut vinden van een baan niet tot dat goede leven, omdat andere zaken op dat moment belangrijker zijn en gedefinieerd dienen te worden, zoals in dit voorbeeld het geval is. Keuzestress leidt tot verkeerde keuzes. Simon Vestdijk is een schrijver die al lang vergeten is. Jaren geleden heb ik hem gelezen en een fragment over keuzes maken blijft altijd bij mij in herinnering. Het komt uit het boek ‘De dokter en het lichte meisje’. In hoofdstuk 1 heeft hij het over de Griekse halfgod Herakles. Herakles staat namelijk voor een keuze. Op de berg Kithairon kon hij kiezen tussen het brede en het smalle pad. Is hij wel vrij om te kiezen, vraagt Vestdijk zich af. Is het niet zo dat we achteraf spijt hebben van de keuze die we wel hebben gemaakt? De vrijheid laat zich alleen maar zien door terug te blikken welke keuze er is gemaakt en vervolgens te mijmeren dat we de andere keuze gemist hebben en ook hadden kunnen doen. Vrijheid van keuze? Herakles, leunend op zijn knots, twijfelt welk pad hij zal nemen. Op het smalle pad staat een strenge vrouw, het is het pad van de deugd. Op het brede pad staat een bekoorlijke vrouw; het pad van de ondeugd. Wat is nu de vrijheid van het kiezen? Laat hij zich door zijn verlangens leiden of door zijn ratio? Welke keuze hij ook maakt, hij zal altijd denken, wat zou er gebeurd zijn als ik het andere pad had gekozen? Hij heeft gedaan wat de Overlevering hem wilde laten doen: hij heeft het smalle pad genomen, want de Goden weten wat goed voor hem is om held te worden. Hier stoppen de mijmeringen van Vestdijk en gaan de mijne door. Waarom heeft hij zich laten voorschrijven om links en niet rechts te gaan? Als hij openstond voor zijn omgeving was hij er misschien achter gekomen dat er ook een geitenpad rechtdoor was. Door het niet weten te omarmen. Vrijheid is ook om met eigen initiatieven te komen die buiten de opgelegde kaders vallen van het zogenaamde weten. Ik zou gewoon rechtdoor gegaan zijn, alhoewel die keuze hem niet was voorgelegd. Hij deed gewoon wat hem opgedragen was. Een beetje creatief denken kon Herakles kennelijk niet. Wat de toekomst je brengt, weet je toch niet en wie weet had Herakles door rechtdoor te gaan zowel zijn ratio als zijn verlangens kunnen bevredigen. Sindsdien als mij gevraagd wordt of ik links of rechts wil gaan, denk ik altijd bij mezelf: is er misschien ook een mogelijkheid om rechtdoor te gaan? De toekomst kun je niet weten. Thomas Hontelez wist nog niet hoe zijn goede leven eruit zou zien en nam de tijd om daarachter te komen. Bij veel studenten geeft het niet-weten een enorme keuzestress. Ze worden door de omgeving en door zichzelf gedwongen om het wel te weten en dan maken ze keuzes die net zoals in het verhaal van Herakles uiteindelijk niet in overeenstemming zijn met hun goede leven. Het weten staat dan gelijk met het pretenderen het te weten. Juist het ‘niet-weten’ is het grondbeginsel van de wetenschap. Je stelt een onderzoeksvraag, een hypothese, die in principe op onkunde, op het niet-weten, is gebaseerd. Vanuit die onkunde ga je data verzamelen om erachter te komen wat het verschil is tussen het niet-weten en het weten, en dan ga je conclusies trekken. Die conclusies zijn nooit de definitieve waarheid, omdat de volgende wetenschapper weer vanuit het niet-weten jouw conclusies benadert, een vraagstelling formuleert en nieuwe data verzamelt. In ons persoonlijke leven gaan we vaak anders te werk. Maar heel weinig mensen durven gewoonweg te erkennen dat ze het niet weten. Juist tieners en twintigers staan voor moeilijke keuzes. Ze moeten voor een schoolniveau kiezen, voor een profiel, voor een vervolgstudie en later voor een baan. Omdat ze niet de ruimte hebben gehad om er zelf achter te komen wat ze willen, luisteren ze naar hun ouders, naar hun school, naar de maatschappij en gaan ten slotte iets doen waar hun hart niet ligt. Vaak komen studenten daar in het eerste jaar van hun opleiding achter. Ze stoppen dan met hun studie of kiezen voor iets anders. In het hbo stopt vijfendertig procent en op de universiteit bijna vijfentwintig procent van de studenten na het eerste jaar. Dit verschil is mogelijk deels te verklaren: havisten (met toegang tot het hbo) zijn doorgaans een jaar jonger dan vwo’ers die vaker naar een universiteit gaan. Veel studenten die aan het einde van hun studie bij mij komen, weten vervolgens ook niet wat ze verder willen gaan doen. Er blokkeert iets en ze komen er niet uit. Gevolg: stress. De keuzestress van de middelbare school waait over naar de vervolgopleiding. De edele kunst van het niet-weten. Op grond van deze ervaringen geef ik samen met Paul van der Velde, hoogleraar Aziatische religies, workshops en bezinningsdagen met als titel ‘De edele kunst van het niet-weten’ Wij vinden dat het een kunst is die je moet leren. Wat je wel weet, moet je namelijk loslaten. Paul van der Velde neemt de route van het niet-weten via de boeddhistische weg. De allerbelangrijkste wijsheid is namelijk de wijsheid van de leegte. In die leegte zijn er nog geen oorzaken en gevolgen aan te wijzen. Vanuit die leegte zie je pas echt wat voor jou de werkelijkheid is. Ik kom bij het niet-weten uit via de socratische weg. Socrates zelf heeft niets geschreven, maar zijn filosofie is bekend geworden via anderen. Plato was een leerling van Socrates en vooral via hem zijn we veel te weten gekomen over de ideeën van Socrates. Socrates stoorde zich aan politici die riepen dat zij wisten wat goed was voor de mens, maar dat op ongefundeerde meningen baseerden. Deze meningen kwamen volgens Socrates niet overeen met hun eigen gedragingen. Ze bazelden maar wat en ze pretendeerden alles te weten over de toekomst, terwijl dat onmogelijk is. Socrates was van mening dat je in principe uit moet gaan van het niet-weten, omdat je dan op een onbevooroordeelde manier kennis kan toevoegen. Hij deed dat via de dialoogmethode; door het stellen van de juiste vragen. Pas dan krijg je gefundeerde antwoorden van de ander en daar borduur je verder op voort. Daarbij ging het hem er vooral om te achterhalen wat het goede handelen is door blinde vlekken, onvermogen en inconsistenties boven tafel te krijgen. Hij gebruikte het niet-weten dus op een dubbelzinnige manier. Hij heeft in principe geen kennis van de zaak en brengt dus geen enkele kennis over, maar aan de andere kant weet hij zijn gesprekspartners tot bewustwording en zelfkennis te brengen. De deelnemers aan onze workshops onderzoeken wat ze niet weten en daar komen verrassende resultaten uit die uiteindelijk veel dichter bij henzelf liggen, zoals in het onderstaande voorbeeld wordt beschreven. Er ontstaat namelijk ruimte om uiteindelijk betere keuzes te maken. Vooral wanneer je belangrijke keuzes hebt te maken, is een rondje twijfelen van groot belang voor de uiteindelijke keuze: niet alleen op school, maar ook later: je hele leven lang. De ruimte nemen voor het leren twijfelen is de edele kunst van het niet-weten. Ik schilder in warme kleuren. Ik schilder veel in warme kleuren, in veel verschillende nuances, gelaagd, van transparant naar dekkend. Licht is heel belangrijk in mijn werk. Meestal schilder ik abstract vanuit kleur via innerlijke thema’s en probeer ik het onzichtbare zichtbaar te maken. Ik wist niet dat ik die warme kleuren ook bij anderen kan waarnemen. In eerste instantie kunnen teksten misschien zweverig overkomen, maar wanneer ze in een bepaalde context worden gezien, scheppen ze juist helderheid. Deze kunstenares gebruikt altijd warme kleuren en kwam er door het niet-weten achter dat ze ook die warme kleuren bij anderen kan zien. Dat bracht bij haar het goede leven dichterbij. Dus beschrijven waarin je goed bent is niet voldoende. Wanneer je dat koppelt aan het goede leven geeft dat een verdiepende betekenis. Vragen bij dit hoofdstuk:

7. Wat is mijn levensmotto? De laatste wezenlijke vraag is eigenlijk een samenvatting in één zin of zelfs woord van al het voorgaande. De vraag is of je toevallig een levensmotto hebt. En als je er geen hebt, zou je er één kunnen verzinnen? Mijn levensmotto is: Zoekend op pad verder gaan. Wat een geweldige opdracht. Ik durfde aan het begin niets over mezelf te formuleren, maar nu weet ik mijn gevonden zelfkennis in één zin te pakken. De zin omschrijft dat je nooit aankomt en altijd open moet blijven voor nieuwe invloeden. De bovenstaande vraag is een eenvoudige, samenvattende en reflecterende vraag. Een mooie vraag om mee af te sluiten. In eerste instantie dacht ik dat deze vraag niet in het rijtje van wezenlijke omwegvragen thuis zou horen, omdat hij echt anders is dan de vorige vragen. Ook dacht ik dat deze vraag typisch Amerikaans zou zijn. Daar hebben ze naar mijn idee meer met motto’s en quotes dan wij hier in Nederland. Tot mijn eigen verbazing had ik het bij het verkeerde eind. Heel veel mensen hebben motto’s of quotes, gezegdes of metaforen, die ze voortdurend voor zichzelf herhalen. Levensmotto’s zijn statements die levenswijsheden in zich dragen en als een soort zelfadvies fungeren. Het gaat om een zinspreuk, slogan of woord dat een beweegreden van iemand aanduidt. De motto’s per persoon verschillen en daarom zeggen ze ook iets over de persoon in kwestie, vooral wanneer vervolgens wordt uitgelegd waarom voor een bepaald motto gekozen is. Wanneer iemand geen motto of levenswijsheid heeft, vraag ik om er een te verzinnen. Lichte zelftherapie. Volgens Mark Savickas is het uitspreken van een motto een vorm van een lichte zelftherapie. Het herinnert je eraan dat er dingen gedaan moeten worden. Het creëert een soort emotionele impuls om iets te doen, in welke situatie je je ook bevindt. De goede spreuk helpt ons het licht aan het einde van de tunnel te zien en geeft dat extra beetje moed om het verlangde te realiseren. Bovendien is een goed motto een kernachtige zin of zelfs een woord, dat op dat moment bij je past. Een levensmotto kan een spreuk zijn die iemand al eerder uitgesproken heeft. Twee van de beroemdste spreuken zijn afkomstig uit het klassieke Rome. ‘Veni, vidi, vici (ik kwam, ik zag en ik overwon)’ is van Julius Caesar en de Latijnse schrijver Horatius kwam met de spreuk ‘carpe diem (pluk de dag)’. Ook onze grootste voetballer Johan Cruyff strooide met motto’s die menigeen nog gebruikt: ‘Elk nadeel heb zijn voordeel’ en ‘om te scoren moet je schieten’. Je kunt dus citaten van anderen overnemen die op dat moment bij je passen, maar je kunt ze ook zelf verzinnen. Hieronder volgen drie voorbeelden van zelfgekozen motto’s. De studenten reflecteren ook waarom ze voor deze motto’s hebben gekozen: Mijn levensmotto is: Onvoorwaardelijkheid. Het is bij mij dus niet zozeer een zin of verhaal maar meer één alomvattend woord. Het heeft iets verfijnds, iets kwetsbaars, iets ruimtelijks en iets vrijs. Al wat onvoorwaardelijk is, geeft mij meer zin. De onvoorwaardelijkheid waarmee ik liefde en zorg geef. De onvoorwaardelijkheid waarmee ik geniet van een gemaakte zeepbel. De onvoorwaardelijkheid zorgt ervoor dat alle obstakels, problemen, dilemma’s en drempels, mij niet kunnen raken. Het is goed zoals het is. Ik ben dan goed zoals ik ben. Mijn levensmotto is: Oei, ik groei. Als je je gevoel volgt, en dat betekent niet dat je verstand geen rol speelt, is er vaak maar één juiste keuze. En dat weet je. De verkeerde keuze voelt beroerd, gaat tegen je gevoel in en levert stress op. De juiste keuze kan ook flink wat stress veroorzaken, maar omdat je weet dat het de juiste keuze is, kun je dat aan. Soms moet je in het diepe springen en zwemmen naar de kant. Dat kan vreselijk moeilijk zijn. Zeker wanneer ook andere mensen daar de gevolgen van ondervinden. Schuldgevoel, schaamte, twijfel, angst en verdriet zijn geen prettige gevoelens. Ze horen er wel bij. Net als die enorme liefde en verliefdheid, focus, passie en avontuur, het betreden van onontgonnen gebied in mezelf, het aanwakkeren van creativiteit en lef en, weer, het dichterbij mezelf komen. Oei, ik groei. Mijn levensmotto is: Standvastig. Ik ben standvastig. Als ik er zo over nadenk, ben ik denk ik nog wel standvastiger dan ik al van mezelf dacht. Ik weet dat ik altijd snel geneigd ben om mensen van dingen te overtuigen, omdat ik het leuk vind om te debatteren, maar ik sta misschien ook wel sterker achter mijn eigen principes en mijn eigen waarheid dan ik van mezelf dacht. Aan de andere kant ben ik ook een ontzettende twijfelaar. Maar dat betekent juist dat zodra ik ergens wel van overtuigd ben, het ook het resultaat is van een zorgvuldige overweging en dan sta ik er ook wel echt achter. Ik heb ook wel een sterk rechtvaardigheidsgevoel, en dat is ook iets wat me standvastig maakt, denk ik. Mijn eigen motto is aan verandering onderhevig. Naar aanleiding van de eerste zin van de Bijbel is het heel lang ‘scheiden en scheppen’ geweest. Ik maak geen keuze tussen scheiden en scheppen omdat het leven uit alle twee de begrippen bestaat. Als je van iets of iemand scheidt, dan begin je ook meteen met het volgende te scheppen. Nu is mijn motto: ‘Zet een stap en je komt altijd aan’. Samen met mijn vrouw ben ik in 2018 vanuit Den Bosch naar Santiago gelopen. Vier maanden lang hebben we onderdak gevonden; we hebben nooit buiten hoeven slapen. Dat heeft mij het vertrouwen gegeven dat je altijd ergens aankomt. Maar daarvoor moet je wel eerst een stap zetten. Op een gegeven moment heb je dan het vertrouwen dat het andersom ook werkt. Wanneer je een stap zet, kom je altijd aan. Misschien niet waar je van tevoren denkt dat je aankomt, maar dat is juist de verrassing van het leven. Hoe dan ook: als je iets in de toekomst wilt, zal je eerst een stap moeten zetten. Ik probeer ook altijd om diegene die mij om advies vragen tot actie aan te zetten. Denken en fantaseren alleen is niet genoeg. Vragen bij dit hoofdstuk:

8. De analyse: op verhaal komen. Alle antwoorden op de zeven vragen zijn gegeven. Het levert korte verhalen en zinnen op die in eerste instantie niets met elkaar te maken lijken te hebben. Nu is het zaak om op verhaal te komen. In het eerste hoofdstuk heb ik aan de hand van Elaine laten zien hoe Mark Savickas dat doet. Hij neemt het gesprek helemaal op en werkt het zelf uit. Aan de hand van een zevenstappenmodel komt hij tot een analyse en conclusies die hij aan Elaine voorlegt. Hieruit blijkt dat Mark Savickas in beginsel een psycholoog blijft. Hij is degene die het materiaal interpreteert en vervolgens met een advies komt. Door zijn ervaring, kennis en kunde is dat meestal een goed advies. Bekijk ter voorbeeld de casus van Raymond (Savickas 2019) De casus Raymond. Raymond is een 19-jarige student die pas begonnen is met een biologiestudie. Na de vraag hoe Savickas hem behulpzaam kan zijn, zegt Raymond dat hij wil weten waarom hij altijd zo depressief is als hij de universiteit binnenstapt, terwijl hij juist als de meest getalenteerde student wordt gezien. Savickas doet verslag van Raymonds antwoorden op de zeven wezenlijke vragen:

Vervolgens gaat Savickas de verhalen analyseren. Hij transformeert de kleine verhalen tot één groot verhaal waarin hij verleden, heden en toekomst combineert. Het verleden wordt zo geconstrueerd dat het opties voor de toekomst geeft en laat zien welke acties nu ondernomen moeten worden om tot een goede keuze te komen. Het is een zoektocht naar mogelijkheden en niet naar belemmeringen. Daarbij gaat het niet om abstracte concepten, maar om concrete daden. De gebruikte taal is hierbij belangrijk. Savickas gebruikt de term ‘animated language’: geanimeerde taal. Geanimeerd kan je hier het beste zien als bezield en levendig. Verder moet het verhaal geloofwaardig, coherent en begrijpelijk zijn. Als laatste dient het verhaal controleerbaar te zijn. Het moet duidelijk zijn waar de informatie uit het verhaal vandaan komt. Welk microverhaal is er gebruikt en waar worden de verbanden gelegd. Mark Savickas komt na de analyse tot de conclusie dat Raymond biologie ging studeren vanwege zijn moeder (net zoals bij Elaine). Zij dwong hem om voor die studie te kiezen en luisterde niet echt naar hem, congruent aan het verhaal op de wc. Hij vraagt zich af hoe hij eindelijk gehoord kan worden door zijn moeder. Zijn rolmodellen laten zien dat hij graag gehoord wil worden door anderen, vooral op het politieke en imaginaire vlak. Misschien wil hij niet van studie wisselen, omdat hij net als Abraham Lincoln nooit wil opgeven. Het motto dat hij van Lincoln leent, houdt hem misschien tegen, omdat hij wisselen ziet als opgeven, wat in de ogen van Lincoln falen is. Wanneer Savickas Raymond vervolgens een beroepskeuzetest laat doen, blijkt inderdaad dat hij veel dichter tegen de beroepen van journalist, kunstenaar, columnist of schrijver aan zit en helemaal niet op het terrein van de wetenschappelijke biologie. Een opleiding voor journalist of een vak als politicologie zou beter bij hem passen. Savickas is verbaasd dat Raymond daar zelf niet is opgekomen. De data die tot deze analyse leiden, zijn glashelder. Maar depressie en ontkenning zorgden ervoor dat Raymond niet wilde veranderen. Savickas schrijft een eindadvies. Raymond komt zelf tot de conclusie dat hij wil schrijven en geen wetenschap wil bedrijven. Maar hij vreest zijn moeder nog steeds. Hij is bang om haar teleur te stellen. Uiteindelijk durft hij na een aantal cursussen assertiviteit zijn moeder te confronteren en weet hij opleidingen in journalistiek en rechten af te ronden. Na zijn studie is hij als speech writer gaan werken voor een nationale politicus. Zijn moeder is trots op hem. Er is helaas geen betrouwbaar analysemodel. Dit laatste hoofdstuk is het moeilijkste hoofdstuk van allemaal. Er is namelijk geen analysemodel dat volstrekt betrouwbaar is. In de wiskunde en in de statistiek leidt a + b automatisch naar c. Het analyseren van verhalen is in principe een subjectieve bezigheid waarbij de interpretatie van de betekenissen van die verhalen allerlei uitkomsten kan hebben. Weliswaar zijn er een aantal objectieve feiten, zoals wat voor baan iemand heeft of heeft gehad, maar de noodzakelijke reflectie die daarmee gepaard gaat, is in principe een subjectieve bezigheid. De methode van Savickas is een conceptueel model en de uiteindelijke resultaten hangen af van de dialoog tussen counselor en cliënt. Hij spreekt daarom graag over ‘discourse’. Het gaat over observaties en interpretaties die gebaseerd zijn op praktijkervaringen, waarbij taal van doorslaggevend belang is. En of de methode heeft gewerkt, kunnen we aflezen aan de mate waarin de cliënten zich geholpen voelen in wie ze zijn en wat ze willen gaan doen. Inderdaad, heel veel hangt af van de dialoog tussen counselor en cliënt. Sterker nog, wanneer de counselor zich goed heeft ingewerkt in een methode die het beste bij hem past, dan heeft de cliënt daar het meeste baat bij. Dat is precies de reden dat mijn analyses van de verhalen er anders uitzien dan die van Savickas. Zijn aanbevelingen hoe een verhaal te analyseren zijn zeer bruikbaar, maar hij is van beroep een psycholoog en ik niet. Ik vertrouw dus niet op mijn eigen gepsychologiseer en analyses, maar op de waarachtigheid van het eigen verhaal. Ik heb echter ook een principieel bezwaar tegen dat de counselor de verhalen opschrijft. Ik laat de student zelf de verhalen opschrijven, zelf de analyse maken en zelf tot conclusies komen. Het gaat immers om het verhaal van diegene die bij mij komt, en niet om mijn interpretatie van dat verhaal. Dat zou immers mijn verhaal opleveren en omdat ik als deskundig word gezien, wordt dan mijn verhaal en mijn advies overgenomen. Daardoor is de kans kleiner dat het nieuwe eigen verhaal geïnternaliseerd wordt, terwijl we dat juist willen bereiken. Wanneer je zelf je verhaal opschrijft, er zelf op reflecteert en zelf het creatieve proces van het opnieuw formuleren doorloopt, dan wordt het jouw verhaal. Mijn rol is om dat verhaal te ontlokken met de zeven wezenlijke en verdiepende vragen. De hermeneutische methode. Hierbij gebruik ik het model van de hermeneutische methode. Een model dat in de filosofie en in de theologie veel gebruikt wordt. Het is de Griekse schrijver Homerus geweest die al in het jaar 800 voor Christus de term hermeneutiek gebruikte. Het is de kunde die de god Hermes toepast om boodschappen van de goden over te brengen. Hermes had dit baantje gekregen, omdat hij zo welbespraakt was en overtuigingskracht bezat. De filosoof Plato gebruikte de term om de filosofie van Socrates uit te leggen. Socrates probeerde de wereld van ideeën om te zetten tot ware kennis. Hij komt zelf niet met die kennis, maar door het stellen van de juiste vragen, weet hij de ander zover te krijgen dat hij zijn eigen ziel onderzoekt en daardoor kennis vergaart. De term heeft in de loop der tijd verschillende betekenissen gekregen. Het is de filosoof Wilhelm Dilthey (1833-1911) geweest die hermeneutiek niet meer zag als een kunst van het lezen van een tekst, maar zag als de leer van het leven zelf. Een verschijnsel moet niet verklaard worden, maar in zijn betekenis verstaan worden. De term ‘Verstehen’ wordt voor het eerst gebruikt en daarbij gaat het om het verstaan en het begrijpen van de zin van het menselijk bestaan zelf. Via de teksten wordt het innerlijke leven van de schrijver bloot gelegd. Het punt is echter dat elk woord of elke zin verschillende betekenissen heeft afhankelijk van de context. Om die betekenissen te doorgronden kun je gebruik maken van de hermeneutische cirkel. De hermeneutische cirkel gaat ervan uit dat het begrijpen van de gehele tekst bereikt kan worden door naar de individuele delen te kijken, terwijl het begrijpen van die delen bereikt kan worden door naar het geheel te kijken. Dit is een manier om bijvoorbeeld teksten uit de Bijbel te interpreteren. Bij Savickas gaat het uiteindelijk om het macroverhaal. Bij mij zijn echter de microverhalen – de antwoorden op de zeven wezenlijke zinvragen – even belangrijk als het macroverhaal zelf. Door de voortdurende wisselwerking wint het verhaal aan betekenis en vaak is het zelfs zo dat één microverhaal, of een combinatie van twee micro-verhalen van doorslaggevende betekenis kan zijn voor het uiteindelijke verhaal. Procedure counseling. Inmiddels heb ik honderden Elaines en Raymonds aan mijn bureau gehad en heeft het jaren geduurd voordat ik tot een voor mij werkbare procedure ben gekomen. Een aantal counseling-vaardigheden zijn erg belangrijk: De eerste vaardigheid is in de woorden van Savickas ‘entering the story’. Als counselor ga je het verhaal binnen door intuïtie en empathie. Je omhelst het verhaal, focust op negatieve en positieve signalen. Je voelt het humeur van het verhaal en tolereert altijd de ambiguïteit, de grilligheid of de onlogica van het verhaal. Elk verhaal is goed en het gaat nog niet om de persoon die het verhaal vertelt. De tweede vaardigheid is: ‘understanding the story’. Om het verhaal te begrijpen moet je goed luisteren naar de woorden en zinnen die gezegd worden. Als counselor moet je luisteren naar de boodschap en vooral naar de boodschap achter de boodschap. Je moet luisteren naar de ziel van de taal en dat op een dialogische en reflectieve wijze teruggeven aan de persoon tegenover je. Achter alle verhalen zitten levensthema’s. Welke zijn dat? Welke patronen komen telkens terug? Ik noem dit zelf ‘de zin achter de zin’ ofwel ‘de zingeving achter de zin’ De derde vaardigheid is: ‘elaborating meaning’. Letterlijk: het uitwerken van de betekenis. Dat betekent dat je verschillende interpretaties laat zien van wat gezegd is om weer tot nieuwe betekenissen en inzichten te komen. Belangrijk is dat in die uitwerking altijd een actiemogelijkheid zit. Uiteindelijk gaat het erom stappen te zetten. Er wordt actie gevraagd. Het eerste gesprek. Net zoals Savickas heb ik eerst een voorgesprek. Daarbij stel ik ook de vraag wat ik voor diegene kan betekenen. Wanneer er voor beiden een positief antwoord uitkomt, dan volgt er een bijeenkomst van ongeveer een uur. In die bijeenkomst lees ik de zeven vragen voor en de student schrijft de antwoorden op. Ik vraag de student om eerst alle antwoorden op te schrijven, zonder daarover met mij te spreken. Uiteindelijk is bij mij een tekst pas een tekst wanneer het geschreven is. Op een geschreven tekst kan je altijd achteraf reflecteren, op een mondelinge tekst niet. Bovendien kan je die geschreven teksten onmiddellijk toepassen in sollicitatiebrieven, cv’s en LinkedIn-pagina’s. Als de student klaar is, vraag ik hoe de student het vond om deze vragen te krijgen. Daarna geef ik een observatie. Iedereen schrijft namelijk anders. Sommigen beginnen meteen te schrijven en schrijven hele verhalen. Anderen denken lang na om vervolgens één zin op te schrijven. Sommigen schrijven schots en scheef, anderen heel netjes en gestructureerd. Na de observatie vraag ik of de student zich daarin herkent en of hij of zij daarin al een betekenis ziet. Dan vraag ik aan de student om die betekenissen op te schrijven. Ik noem dit stukje het allereerste begin van het produceren van grondstoffen over jezelf. Hoe meer grondstoffen je verzamelt, hoe beter het lukt om daar een fabricaat van te maken. Dan start de dialoog. In dit gesprek focus ik op een drietal zaken: het bekennen van een eigen kleur, die bekentenis formuleren in karakteristieke zinnen en waarbij wij focussen op uniciteit. Een voor een behandelen we de antwoorden op de vragen en ik luister vooral naar de taal, de zinnen en de woorden. Ik probeer namelijk de zin en de ziel achter de woorden te horen. Het gedrag is dus niet het uitgangspunt, maar de taal. Kleur bekennen: durven en doen. In die dialoog ben ik gespitst op twee zaken: ‘durven en doen’. Het schrijven van je eigen verhaal is immers je verhaal opnieuw inkleuren, of liever gezegd: kleur bekennen. Durven te schrijven wie je bent, is voor velen een enorme opgaaf, zoals uit onderstaand voorbeeld ook blijkt. Een verhaal kan vreemd lopen. Vaak had ik sterk de neiging een bepaald verhaal op papier te zetten voor een sollicitatie. Ik dacht dan: ‘Dat zou mooi zijn!’ en deed het vervolgens niet. Dat accepteren ze toch niet, was de rationalisatie daarbij. Daar heb ik spijt van, want dit heeft mij anderhalf jaar onzinnig solliciteren gekost. Uiteraard heb ik daarvan geleerd en ook van de achterlijke baantjes om maar iets te doen te hebben en een beetje te verdienen. Als ik uw advies op had gevolgd en mij niet zo had afgeremd, dan had ik eerder een mooie baan gehad. Gelukkig heb ik na lange tijd aanhouden toch iemand kunnen overtuigen van mijn kwaliteiten. Iemand die niet schreeuwt, is afhankelijk van de welwillendheid van anderen om gehoord te worden. Of hij moet slim zijn en dat kan met een goed verhaal. Door het juiste verhaal neem je de twijfels bij iemand weg. Het juiste verhaal is altijd jouw verhaal en nooit ‘een nette sollicitatiebrief, zoals het hoort’. Als jij wordt uitgekozen volgens de regels van de middelmatigheid, dan kan je er zeker van zijn dat je er niet gelukkig van wordt. Ik hoop dat ik hieraan heb weten te ontkomen. Durven heeft bij mij te maken met doen. Als je niets doet, komt er niets van de grond. Als je je verhaal voor jezelf houdt, dan gebeurt er niets. Wanneer bijvoorbeeld bij de vraag over de rolmodellen de vader of moeder genoemd wordt, dan vraag ik altijd of de ouders weten waarom ze als rolmodel gekozen zijn. Meestal is dat niet het geval. Sommige vanzelfsprekendheden hoef je niet uit te spreken. Toch geef ik dan de opdracht om dit aan hen te vertellen en op te schrijven hoe ze daarop reageren. Meestal zijn ze positief verrast en komt er ook bij hen een dialoog tot stand. Aan de student vraag ik ook die dialoog op te schrijven. Wanneer er vriendinnen, vrienden, partners, kinderen en andere dierbaren de revue passeren, vraag ik ook met hen de dialoog aan te gaan over de tekst. Ik vraag ook altijd of er meelezers zijn. Als dat zo is, dan vraag ik of zij ook mogen reflecteren. Dit levert allemaal nieuw materiaal op voor het verhaal. Samenvatting van mijn vaders antwoord. Wat heeft hij mij goed door. Ik word altijd enthousiast/geïnspireerd door en ben geïnteresseerd in mensen en moet ook iets gaan doen met mensen (en bijvoorbeeld niet achter een bureau). Ik wil graag dingen snappen en uitzoeken waarom iets is zoals het is en hoe dingen zijn ontstaan. Ik vind het leuk om met een groep mensen iets teweeg te brengen. Ik kan goed organiseren en hou er van praktische dingen uit te voeren. Dit moet echter niet te simpel zijn anders verveel ik me snel. Ik ben geïnteresseerd in wat goed is voor mensen en vind het leuk om vanuit daar iets te ondernemen. Uiteindelijk kan ik het beste vanuit het intellect iets praktisch uitvoeren. Schrijf die zin letterlijk op. Bij de bespreking van de antwoorden geef ik extra opdrachten. Iedereen krijgt huiswerk mee naar huis, maar vooral degenen die weinig opgeschreven hebben, krijgen veel huiswerk mee. Deze opdrachten heb ik niet van tevoren paraat, maar zijn afhankelijk van het gesprek. De bedoeling van de huiswerkopdrachten is het ontlokken van verhalen, die opgeschreven dienen te worden. Afhankelijk van wat er opgeschreven is, stel ik meerdere vragen met de bedoeling om meer antwoorden en dus meer tekst te krijgen. Heel vaak zeg ik: ‘Schrijf de zin die je nu zegt letterlijk op.’ Studenten zijn zich meestal niet bewust van de betekenis van de zinnen die ze zelf zeggen. Snel volgt er een volgende zin zonder dat ze de tijd nemen om na te denken wat de zin nu werkelijk ten diepste betekent. Ik dwing ze om over die zinnen na te denken en als gevolg daarvan nieuwe zinnen op te schrijven. Door die eigen geformuleerde zinnen op te schrijven, openen zich nieuwe werelden; studenten zijn verbaasd en meestal opgetogen over hun eigen zinnen. Ik vraag net zolang door totdat ik een concrete voorstelling van die zinnen heb en daarbij zijn de details van ongelofelijk belang. Meestal herhaal ik een zin en vraag ik wat de student precies bedoelt met dat begrip of dat woord. Ik dwing ze om precies te formuleren en dat op te schrijven. Dat iemand van zwemmen houdt, daar kan ik me niets bij voorstellen; wel als diegene een explosieve start heeft en precies in het startschot het water in duikt. Dan maakt het helemaal niet meer uit of deze zwemster wint; haar punt is al gemaakt. De anderen hebben immers het nakijken. Wie wil niet zo iemand in de organisatie hebben? Aan de andere kant heb je in de organisatie ook mensen nodig die de maat houden waarop anderen kunnen scoren. De middenvelders in de sporten, maar ook de slagwerkers en de bassisten in de bandjes. Ze zijn het niet voor niets. Vaak wordt mij gevraagd hoe het komt dat studenten die bij mij zijn geweest, zo goed kunnen formuleren. Wel, de belangrijkste zinnen die tijdens het gesprek uitgesproken worden, schrijven ze meteen op. Uniciteit. Bij het verder vragen ben ik me van een aantal zaken bewust. Ik ben altijd op zoek naar de uniciteit. Er zijn veel filosofen in Nederland, maar er zijn er weinig die zowel filosoof zijn als een explosieve start hebben in een zwembad. Iedereen heeft een combinatie van activiteiten en denkbeelden die uniek is en die iets zeggen over de persoon zelf. Door naar de details te vragen, kom je altijd bij die uniciteit uit. Als iemand zegt dat hij graag fietst, dan heb ik daar nog geen voorstelling bij. Waar fiets hij? Wat is de reden waarom hij fietsen zo leuk vindt. Wat is de mooiste fietstocht geweest en waarom? Fietst hij alleen of met anderen. Zo kwam ik erachter dat Bram door heel Nederland fietst en alle naambordjes van alle plaatsen, dorpen en gehuchten wil fotograferen. Dat zegt iets over Bram. Hij is de enige die dat doet. Focussen in het tweede gesprek. Na het eerste gesprek worden de antwoorden en de opdrachten thuis uitgewerkt en dan volgt er een tweede gesprek. Minimaal een dag voor het tweede gesprek krijg ik de verhalen gemaild. Voor dat tweede gesprek onderstreept de student zelf de belangrijkste zinnen uit de verhalen, geeft zelf aan wat de levensthema’s en succesformules zijn en onderstreept de zinnen die helpen om tot keuzes te komen. Ik doe dat ook en vervolgens vergelijken we. De student komt dan tot een schriftelijk zelfadvies. In dat zelfadvies komt te staan welke keuzes uit (delen van) het verhaal af te leiden zijn. Meestal zitten de keuzes al in het verhaal en dienen ze expliciet gemaakt te worden. Daarnaast staat er in het zelfadvies welke acties ondernomen dienen te worden; liefst met deadline. Het laatste deel van het zelfadvies gaat over het polijsten van de teksten. Teksten worden zodanig geformuleerd dat ze memorabel zijn. Memorabel betekent dat wanneer je zou solliciteren die ene brief eruit wordt gehaald omdat die blijvend herinnerd wordt, ook al zijn er honderd inzendingen. Dat is de memorabele brief van jou. Soms is er nog een derde gesprek nodig om dit alles boven tafel te krijgen en om de formuleringen aan te scherpen en memorabel te maken. Toepassing. In het schriftelijke zelfadvies staat ook welke acties je gaat ondernemen. Dat kunnen zeer verschillende acties zijn, zoals ik in de vorige hoofdstukken heb laten zien. Soms is de beste actie een pas op de plaats. Acties kunnen verder zijn: het oriënteren op de arbeidsmarkt, cursussen volgen om kennis of vaardigheden te verbeteren of de eigen privésituatie verbeteren. Hieronder volgen acties die met de arbeidsmarkt te maken hebben. Belang van Linkedln. In Amerika heb je al bureaus die gespecialiseerd zijn in het maken van een ‘summary’ op het digitale netwerkplatform LinkedIn. De samenvatting staat immers bovenaan op de LinkedInpagina. Het zijn de belangrijkste stukjes tekst om je te onderscheiden van anderen. Bovendien zijn deze teksten de eerste teksten die iemand te zien krijgt. Het zou mooi zijn wanneer je in de samenvatting van Linkedln al memorabel bent. Bovendien vinden werkgevers jou voornamelijk op je profiel. Ik heb al het voorbeeld gegeven van een studente die via de tekst in haar LinkedInprofiel door een uitzendbureau gevonden is en is voorgedragen als beleidsmedewerker volkshuisvesting in een gemeente in Limburg. In dat profiel schrijf je kort wie je bent en wat je drijfveren zijn. Laatst werd ik benaderd via de mail voor een functie, ze had mijn cv gevonden via LinkedIn. Het is iets anders dan waar ik steeds op solliciteerde, maar het spreekt me wel aan, ook de cultuur van het bedrijf spreekt me aan. Ik ben uitgenodigd voor een gesprek en nu mag ik er gaan werken. Belang van een goede sollicitatiebrief. De meeste sollicitatiebrieven beginnen als volgt: ‘Hierbij solliciteer ik op deze functie omdat ik denk dat ik aan de door u geformuleerde eisen voldoe’. Dat klopt, anders zou je die brief niet schrijven. Deze zin is dus volstrekt overbodig. Het is ook een gemiste kans om memorabel te worden. In de inleiding heb ik al een voorbeeld gegeven van een student die begon met: ‘Ik doe aan dressuur…’. Wanneer je gaat solliciteren maak je van je verschillende microverhaaltjes een macroverhaal dat past bij de context van die sollicitatie. Dit verhaal heeft niet alleen een goed plot nodig, maar ook memorabele zinnen. Daarbij is een sollicitatiebrief iets anders dan je cv. Het is echt een MOTIVATIEBRIEF en geen verdubbeling van je cv. De meest memorabele beginzinnen komen uit de eigen herinnering en zijn daarom per definitie authentiek. Je verzint ze niet. Daarbij zijn de eerste zinnen het belangrijkst. Met onderstaande brief is een student uitgenodigd voor zijn eerste baan. Zijn eerste vijf zinnen komen uit een impactervaring. Vorig jaar sloop ik via de achterdeur de Algerijnse ambassade in Beirut binnen om op tijd aan een stage in Algiers te kunnen beginnen. De voordeur was gesloten vanwege de onrust op straat. De ambassadeur was verrast me te zien, maar ik kreeg het begeerde visumpapiertje waarmee ik naar Algerije kon vliegen en op tijd aan mijn stage kon beginnen. Zaken zijn prettig als ze soepel verlopen, maar geven een stuk meer voldoening als je er een paar hobbels voor hebt moeten nemen. Wanneer ik met een opdracht bezig ben, vind ik het niet erg om met tegenslagen om te gaan: als het resultaat goed is, ben ik tevreden. Mijn ervaringen in het chaotische Midden-Oosten, opgedaan tijdens mijn studie, hebben van mij een positieve ploeteraar gemaakt en mij het inzicht gegeven dat hoe chaotisch de situatie ook is, er altijd mogelijkheden zijn om oplossingen te vinden. Nu wil ik mijn kennis en ervaring aanwenden voor een loopbaan. Als u een baan heeft waarvoor geploeterd dient te worden en achterdeuren belangrijk kunnen zijn, bied ik me per direct aan. De eerste zinnen gaan over een eigen ervaring uit het verleden, die iets vertelt over de persoon zelf. Je kunt natuurlijk zelf zeggen dat je een doorzetter bent, dat je goed om kan gaan met verrassende situaties en omstandigheden, dat je durf hebt en ondanks alles op je doel afgaat, maar sterker is het om dat te laten zien middels een ervaringsverhaal: ‘show, don’t tell’. Uiteraard moet het verhaal authentiek zijn, anders is het niet geloofwaardig. Daarnaast heb ik het voorbeeld gegeven van een afgestudeerde student die voor de dialoogvorm koos in zijn sollicitatiebrief. Hij is niet alleen memorabel geworden door zijn tekst, maar ook door de gekozen originele vorm. Dat getuigt van lef hebben. De sollicitant bekent kleur en dat is precies de reden waarom hij werd gekozen. Solliciteren is kleur bekennen. Als laatste een voorbeeld van het begin van een andere motivatiebrief: De Vikingen staan bekend als barbaarse plunderaars die een onuitwisbare indruk achterlaten wanneer ze voet aan wal zetten en het land binnenstormen. In de vacaturetekst lees ik dat ‘aanstormend talent’ is wat u zoekt en dit is precies dát waartoe de Vikingen mij inspireren: een onvergetelijke indruk achterlaten door uitmuntend werk te leveren (met pen en toetsenbord in plaats van zwaard en bijl uiteraard) Bij deze brief is een foto bijgeleverd van de briefschrijver in Viking kleren. Zij is een ‘re-enactor’. Re-enactoren proberen zo waarheidsgetrouw mogelijk een bepaalde periode uit de geschiedenis uit te beelden. Belang van een goed cv. Wanneer je gaat solliciteren dan hebben de recruiters twee mogelijkheden. Ze beginnen met je brief of met je cv en je hebt grote kans dat als ze met de cv beginnen, ze de motivatiebrief vervolgens niet lezen. Vandaar dat het van groot belang is om ook in het cv een profiel op te nemen dat memorabel is. Dus onder je adresgegevens begin je met een kopje ‘persoonlijk profiel’. Dat profiel moet natuurlijk anders zijn dan je profiel op je LinkedIn-pagina. Met onderstaande, memorabele zinnen in zijn cv trok een filosoof de aandacht van de directeur van een sportmarketingbureau, terwijl de recruiter hem in eerste instantie had afgewezen. Uiteindelijk heeft hij de baan niet gekregen omdat hij te weinig ervaring had op marketinggebied. Deze les leert dat je verhaal in de buurt moet liggen van je competenties en vaardigheden. Vervolgens werd de bovengenoemde filosoof uitgenodigd door een bureau dat archieven ontwerpt voor bedrijven en gemeenten. Nog belangrijker is dat hij lef heeft getoond om de zinnen hieronder te formuleren. Ik hou van dode mannen. Ten minste als het beroemde filosofen zijn. Ik maak ze weer levend en actueel, zodat hun denkkracht voor u van betekenis kan zijn. Belang van een goed sollicitatiegesprek. Wanneer je de zinvragen van Savickas beantwoord hebt met verhalen, dan kun je die verhalen ook gebruiken tijdens het sollicitatiegesprek. Tijdens dat gesprek worden er drie soorten vragen gesteld: Wie ben je? Waarom wil je deze functie? Waarom bij deze organisatie of dit bedrijf? De volgende vragen komen meestal aan bod: Wat spreekt je aan in deze functie; in deze organisatie? Wat is jouw toegevoegde waarde? Waarom ben jij geschikt? Wat zijn je kwaliteiten? En je mindere eigenschappen? Wat is je werkervaring tot nu toe? Wat zijn je verwachtingen? Waar zie je jezelf over tien jaar? Hoe ga je om met stress; met kritiek? Hoe omschrijven je vrienden jou? Wanneer je op alle zinvragen van Savickas antwoord hebt gegeven, is er materiaal genoeg om dat mee te nemen in het sollicitatiegesprek. Bovendien weet je zeker dat hierop teruggekomen wordt wanneer je memorabele zinnen in je sollicitatiebrief hebt gebruikt. Ik heb eerder het voorbeeld gegeven van een sollicitante die had geschreven dat toen ze nog jong was, ze al met magneten speelde. De uitdaging was om een magneet onder de tafel zodanig te bewegen zodat de magneet boven de tafel vanzelf meebewoog. Ze heeft de magneten meegenomen naar het sollicitatiegesprek en laten zien hoe het werkt. Zo liet ze zien dat dat de ideale manier is van begeleiding en dat ze dat al vanaf haar jeugd in zich heeft. Het gesprek maakte ze zo zelf memorabel. Ze is aangenomen, terwijl er andere, meer ervaren medekandidaten waren. Hieronder volgen nog twee voorbeelden van studenten die op zo’n manier zijn aangenomen. De thriller toegepast. Maar het was een fijn gesprek. En ik ben aangenomen. Ben gewoon heel eerlijk gebleven en dat waardeerden ze ook. Ik heb het thrillerboek-gedeelte ook nog kunnen toepassen! Ze vonden mijn humor ook leuk gelukkig. Dus positief. Onderbouwen met anekdotes. Inmiddels heb ik een contract aangeboden gekregen. In tegenstelling tot eerdere sollicitatiegesprekken, kreeg ik de feedback terug dat ik goed wist wat ik wilde en dit goed met anekdotes kon onderbouwen. Onze voorbereidingen hebben dus nu al vruchten afgeworpen. Belang voor persoonlijke ontwikkeling. Camus liet al zien dat het verhaal van Sisyphus volstrekt anders geïnterpreteerd kan worden. Sisyphus is een gelukkig man en leidt een verre van zinloos bestaan. Hij kan in de eeuwigheid verhalen fantaseren, mooie zinnen bedenken. Wat wil je nog meer, wat is er zinvoller dan dat? Het verhaal geeft hem nog veel meer mogelijkheden. Iemand kan met hem meelopen, hem gezelschap houden en de steen mee helpen duwen. De steen kan veel lichter gemaakt worden, de top veel lager, zodat de weg niet zo lang is. Het voordeel van een verhaal is dat je er zelf mee aan de haal kan gaan en er de zin aan kunt geven die jij wilt geven. In feite is persoonlijke ontwikkeling het grootste belang van deze exercitie. Verhalen uit je herinnering laten zien dat je al een weg bent ingeslagen. Betrouwbaar. Op de basisschool, specifiek gymles, zat ik achteraan in een van de rijtjes kinderen. We gingen een parcours doen. Twee meisjes waren aan het ruziën om een plekje in een van de rijtjes, want het ene rijtje kinderen was blijkbaar leuker dan het andere. Alhoewel er helemaal geen keuze was, want de juffrouw had iedereen ingedeeld. ‘Sophie en Elke, een van jullie gaat gewoon terug naar haar oorspronkelijke rij,’ zegt de juffrouw. ‘Maar ik zat hier eerst, dus Elke moet terug!’ zegt Sophie. Wow, wat een volhouder, glashard liegen tegen de juffrouw! Er volgt een verhit gebekvecht. Om er klaar mee te zijn, vraagt de juffrouw aan mij wie er in de rij zat. Dit voelt niet goed, maar ik kan alleen maar Elke zeggen. Liegen kan ik nog steeds niet. Bovendien zet het schrijven van je eigen verhalen je aan het denken over jezelf en kom je zo tot nieuwe inzichten. In de war. De laatste keer is alweer even geleden maar graag zou ik op de korte termijn nog langskomen voor een laatste bespreking van de opdrachten. De gesprekken en opdrachten hebben me heel erg aan het denken gezet, in de war gebracht en ik kon er soms ook niet door slapen. Vervolgens heb ik besloten om het even los te laten en dat heeft gewerkt. Ik weet nu echt beter wat ik wel en niet wil. De mens en zijn zinnen. Dit boek is gegaan over de mens en zijn zinnen, over het belang van het definiëren van zinnen en verhalen en over de invloed daarvan op loopbaankeuzes, levensloop en uiteindelijk de zin van het leven. Zin wordt gegeven door middel van memorabele zinnen en verhalen. De zinnen geven kleur aan de persoonlijkheid en zijn bij uitstek geschikt om de uniciteit en de talenten van iedere persoon naar boven te halen. Het formuleren van verhalen via de wezenlijke vragen dwingt je ook om buiten de eigen kaders te denken en verbanden te leggen die niet altijd vanzelfsprekend zijn. Je wordt uitgedaagd om van het alledaagse iets bijzonders te maken. Zo word je bewust van de bijzondere dingen die je doet en de bijzondere ervaringen die je hebt. Ik ben ervan overtuigd dat in essentie ieder mens op zoek is naar de zin van het leven: in het loopbaanperspectief, in het levensperspectief én in het alledaagse bestaan. Om die zin te formuleren kunnen de zinvragen van Savickas een belangrijke rol spelen. Deze vragen ontlokken verhalen die van wezenlijke betekenis zijn voor de verteller. Die verhalen zijn aparte bouwstenen, die in verschillende constructies opnieuw opgebouwd kunnen worden. Daarbij is ook de kunst van het formuleren van belang: de zin van het bestaan wordt memorabel door het formuleren van memorabele zinnen. Dus als de zin goed geformuleerd is, geeft die zin aan het bestaan. Bedankt voor deze methode. Ik wist niet dat het zo simpel was dat een bewust gekozen woordvolgorde mijn leven weer zin kon geven. Het geeft mij vertrouwen in tijden dat dit niet vanzelfsprekend is. Vragen bij de Analyse: Eerst krijg je een opdracht en een suggestie. Opdracht: onderstreep de voor jou belangrijkste zinnen in de verhalen. Suggestie: laat anderen ook je verhalen lezen en ook de belangrijkste zinnen onderstrepen, ga vervolgens de dialoog aan en schrijf de nieuwe inzichten die daaruit volgen op. En nu de vragen:

Отрывок из книги

www.novumpublishing.nl

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

.....

Прочитайте эту книгу целиком, купив полную легальную версию на ЛитРес.

Безопасно оплатить книгу можно банковской картой Visa, MasterCard, Maestro, со счета мобильного телефона, с платежного терминала, в салоне МТС или Связной, через PayPal, WebMoney, Яндекс.Деньги, QIWI Кошелек, бонусными картами или другим удобным Вам способом.

.....

Добавление нового отзыва

Комментарий Поле, отмеченное звёздочкой  — обязательно к заполнению

Отзывы и комментарии читателей

Нет рецензий. Будьте первым, кто напишет рецензию на книгу Ontdek je sterke verhaal
Подняться наверх