Читать книгу Congres in Mexico - Leo van der Weele - Страница 4
ОглавлениеHoofdstuk 1
Herbert Smit stapte in Groningen in de trein. Hij ging op weg naar Mexico voor een congres van longartsen. Hij was dan wel geen longarts, maar hij had als statisticus zoveel bijgedragen aan wetenschappelijk onderzoek dat hij was uitgenodigd samen met een longarts op dit mondiale congres een lezing te houden. Dat vond hij een hele eer, maar ook best spannend.
De coupé was nog leeg. Hij installeerde zich voor de lange reis naar Amsterdam, waar hij de bus naar Schiphol zou nemen. En dan nog eens vijftien uur vliegen naar Mexico City. Vlak voordat de trein vertrok, stapte een dame in, een jonge dame. Na het “goedemorgen”, “goedemorgen”, hielp hij haar haar koffer in het bagagerek te leggen.
May Simons stapte in de trein waarin alleen maar een man zat, een man van haar leeftijd of iets ouder misschien, in de dertig dus, schatte ze. Ze had de merkwaardige gewoonte altijd de leeftijd van mensen te schatten. De man hielp haar galant met haar koffer, waarna ze zich installeerde voor de reis naar Amsterdam.
Herbert pakte uit zijn reistas een boekje over Mexico. Het is verstandig en leuk je tevoren te oriënteren op zo’n bestemming, maar door tijdgebrek was hij er niet toe gekomen. Maar nu in de trein, en vast ook later tijdens de vlucht, had hij er genoeg tijd voor. Ongetwijfeld een fascinerend land, waarvan hij heel weinig wist. Hij kwam niet verder dan dat het land voornamelijk tropisch was. En deels wat bergachtig. Mexico City lag op zo’n tweeduizend meter hoogte, wist hij nog van de Olympische spelen waar door de ijle lucht nogal wat records waren gevestigd. Wat plaatsen betreft, kwam hij niet verder dan de hoofdstad Mexico City en de mondaine badplaats Acapulco. Verder wist hij vaag iets van oude culturen: Maya’s, Azteken en zo. De voertaal was door de eeuwendurende Spaanse overheersing Spaans. Verder was hij niet gekomen. Dus maar goed studeren zodat hij wat meer had aan wat hij zou tegenkomen.
May pakte een tijdschrift over longziekten. Ze had een drukke tijd achter de rug met veel diensten, ook nachtdiensten, met een gebrek aan slaap, waardoor ze achter was geraakt met de vakliteratuur. En dat kwam slecht uit nu ze moest werken aan haar proefschrift. Dat lag er al te lang zonder dat het echt opschoot. De vraagstelling lag er, en nu moest ze aan de slag met het verzamelen van data. ‘En ik moet wat meer leren over statistiek en de verwerking van de data met de computer,’ verzuchtte ze: ‘Had ik op het college medische statistiek maar beter opgelet. Maar dat werd zo saai gebracht!’ Dat gereken was niets voor haar, maar het hoorde er nou eenmaal bij. Ze moest zich voor hulp maar wenden tot het universitaire rekencentrum, zoals een collega had gesuggereerd, bedacht ze.
Herbert en May waren beiden zo geconcentreerd aan het lezen, dat ze ongemerkt Assen passeerden, en ook Beilen. Daarna kwam de koffiekar langs. “Daar was ik aan toe,” merkte May op. “Ja, ik ook,” reageerde Herbert, waarna ze verder gingen met lezen en zwijgen.
Herbert keek eens tersluiks naar zijn medereizigster. Hij zag een knappe vrouw. Een jaar of dertig, dacht hij. Ze was tamelijk lang en had kort blond haar en blauwe ogen, zag hij toen ze even opkeek van haar tijdschrift. Mooie ogen. Net of ze voelde dat hij haar bestudeerde! ‘Grappig,’ dacht hij, ‘Ik heb haar beeld nu heel helder voor me, maar als we straks uitstappen, ben ik dat helemaal kwijt. Ships passing in the night.’ Dat had hij altijd in de trein en het fascineerde hem.
Ook May kon het niet laten Herbert stiekem te bekijken. Ze zag een goed geklede, knappe man met donker haar en bruine ogen. ‘Vast een zakenman of een wetenschapper,’ was haar oordeel. Ook May realiseerde zich de vergankelijkheid van hun samenzijn. ‘Eigenlijk best gek, ik heb een goed beeld van de man, maar geen idee wat voor mens het is. En zal dat ook nooit weten.’
Op station Zwolle was het druk, maar er kwam niemand bij in hun coupé.
“Het blijft lekker rustig,” merkte May overbodig op.
“Inderdaad,” was de reactie van Herbert, die zonder op te kijken doorging met lezen.
Eindelijk was hij dan onderweg na een erg drukke tijd. Het voorbereiden van deze reis had hij naast zijn gewone werk op het rekencentrum moeten doen. Natuurlijk moest de voordracht worden gemaakt. Dat betekende ook een samenvatting maken voor de proceedings van het congres en natuurlijk vooral de voordracht zelf, met zijn dia’s. Samen met zijn mede-spreker had hij daar veel uren aan besteed. Met plezier trouwens. Vervelender vond hij het organiseren van de reis. Hij kon zich weliswaar aansluiten bij een groepsreis, maar moest natuurlijk zelf nog voor allerlei reispapieren zorgen. Hij had nog op tijd gemerkt dat hij een nieuw paspoort nodig had. En die inentingen waren ook een gedoe. Maar goed, alles was nu in orde, nam hij aan.
May deed niet mee aan een groepsreis, zoals Herbert. Haar professor meende dat hij het zelf wel kon regelen voor zijn medewerkers. Althans, dat moest zijn secretaresse dan doen. Ook May vond het regelen van haar papieren en de inentingen het meeste gedoe. Ze kocht in verband met de ligging van Mexico wat op de warmte gerichte kleren en een goede zonnebril. En een nieuw fototoestel.
Amersfoort leverde twee medereizigers op die na een wat nurks “mogge” de krant gingen lezen.
In Amsterdam hielp Herbert May galant weer met haar koffer.
“Dag.”
“Dag.”
Omdat hij erg vroeg was, dronk Herbert in de restauratie nog een kop koffie voordat hij in de bus naar Schiphol stapte.
Op Schiphol had je de gebruikelijke drukte. Herbert zocht meteen de groep waaraan hij zou deelnemen en vond die tot zijn opluchting snel. Er waren al meer congresgangers. Ze werden hartelijk begroet door groepsleidster Miriam, een vlotte, doortastende, roodharige dertiger. Zij legde nog wat uit over de reis en heel kort over het verblijf in Mexico. Ze gaf vooral de geruststellende boodschap: “Volg mij maar.”.
May nam nadat ze was uitgestapt meteen de bus naar het vliegveld. Er was nog niemand van haar afdeling. Daarom dronk ze eerst maar een kop koffie. En ze liep even door de taxfree winkels, zonder iets te kopen. Terug in de vertrekhal, kwam ze collega Jan tegen. Dat gaf haar een veilig gevoel, steun, want ze had maar weinig reiservaring. Ze zochten uit vanaf welke pier ze zouden vertrekken en wachtten op de rest van het gezelschap. Die kwamen al snel en de professor nam meteen de leiding. Hij controleerde of iedereen zijn reispapieren in orde had.
Ze vlogen met een Boeing 747, een gigant met tegen de 400 passagiers, die in rijen van tien zaten. May had een plaats aan het raam. Het was helder weer, zodat ze Zandvoort beneden zich zag liggen toen ze de kust verlieten. Het zeer steile opstijgen beangstigde haar wel, maar dat hoorde er kennelijk bij.
Herbert had vliegangst en had behoorlijk de zenuwen bij het aan boord gaan. Vooral het steile opstijgen zorgde bij hem voor een panisch gevoel. Hij was blij dat hij geen plaats aan het raam had, want hij had er geen behoefte aan het land onder zich te zien wegglijden.
Ze vlogen zo hoog dat er niets was te zien, behalve een wolkendek. Herbert ging verder met lezen over Mexico. Zo nu en dan werd hij onderbroken door een stewardess die iets te eten of te drinken had aan te bieden.
May keek om zich heen. Een massa gezichten waarvan ze zich afvroeg wat ze gingen doen. Ze pakte een boek dat, niet toevallig, in Mexico speelde. Ze wist weinig van het land af en had zich door tijdgebrek ook niet met een reisgids kunnen inlezen. Hopelijk gaf deze roman een beeld van het land.
Ze maakten een tussenlanding in Montreal. Ze moesten er even uit omdat het vliegtuig moest worden getankt en er een nieuwe bemanning werd ingezet. Ze bleven maar een uurtje op het land en kwamen dus niet verder dan de aankomsthal van het vliegveld. ‘Maar ik ben in Canada geweest!’ stelde May vast.
Daarna vlogen ze naar Houston. Daar landden ze wel, maar ze moesten in het vliegtuig blijven.
De laatste etappe ging naar Mexico City. Het was inmiddels nacht. Er was onderweg niets te zien, behalve een keer een zee van lichtjes toen ze over een grote stad vlogen.
May viel in slaap na even naar een film te hebben gekeken, maar het verhaal boeide haar totaal niet. En ze was moe na de drukke diensten die ze had gehad en te weinig slaap in de afgelopen nacht.
Herbert was inmiddels door de informatie over Mexico heen. Hij had een hoop geleerd van dat land, waar hij zo weinig vanaf wist. Des te leuker was het dat hij het land nu kon verkennen, omdat ze na het congres nog een week het land gingen doorkruisen. De geschiedenis: zo’n 25.000 jaar voor Christus waren nomaden uit Azië naar Amerika gekomen. Herbert las over Olmteken, Zapoteken, Maya’s en Azteken. De geschiedenis was goed te reconstrueren door de vele tempels, piramides en diverse opgravingen. Na het congres zouden ze nog een trip door het land maken om de oudheden te bekijken. De Spaanse overheersing duurde eeuwen. In 1821 werd Mexico onafhankelijk, waarna het in 1824 een republiek werd, na een bittere strijd met de Spaanse overheersers. De vlag was opvallend: groen, wit, rood met een cactus en een adelaar die een slang in de bek heeft.
Herbert nam zijn lezing nog eens ter hand, maar kon zich niet concentreren. En ook kende hij de tekst wel uit zijn hoofd.
Het zicht in het donker op de enorm grote hoofdstad van Mexico was fascinerend. Al die lichtjes, de contouren van de stad, die langzaam met het dalen duidelijker werden. Om drie uur landden ze. Het regende. De ambtenaren van het vliegveld waren buitengewoon secuur, waardoor het heel lang duurde voordat ze naar hun hotel konden vertrekken. Voor de groepsreis, waaraan Herbert deelnam, stond er comfortabel een bus klaar, zodat ze snel in hun hotel aankwamen en nog redelijk op tijd hun bed konden opzoeken.
Maar het clubje van May, zij, de professor en een vrouwelijke en een mannelijke collega, moest zelf voor vervoer zorgen. Ze vonden een taxi. Zoals May later ontdekte, en gebruikelijk voor de taxi’s hier, een oud roestig kreng. De chauffeur reed hard en trok zich niets aan van verkeersregels, en ook dat bleek in Mexico de norm te zijn. May was dan ook opgelucht dat ze veilig bij hun hotel aankwamen. Toen de receptionist geen enkele haast maakte, en de boeking uitgebreid verifieerde, en daarna nog eens, was het ochtend voordat May doodmoe haar bed zag.