Читать книгу Voorbestemd - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 8

Hoofdstuk zes

Оглавление

Caitlin vloog boven het pittoreske Umbrische platteland, over heuvels en valleien, en bekeek het weelderige, groene landschap in het vroege ochtendlicht. Onder haar uitgespreid lagen de kleine boerengemeenschappen: kleine, stenen huisjes omringd door honderden vierkante meters land; er kwam rook uit de schoorstenen.

Naarmate ze naar het noorden vloog, veranderde het landschap geleidelijk in de heuvels en valleien van Toscane. Zo ver ze maar kon kijken, zag ze wijngaarden die in de glooiende heuvels waren geplant, en arbeiders die grote strohoeden die al aan het werk waren en de ranken in de vroege ochtend verzorgden. Dit land was prachtig, en een deel van haar wilde dat ze nu kon afdalen, en een leven kon starten in een van die kleine boerderijhuisjes.

Maar er was werk aan de winkel. Ze vloog verder naar het noorden en hield Rose stevig vast, die opgekruld in haar shirt lag. Caitlin voelde dat ze dichterbij Venetië kwam en ze voelde zich erdoor aangetrokken als een magneet. Hoe dichterbij ze kwam, hoe meer anticipatie ze voelde in haar hart; ze kon nu al voelen dat daar mensen waren die ze ooit had gekend. Ze wist alleen nog niet wie. Ze kon niet voelen of Caleb er was, of zelfs maar of hij nog leefde.

Caitlin had er altijd van gedroomd om naar Venetië te gaan. Ze had foto’s van de kanalen gezien, van de gondels, en had zich altijd voorgesteld dat ze er ooit heen zou gaan, mogelijk met iemand waar ze van hield. Ze had zich zelfs een huwelijksaanzoek op een gondel voorgesteld. Maar ze had nooit verwacht op deze manier te gaan.

Terwijl ze steeds dichterbij kwam, besefte ze dat het Venetië dat ze nu zou bezoeken, dat van 1790, heel anders kon zijn dan de foto’s uit de 21e eeuw die ze kende. Ze verwachtte dat het kleiner, minder ontwikkeld en meer plattelands zou zijn. Ze stelde zich ook voor dat het er nog niet zo druk zou zijn.

Maar ze merkte al snel dat ze er behoorlijk naast zat.

Toen Caitlin eindelijk de buitenwijken van Venetië bereikte, schrok ze toen ze zelfs van deze hoogte zag dat de stad er verrassend veel uitzag als de foto’s ervan in de moderne tijd. Ze herkende de beroemde historische architectuur, alle kleine bruggen, dezelfde bochten in de kanalen. Sterker nog, ze was geschokt dat het Venetië van 1790 wat uiterlijk betreft helemaal niet zoveel verschilde van dat van de 21e eeuw.

Hoe meer ze nadacht, hoe logischer het werd. De architectuur van Venetië was niet slechts honderd jaar oud: hij was honderden en honderden jaren oud. Ze herinnerde zich een geschiedenisles op een van haar vele scholen, die over Venetië ging, over een paar kerken die in de 12e eeuw gebouwd werden. Nu wilde ze dat ze beter had opgelet. Het Venetië onder haar, een uitgestrekte massa gebouwen, was geen gloednieuwe stad. Zelfs in 1790 was het al honderden jaren oud.

Caitlin voelde zich daardoor getroost. Ze had verwacht dat het jaar 1790 zou zijn als een andere planeet, en ze was opgelucht om te zien dat er helemaal niet zoveel was veranderd. Dit zag er eigenlijk uit als dezelfde stad die ze bezocht zou hebben in de 21e eeuw. Het enige verschil dat ze meteen kon zien, was dat er natuurlijk geen enkele motorboot op de wateren lag. Er lagen geen speedboten, geen grote ferry’s en geen cruiseschepen. In plaats daarvan waren de wateren vol met zeilschepen met metershoge masten.

Caitlin verbaasde zich ook over de drukte. Ze dook lager en vloog nog een meter of dertig boven de stad, en zelfs nu, in de vroege ochtend, waren de straten afgeladen met mensen. En de waterwegen waren compleet gevuld met bootverkeer. Ze was geschokt: deze stad zat nog meer verstopt dan Times Square. Ze had zich altijd voorgesteld dat terug in de tijd reizen zou betekenen dat er minder mensen, kleinere menigten zouden zijn. Waarschijnlijk had ze ook dat mis.

Terwijl ze om de stad heen bleef vliegen, werd ze nog wel het meest verrast door het feit dat Venetië niet slechts één stad was, niet één eiland: het lag verspreid over vele eilanden, tientallen eilanden aan alle kanten, met allemaal hun eigen gebouwen. Het waren allemaal kleine stadjes op zich. De meeste gebouwen stonden op het eiland waar Venetië zelf op lag, dat het dichtst bebouwd was. Maar de tientallen andere eilanden leken met elkaar verbonden en een essentieel onderdeel van de stad te vormen.

Waar ze zich ook over verbaasde, was de kleur van het water: het was een glimmend blauw. Het was zo licht, zo onwerkelijk, eerder het soort water dat ze ergens in de Caribbean had verwacht.

Terwijl ze steeds opnieuw over het eiland vloog in een poging zich te oriënteren en een landingsplek uit te zoeken, had ze er spijt van dat ze hier nooit heen was gegaan in de 21e eeuw. Ach, in ieder geval had ze nu haar kans.

Caitlin werd ook enigszins overweldigd. Het leek zo’n enorm uitgestrekte plek. Ze had geen idee waar ze moest landen, waar ze moest beginnen met zoeken naar mensen die ze ooit had gekend – als die zelfs maar hier waren. Ze had zichzelf de dwaze voorstelling van een kalmer, meer pittoresk Venetië gemaakt. Zelfs van hieraf kon ze al zien dat ze dagenlang door deze stad kon lopen zonder de andere kant te bereiken.

Ze besefte dat er geen enkele plek was om onopvallend te landen op het eiland van Venetië zelf. Het was er te druk en er was geen onopvallende manier om het te benaderen. Ze wilde niet dat soort aandacht op zich vestigen. Ze had geen idee welke andere verbonden daarbeneden waren, en hoe territoriaal die waren; ze had geen idee of ze vriendelijk of kwaadaardig waren; en ze had geen idee of die mensen net als in Assisi op jacht waren naar vampiers en achter haar aan zouden komen. Het laatste dat ze wilde was nog een meute.

Caitlin besloot op het vasteland te landen, ver van het eiland. Ze zag enorme boten vol mensen die richting het vasteland leken te gaan, en ze bedacht dat dat de beste eindhalte voor haar vlucht was. De boten zouden haar tenminste naar het hart van de stad brengen.

Caitlin landde onopvallend achter een boomgaard in het binnenland, niet ver van de boten. Ze zette Rose neer, die onmiddellijk naar het dichtstbijzijnde bosje rende om haar behoeften te doen. Toen ze klaar was keek Rose op naar Caitlin en begon ze te janken. Caitlin zag in haar ogen dat ze honger had. Ze leed met haar mee: zij had ook honger.

Het vliegen had haar uitgeput en Caitlin besefte dat ze nog niet volledig was hersteld. Ze besefte ook dat ze honger had gekregen. Ze wilde zich voeden. En niet met menselijk voedsel.

Ze keek rond, maar zag geen enkel hert in zicht. Er was geen tijd om te zoeken. Er klonk een luid gefluit van de boot, die zich klaarmaakte voor vertrek. Zij en Rose zouden moeten wachten en het later uitvogelen.

Caitlin voelde een steek van heimwee; ze miste de veiligheid en het gemak van Pollepel, en het aan Calebs zijde staan, die haar leerde hoe ze moest jagen en die haar begeleidde. Aan zijn zijde voelde ze altijd dat alles goed zou komen. Nu ze op zichzelf was, wist ze dat niet meer zo zeker.

* * *

Caitlin liep met Rose aan haar zijde naar de dichtstbijzijnde boot. Het was een grote zeilboot die met een lang touw aan de kade vastlag. Ze keek omhoog en zag dat hij helemaal vol stond met mensen. De laatste passagiers liepen de loopplank op en Caitlin haastte zich met Rose naar de plank voor die weg zou worden gehaald.

Maar ze werd verrast door een grote, vlezige hand die hard tegen haar borst sloeg om haar tegen te houden.

“Kaartje?” klonk een stem.

Caitlin keek om en zag een grote, gespierde man op haar neerkijken. Hij was lomp en ongeschoren, en zelfs van hier kon ze hem ruiken.

Caitlins woede kwam weer op. Ze was al gespannen door het niet eten, en ze haatte de hand die haar tegenhield.

“Heb ik niet,” snauwde Caitlin. “Kun je ons niet gewoon doorlaten?”

De man schudde strak zijn hoofd en draaide zich om. “Geen kaartje, geen rit,” zei hij.

Haar woede groeide nog een maatje groter en ze dwong zichzelf aan Aiden te denken. Wat zou hij tegen haar zeggen? Adem diep in. Ontspan je. Gebruik je hoofd, niet je lichaam. Hij zou haar hebben herinnerd dat zij sterker was dan dit mens. Hij zou haar zeggen zich op zichzelf te focussen. Zich te concentreren. Haar innerlijke talenten te gebruiken.

Ze sloot haar ogen en probeerde zich op haar ademhaling te concentreren. Ze probeerde haar gedachten op deze man te richten.

Je zult ons op deze boot laten, droeg ze hem op. Zonder dat wij je betalen.

Caitlin opende haar ogen en verwachtte dat hij haar de overtocht zou aanbieden. Maar tot haar ergernis deed hij dat niet. Hij negeerde haar en was bezig de laatste touwen los te maken.

Het werkte niet. Of ze was haar wilsdwangkrachten kwijt, of ze waren nog niet helemaal terug. Of misschien was ze gewoon te afgeleid, niet geconcentreerd genoeg.

Plotseling herinnerde ze zich iets. Haar zakken. Ze voelde er snel in en vroeg zich af of ze iets had meegenomen uit de 21e eeuw, en zo ja: wat. Ze vond iets en was opgelucht toen ze zag dat het een briefje van 20 dollar was.

“Hier,” zei ze, en ze gaf het aan hem.

Hij nam het aan, verfrommelde het, bracht het omhoog en bekeek het.

“Wat is dit?” vroeg hij. “Ik ken dit niet.”

“Het is een briefje van twintig,” legde Caitlin uit, maar nog terwijl ze die woorden uitsprak, besefte ze hoe dom ze klonk. Natuurlijk. Hoe zou hij dit kúnnen kennen? Het was Amerikaans. En het zou nog een jaar of tweehonderd niet bestaan.

Met een steek van angst besefte Caitlin plotseling dat al het geld dat ze had nutteloos zou zijn.

“Rommel,” zei hij, en hij duwde het briefje terug in haar hand.

Caitlin keek om en voelde nog een angststeek toen ze zag dat ze de touwen losmaakten en dat de boot op het punt stond te vertrekken. Ze dacht snel, reikte opnieuw in haar zakken en haalde wat kleingeld tevoorschijn. Ze keek omlaag, zag een kwartje en gaf het aan hem.

Hier was hij meer in geïnteresseerd, en hij hield het tegen het licht. Maar hij was nog steeds niet overtuigd.

Hij duwde het terug in haar hand.

“Kom maar terug met echt geld,” zei hij; toen hij naar Rose keek, voegde hij toe: “en verboden voor honden.”

Caitlins gedachten schoten naar Caleb. Misschien was hij daar, net buiten haar bereikt, op het eiland Venetië, slechts een boottocht van haar verwijderd. Ze was woedend dat deze man haar bij hem weghield. Ze hád echt geld, maar alleen niet zíjn geld. En daarbij: de boot zag er nauwelijks zeewaardig uit, en er stonden honderden mensen op. Maakte één kaartje echt zoveel verschil? Het was gewoon niet eerlijk.

Toen hij het geld in Caitlins handpalm legde, greep hij plotseling haar pols met zijn grote, zweterige handen. Hij staarde vuil naar haar en er verscheen een brede, scheve glimlach op zijn gezicht, waardoor zichtbaar werd dat hij enkele tanden miste. Ze rook zijn slechte adem.

“Als je geen geld hebt, betaal je maar op een andere manier,”zei hij, en zijn smerige glimlach verbreedde. Hij raakte met zijn andere hand haar wang aan.

Caitlins reflexen kwamen in actie, en ze sloeg automatisch zijn hand hard weg en trok haar pols uit zijn greep. Ze werd verrast door haar eigen kracht.

Hij keek haar aan, blijkbaar geschokt dat zo’n klein meisje zoveel kracht kon bezitten, en zijn glimlach veranderde in een verontwaardigde frons. Hij rochelde en spoog recht naar haar voeten. Caitlin keek omlaag en zag zijn fluim tot haar afschuw op haar schoenen landen.

“Mazzel ik jou niet in stukken hakken,” gromde hij en hij draaide zich abrupt om en ging verder met het losmaken van de touwen.

Caitlin voelde haar wangen rood worden toen de razernij haar overviel. Waren mannen dan overal hetzelfde? In elke tijd en op elke plek? Was dit wat ze moest verwachten van de behandeling van vrouwen in deze tijd? Ze dacht aan alle andere vrouwen, aan alles dat zij in deze tijd moesten verduren, en ze voelde haar woede groeien. Ze had het idee dat ze voor hen allemaal moest opkomen.

Hij stond nog steeds voorovergebogen touwen los te maken, en ze trapte hem snel en hard tegen zijn achterste. Door de trap vloog hij over de pier en vloog hij vijf meter omlaag, met zijn hoofd vooruit het water in. Hij landde met een luide plons.

Caitlin rende snel naar het touw met Rose aan haar zijde, en baande zich een weg naar het enorme zeilschip vol mensen.

Het was zo snel gebeurd dat ze hoopte dat niemand het had gezien. Dat leek inderdaad het geval, want de bemanning trok de loopplank in en het schip begon te varen.

Caitlin haastte zich naar de rand en keek omlaag. Ze zag hem spartelen in het water, en hij schudde zijn vuist naar de boot.

“Stop boot! Stop boot!” schreeuwde de man.

Zijn kreten werden echter overstemd doordat honderden opgewonden passagiers juichten dat de boot eindelijk vertrok.

Een van de bemanningsleden zag hem en rende naar de zijkant van de boot; hij volgde de vinger van de andere man, die naar Caitlin wees.

Caitlin wachtte niet af wat er zou gebeuren. Ze dook snel de dichte menigte in met Rose aan haar zijde, en schoot verschillende kanten op tot ze diep in de menigte stond, ergens in het midden van de boot. Ze duwde zich nog dieper de menigte in, bleef bewegen. Er waren honderden mensen in een kleine ruimte samengepakt, en ze hoopte dat ze haar of Rose niet zouden zien.

Binnen enkele minuten ging de boot in volle vaart. Na een tijdje haalde Caitlin opgelucht adem. Ze besefte dat er niemand achter haar aan kwam, of dat ze zelfs maar naar haar zochten, voor zover zij kon zien.

Ze begon zich kalmer een weg door de menigte te banen, en liep naar de andere kant van de boot, met Rose nog altijd naast zich. Uiteindelijk wist ze er te komen, wrong ze zich een weg naar de overvolle reling, leunde naar voren en keek voor zich uit.

In de verte deinde de bruut nog steeds op en neer in het water. Hij trok zichzelf omhoog op de pier, en was nu nog slechts een puntje aan de horizon. Caitlin glimlachte. Net goed.

Ze draaide zich om en zag dat Venetië recht voor haar lag.

Ze glimlachte nog breder, leunde over de reling en voelde het koele zeewater in haar haren vliegen. Het was een warme dag in mei, en de temperatuur was heerlijk en de zoute lucht was verfrissend. Rose sprong naast haar omhoog, legde haar poten op de rand van de reling; ook zij keek uit en rook de lucht.

Caitlin had altijd al van boten gehouden. Ze had nog nooit een authentieke, historische zeilboot bezocht, laat staan erop gevaren. Ze glimlachte en corrigeerde zichzelf: dit was niet langer een historisch schip, dit was een modern schip. Het was tenslotte 1790. Ze moest bijna hardop lachen bij die gedachte.

Ze keek omhoog naar de hoge, houten masten die de lucht in rezen. Ze keek hoe de bemanning zich opstelden en aan dikke touwen trokken; hele meters zwaar canvaszeil werd geheven, en ze hoorde het materiaal flapperen. Het zag er zwaar uit, en de bemanning zweette in de zon in hun poging het zeil nog een paar centimeter hoger te krijgen door uit alle macht aan de touwen te trekken.

Dus zo werd dat gedaan. Caitlin was onder de indruk van de efficiëntie, en van de naadloosheid waarmee alles werkte. Ze kon zich niet voorstellen hoe deze enorme, volgepakte boot vooruitkwam, zeker zonder de hulp van moderne motoren. Ze vroeg zich af wat de kapitein van het schip zou doen als ze hem zou vertellen over de motoren van de 21e eeuw, over hoeveel sneller hij daarmee zou kunnen gaan. Hij zou waarschijnlijk denken dat ze gek was.

Ze keek omlaag en zag een meter een of zeven lager het water aan zich voorbij schieten; kleine golven sprongen omhoog tegen de romp van de boot. Het was was zo licht, zo blauw, dat het wel magisch leek.

Overal om haar heen verdrongen zich mensen, die allemaal probeerden hun weg naar de reling te banen om uit te kijken over het water. Ze keek keek rond en besefte hoe simpel de meesten gekleed waren; velen droegen een tuniek en sandalen, en sommige mensen waren zelfs blootsvoets. Er waren echter ook anderen die elegant gekleed waren, en die afstand van de menigte leken te bewaren. Enkele mensen droegen versierde maskers met een lange snavelneus. Ze lachten en duwden elkaar, en ze leken dronken.

Voorbestemd

Подняться наверх