Читать книгу Een Land Van Vuur - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 13

HOOFDSTUK DRIE

Оглавление

Thor bracht zijn handen naar zijn ogen, verblind door het licht, terwijl de glimmende, gouden deuren van zijn moeders kasteel wijd open vlogen. Het was zo intens dat hij nauwelijks iets kon zien. Er liep een figuur op hem af, een silhouet, een vrouw. Hij voelde met elke vezel in zijn lichaam dat het zijn moeder was. Thors hart ging hevig tekeer toen hij haar daar zag staan, haar armen langs haar zij.

Langzaam begon het licht te vervagen, net genoeg voor hem om zijn handen te laten zakken en naar haar te kijken. Het was het moment waar hij al zijn hele leven op had gewacht, het moment dat hem in zijn dromen had achtervolgd. Hij kon het niet geloven: ze was het echt. Zijn moeder. In dit kasteel, boven op deze klif. Thor opende zijn ogen helemaal. Hij stond slechts een meter bij haar vandaan en staarde haar aan. Voor het eerst zag hij haar gezicht.

Thors adem stokte in zijn keel terwijl hij de mooiste vrouw die hij ooit had gezien in de ogen keek. Ze zag er tijdloos uit, oud en jong tegelijk. Haar huid was bijna doorzichtig en haar gezicht straalde. Ze glimlachte lief naar hem. Haar lange blonde haar viel tot aan haar middel, en ze had grote, heldere grijze ogen en perfect geaccentueerde jukbeenderen. Wat Thor nog het meest verraste terwijl hij haar aanstaarde was dat hij veel van zijn eigen features in haar gezicht kon herkennen—de curve van haar kaaklijn, haar lippen, de tint van haar grijze ogen, zelfs haar trotse voorhoofd. Op een bepaalde manier was het alsof hij naar zichzelf keek. Ze leek ook ontzettend veel op Alistair.

Thors moeder was gekleed in een wit zijden gewaad en een mantel, de kap naar achteren getrokken, en ze droeg geen sieraden. Haar handen waren glad, haar huid als die van een baby. Thor voelde een intense energie van haar af stralen, intenser dan hij ooit had gevoeld, als de zon die hem leek te verzwelgen. Terwijl hij daar stond voelde hij zich overspoeld worden met golven van liefde. Hij had nog nooit zoveel onvoorwaardelijke liefde en acceptatie gevoeld. Hij had het gevoel dat hij thuis kwam.

Nu hij daar voor haar stond, had Thor eindelijk het gevoel alsof hij compleet was, alsof alles goed was in de wereld.

“Thorgrin, mijn zoon,” zei ze.

Het was de mooiste, zachtste stem die hij ooit had gehoord. De stem echode van de eeuwenoude stenen muren van het kasteel, en klonk alsof ze uit de hemel zelf kwam. Thor stond daar, niet wetend wat hij moest doen of zeggen. Was dit allemaal echt? Even vroeg hij zich af of het allemaal niet gewoon een creatie in het Land van de Druïden was, een droom, of zijn geest die hem voor de gek hield. Al zolang als hij zich kon herinneren had hij zijn moeder willen omhelzen, en hij deed een stap naar voren, vastberaden om erachter te komen of ze een geestverschijning was.

Thor strekte zijn armen uit om haar te omhelzen, en hij vreesde dat zijn armen niets dan lucht zouden omhelzen, dat dit alles slechts een illusie zou zijn. Maar op dat moment voelde hij hoe zijn armen haar aanraakten, en hoe hij een echt persoon knuffelde—en hij voelde hoe ze hem terug knuffelde. Het was het meest geweldige gevoel in de hele wereld.

Ze knuffelde hem stevig, en Thor was dolblij dat ze echt was. Dat dit allemaal echt was. Dat hij een moeder had, dat ze echt bestond, dat ze van vlees en bloed was, en dat ze hier voor hem stond, in dit land van illusies en fantasie—en dat ze echt om hem gaf.

Na een lange tijd lieten ze elkaar los, en Thor keek haar met betraande ogen aan. Hij zag dat zij ook tranen in haar ogen had.

“Ik ben zo trots op je, mijn zoon,” zei ze.

Hij staarde haar sprakeloos aan.

“Je hebt je zoektocht volbracht,” voegde ze toe. “Je bent het waardig om hier te zijn. Je bent de man geworden die ik wist dat je zou worden.”

Thor keek haar aan, nog altijd verwonderd over het feit dat ze echt bestond. Hij wist niet wat hij moest zeggen. Hij had zijn hele leven lang zoveel vragen voor haar gehad; maar nu hij hier voor haar stond, was zijn geest leeg. Hij wist niet eens waar hij moest beginnen.

“Kom met me mee,” zei ze terwijl ze zich omdraaide, “en ik zal je deze plek laten zien—de plek waar je bent geboren.”

Ze stak glimlachend een hand naar hem uit, en Thor pakte hem vast.

Ze liepen samen het kasteel in. Het licht straalde van zijn moeder af, van de muren. Thor nam het allemaal in zich op: het was de meest glansrijke plek die hij ooit had gezien. De muren waren gemaakt van goud, en alles glom, perfect, onwerkelijk. Hij had het gevoel alsof hij een magisch kasteel in de hemel had betreden.

Ze liepen door een lange gang met hoge gewelfde plafonds, en het licht kaatste overal vanaf. Thor keek naar beneden en zag dat de vloer bedekt was met gladde, glinsterende diamanten, als miljoenen lichtpuntjes.

“Waarom heb je me verlaten?” vroeg Thor ineens.

Het waren de eerste woorden die Thor uitsprak, en ze verrasten hem. Van alle dingen die hij haar had willen vragen, flapte hij dit er om de één of andere reden als eerst uit, en hij schaamde zich dat hij niet iets aardigers had gezegd. Het was niet zijn bedoeling zo abrupt te zijn.

Maar de meelevende glimlach van zijn moeder verdween niet. Ze liep naast hem en hij kon zoveel liefde en acceptatie in haar ogen zien. Hij kon voelen dat ze hem niet beoordeelde, wat hij ook zei.

“Je hebt alle recht om boos op me te zijn,” zei ze. “Ik moet om je vergiffenis vragen. Jij en je zus betekenden alles voor me. Ik wilde jullie hier opvoeden—maar dat kon ik niet. Omdat jullie speciaal zijn. Jullie allebei.”

Ze gingen een andere gang in, en zijn moeder stopte en keek hem aan.

“Je bent niet slechts een Druïde, Thorgrin, niet slechts een krijger. Je bent de grootste krijger die ooit heeft bestaan en ooit zal bestaan—en de grootste Druïde. Je hebt een speciale lotsbestemming; jouw leven is voorbestemd om groter, veel groter te zijn dan deze plek. Het is een leven en een lotsbestemming die met de wereld gedeeld moet worden. Dat is waarom ik jullie moest loslaten. Ik moest je de wereld insturen zodat je de man kon worden die je bent, zodat je de ervaringen kon hebben die je hebt gehad en zodat je kon leren om de krijger te worden die je moet worden.”

Ze haalde diep adem.

“Zie je, Thorgrin, een krijger wordt niet gevormd door afzondering en privileges—maar door hard werken en ontberingen, lijden en pijn. Lijden boven alles. Het verscheurde me om je te zien lijden—maar dat was wat je het meest nodig had om de man te worden die je nu bent. Begrijp je dat, Thorgrin?”

Thorgrin begreep het. Voor het eerst begreep hij het. Hij dacht aan hoeveel hij had doorstaan in zijn leven: hij was opgegroeid zonder moeder, door zijn broers als slaafje gebruikt en opgevoed door een vader die hem haatte, in een klein, benauwend dorpje waar hij door iedereen als niemand werd beschouwd. Zijn hele jeugd was één lange aaneenschakeling van vernederingen geweest.

Maar nu begon hij in te zien dat hij dat nodig had gehad; dat al zijn gezwoeg en tegenspoed voorbestemd waren.

“Al je ontberingen, je onafhankelijkheid, je worsteling om je eigen weg te vinden,” voegde zijn moeder toe, “was mijn geschenk aan jou. Het was mijn geschenk om je sterker te maken.”

Een geschenk, dacht Thorgrin bij zichzelf. Hij had er nog nooit zo over nagedacht. Het had allesbehalve een geschenk geleken—maar nu hij erop terugkeek, wist hij dat dat precies was wat het was. Terwijl ze het zei, besefte hij dat ze gelijk had. Alle tegenspoed die hij in zijn leven had moeten doorstaan—het was allemaal een gift om hem te helpen te worden wie hij nu was.

Zijn moeder draaide zich om, en ze vervolgden hun weg door het kasteel. Er maalden een miljoen vragen door Thors hoofd.

“Ben je echt?” vroeg Thor.

Wederom schaamde hij zich voor het feit dat hij zo lomp was. Wederom stelde hij een vraag die hij niet had verwacht te stellen. Maar hij voelde een intens verlangen om het te weten.

“Is deze plek echt?” voegde Thor toe. “Of is het allemaal slechts een illusie, een hersenspinsel, net als de rest van dit land?”

Zijn moeder glimlachte naar hem.

“Ik ben net zo echt als jij,” antwoordde ze.

Thor knikte. Haar antwoord stelde hem gerust.

“Het Land van de Druïden is inderdaad een land van illusies, een magisch land in jezelf,” voegde ze toe. “Ik ben helemaal echt—maar ik ben ook, net als jij, een Druïde. Druïden zijn niet zo gehecht aan een fysieke plek als mensen. Dat betekent dat een deel van mij hier leeft, terwijl een ander deel van mij ergens anders is. Dat is waarom ik altijd bij je ben, zelfs al kun je me niet zien. Druïden zijn overal en nergens tegelijk. We zitten aan weerszijden van twee werelden.”

“Net als Argon,” antwoordde Thor. Hij herinnerde zich Argons afwezige blik, hoe hij soms verscheen en weer verdween. Hij was ook overal en nergens tegelijk.

Ze knikte.

“Ja,” antwoordde ze. “Net als mijn broer.”

Thor gaapte haar aan.

“Je broer?” herhaalde hij.

Ze knikte.

“Argon is je oom,” zei ze. “Hij houdt erg veel van je. Dat heeft hij altijd al gedaan. En ook van Alistair.”

Thor was overweldigd.

Toen bedacht hij ineens iets, en hij fronste.

“Maar voor mij is het anders,” zei Thor. “Ik ben niet helemaal zoals jij. Ik ben meer gehecht aan plaatsen dan jij. Ik kan niet zo vrij tussen werelden reizen als Argon.”

“Dat komt doordat je half mens bent,” antwoordde ze.

Thor dacht erover na.

“Ik ben nu hier, in dit kasteel, thuis,” zei hij. “Dit is mijn thuis, of niet?”

“Ja,” antwoordde ze. “Dat is het. Je ware thuis. Maar Druïden zijn niet zo gehecht aan het concept van thuis.”

“Dus als ik hier zou willen blijven, om hier te wonen, dan zou dat kunnen?” vroeg Thor.

Zijn moeder schudde haar hoofd.

“Nee,” zei ze. “Omdat je tijd hier, in het Land van de Druïden, eindig is. Je was voorbestemd om hier te komen—maar je kunt het Land van de Druïden slechts één keer bezoeken. Wanneer je vertrekt, kun je nooit meer terugkeren. Deze plek, dit kasteel, alles dat je hier ziet, deze plek die je al zo veel jaren in je dromen hebt gezien, zal verdwijnen. Als een rivier waar je niet twee keer in kunt stappen.”

“En jij?” vroeg Thor, ineens angstig.

“Je zult mij ook niet meer zien. Niet op deze manier. Maar ik zal altijd bij je zijn.”

De gedachte verscheurde Thor.

“Maar ik begrijp het niet,” zei Thor. “Ik heb je eindelijk gevonden. Ik heb eindelijk mijn thuis gevonden. En nu vertel je me dat het slechts eenmalig is?”

Zijn moeder zuchtte.

“Het thuis van een krijger is in de buitenwereld,” zei ze. “Het is je plicht om daar te zijn, om anderen te helpen, om ze te beschermen—en om een nog betere krijger te worden. Je kunt altijd beter worden. Krijgers zijn niet voorbestemd om op één plek te blijven—zeker geen krijger met een grote lotsbestemming zoals die van jou. Je zal geweldige dingen zien in je leven: geweldige kastelen, geweldige steden, geweldige mensen. Maar je moet je nergens aan vastklampen. Het leven is een stroming, en je moet je mee laten voeren.”

Thor fronste en probeerde het te begrijpen. Het was zoveel om in één keer te kunnen bevatten.

“Ik dacht altijd dat, zodra ik je gevonden had, ik mijn grootste zoektocht volbracht zou hebben.”

Ze glimlachte naar hem.

“Dat is het leven,” antwoordde ze. “We krijgen grote zoektochten toebedeeld, of we kiezen ze zelf, en we gaan op weg om ze te volbrengen. We kunnen ons nooit echt voorstellen dat we ze voltooien—en toch doen we het. Zodra één zoektocht volbracht is, verwachten we dat onze levens klaar zijn. Maar dan beginnen ze pas. Het beklimmen van één berg is een fantastische voltooiing op zich—maar het leidt ook tot een andere, hogere berg. Het voltooien van één zoektocht leidt ertoe dat je op een andere, grotere zoektocht vertrekt.”

Thor keek haar verrast aan.

“Dat klopt,” zei ze terwijl ze zijn gedachten las. “Het feit dat je me hebt gevonden zal je nu leiden naar een andere—nog belangrijkere—zoektocht.”

“Wat voor andere zoektocht zou dat kunnen zijn?” vroeg Thor. “Wat kan er nu belangrijker zijn dan jou vinden?”

Ze glimlachte terug, haar ogen gevuld met wijsheid.

“Je hebt geen flauw idee van de zoektochten die je te wachten staan,” zei ze. “Sommige mensen worden geboren met de lotsbestemming om één zoektocht te volbrengen. Anderen geen een. Maar jij—Thorgrin—bent geboren met de lotsbestemming van twaalf zoektochten.”

“Twaalf?” herhaalde Thor verbijsterd.

Ze knikte.

“Het Zwaard van het Lot was er één. Die heb je wonderlijk volbracht. Mij vinden was een ander. Je hebt nu twee zoektochten voltooid. Je hebt er nog tien te gaan, tien zoektochten die nog belangrijker zijn dan de eerste twee.”

“Nog tien?” vroeg hij. “Nog belangrijker? Hoe is dat mogelijk?”

“Ik laat het je zien,” zei ze terwijl ze een arm om zijn schouder legde en hem vriendelijk door de gang leidde. Ze liep met hem een glimmende saffieren deur door, die leidde naar een kamer die geheel van sprankelende groene saffieren was gemaakt.

Thors moeder liep met hem de kamer door naar een enorm geweld raam, gemaakt van kristal. Thor legde een hand op het kristal. Hij voelde dat hij dat moest doen. Op dat moment gingen de twee raampanelen zachtjes open.

Thor keek uit over de oceaan, die bedekt was met een verblindende mist. Het witte licht kaatste overal vanaf, en het leek alsof ze zich in de hemel bevonden.

“Kijk,” zei ze. “Vertel me wat je ziet.”

Thor keek, en in de eerste instantie zag hij niets dan de oceaan en een witte mist. Maar al snel werd de mist feller en begon de oceaan te verdwijnen. Hij begon beelden voor zich te zien.

Het eerste dat Thor zag was zijn zoon, Guwayne, die op zee dreef in een kleine boot.

Thors hart versnelde van paniek.

“Guwayne,” zei hij. “Is het waar?”

“Hij is nu verloren op zee,” zei ze. “Hij heeft je nodig. Hem vinden zal één van de grote zoektochten van je leven zijn.”

Terwijl Thor zag hoe Guwayne weg dreef, voelde hij een drang om meteen te vertrekken en hem te zoeken.

“Ik moet hem vinden—nu!”

Zijn moeder legde kalmerend een hand op zijn pols.

“Zie wat je nog meer moet zien,” zei ze.

Thor keek en zag Gwendolyn en haar mensen; ze zaten opeengepakt op een rotsachtig eiland en zetten zich schrap terwijl er een groep draken als een deken uit de hemel neerdaalde. Hij zag een muur van vuur, brandende lichamen, schreeuwende mensen.

Thors hart ging hevig tekeer.

“Gwendolyn,” riep hij. “Ik moet naar haar toe.”

Zijn moeder knikte.

“Ze heeft je nodig, Thorgrin. Ze hebben je allemaal nodig—en ze hebben ook een nieuw thuis nodig.”

Thor bleef kijken en zag het landschap veranderen. Hij zag de verwoeste Ring, een zwartgeblakerd landschap, krioelend met miljoenen van Romulus’ mannen.

“De Ring,” zei hij vol afschuw. “Het bestaat niet meer.”

Thor voelde een brandend verlangen om iedereen te redden.

Zijn moeder sloot de raampanelen, en hij draaide zich naar haar om.

“Dat zijn slechts een aantal van de zoektochten die de toekomst voor je in petto heeft,” zei ze. “Je kind heeft je nodig, Gwendolyn heeft je nodig, je mensen hebben je nodig—en afgezien daarvan moet je je voorbereiden op de dag dat je Koning wordt.”

Thors ogen sperden zich wijd open.

“Ik? Koning?”

Zijn moeder knikte.

“Het is je lotsbestemming, Thorgrin. Jij bent de laatste hoop. Jij bent degene die Koning van de Druïden moet worden.”

“Koning van de Druïden?” vroeg hij. “Maar… ik begrijp het niet. Ik dacht dat ik in het Land van de Druïden was.”

“De Druïden wonen hier niet meer,” legde zijn moeder uit. “We zijn een natie in ballingschap. Ze leven nu in een ver koninkrijk, in de buitenste uithoeken van het Rijk, en ze zijn in groot gevaar. Jij bent voorbestemd om hun Koning te worden. Ze hebben je nodig, en jij hebt hen nodig. Je zal kracht nodig zijn om te vechten tegen de grootste macht die er bestaat. Een veel grotere bedreiging dan de draken.”

Thor staarde haar verwonderd aan.

“Ik ben zo verward, Moeder,” gaf hij toe.

“Dat komt omdat je training nog niet voltooid is. Je hebt veel vooruitgang geboekt, maar je bent nog niet op het niveau waar je moet zijn om een grote krijger te worden. Je zal machtige nieuwe leraren ontmoeten die je zullen begeleiden en je verder zullen brengen dan je je kunt voorstellen. Je hebt nog geen flauw benul van de krijger die je zult worden.

“En je zal hun training nodig hebben,” vervolgde ze. “Je zal de confrontatie aangaan met monsterachtige rijken, koninkrijken groter dan je ooit hebt gezien. Je zal woeste tirannen tegenkomen waar Andronicus bij in het niet valt.”

Zijn moeder bekeek hem, haar ogen vol medeleven.

“Het leven is altijd groter dan je je voor kunt stellen, Thorgrin,” vervolgde ze. “Altijd groter. In jouw ogen is een Ring een groot koninkrijk, het middelpunt van de wereld. Maar het is slechts een klein koninkrijk vergeleken met de rest van de wereld; een vlekje in het Rijk. Er zijn werelden, Thorgrin, die je verbeelding te boven gaan. Je leven is nog niet eens begonnen.” Ze zweeg even. “Je zal dit nodig hebben.”

Thor voelde iets op zijn pols, en toen hij naar beneden keek zag hij dat zijn moeder een armband bij hen om deed. De armband was enkele centimeters breed en bedekte de helft van zijn onderarm. Hij was gemaakt van glimmend goud, met één zwarte diamant in het midden. He was het mooiste en meest machtige object dat hij ooit had gezien, en hij voelde de kracht door zijn lichaam stromen.

“Zolang je dit draagt,” zei ze, “zal geen door een vrouw gebaarde man je iets aan kunnen doen.”

Thor keek haar aan, en de beelden die hij aan de andere kant van die kristallen ramen had gezien schoten weer door zijn hoofd. Weer voelde hij de drang om Guwayne te vinden, om Gwendolyn te redden, om zijn mensen te redden.

Maar een deel van hem wilde niet weg van de plek uit zijn dromen, de plek waar hij nooit meer naar terug kon keren, en hij wilde zijn moeder niet achterlaten.

Hij bekeek zijn armband en voelde de overweldigende kracht die het hem gaf. Het voelde alsof hij een deel van zijn moeder bij zich droeg.

“Is dat waarom we voorbestemd waren elkaar te ontmoeten?” vroeg Thor. “Zodat ik dit kon ontvangen?”

Ze knikte.

“En nog belangrijker,” zei ze, “om mijn liefde te ontvangen. Als krijger moet je leren te haten. Maar je moet ook leren om lief te hebben. Liefde is de sterkste van de twee krachten. Haat kan iemand doden, maar liefde kan hem doen leven, en het vergt meer kracht om te genezen dan om te doden. Je moet haat kennen, maar ook liefde—en je moet weten wanneer je ze moet kiezen. Je moet niet alleen leren om lief te hebben, maar ook om jezelf toe te staan liefde te ontvangen. We hebben liefde nodig, net zoals we maaltijden nodig hebben. Je moet weten hoeveel ik van je hou. Dat ik je accepteer. Hoe trots ik op je ben. Je moet weten dat ik altijd bij je ben. En je moet weten dat we elkaar zullen weerzien. Ondertussen moet je mijn liefde je hier door heen laten slepen. En boven alles, moet je leren van jezelf te houden en jezelf te accepteren.”

Thors moeder deed een stap naar voren en knuffelde hem, en hij knuffelde haar terug. Het voelde zo goed om haar vast te houden, om te weten dat hij een moeder had, een echte moeder, een moeder die bestond. Terwijl hij haar vasthield, voelde hij hoe hij gevuld werd met liefde, en het hield hem op de been. Hij voelde zich herboren. Hij kon alles aan.

Thor liet haar los en keek in haar ogen. Het waren zijn ogen, zijn grijze ogen.

Ze legde haar handen tegen zijn slapen, leunde naar voren en kuste zijn voorhoofd. Thor sloot zijn ogen en wenste dat het moment nooit voorbij zou gaan.

Ineens voelde Thor een koel briesje langs zijn armen glijden. Hij hoorde het geluid van de brekende golven, voelde de vochtige oceaanlucht. Hij deed zijn ogen open en keek verrast om zich heen.

Tot zijn verbazing was zijn moeder verdwenen. Haar kasteel was verdwenen. De klif was verdwenen. Hij keek om zich heen en zag dat hij op het vuurrode strand stond dat bij de ingang naar het Land van de Druïden lag. Hij was op de één of andere manier het land uit gekomen. En hij was helemaal alleen.

Zijn moeder was verdwenen.

Thor keek naar zijn pols, naar zijn nieuwe gouden armband met de zwarte diamant in het midden, en hij voelde zich anders. Hij voelde dat zijn moeder bij hem was, hij voelde haar liefde, en hij voelde zich in staat om de wereld te veroveren. Hij voelde zich sterker dan ooit tevoren. Hij voelde zich klaar om het tegen elke vijand op te nemen en zijn vrouw en kind te redden.

Thor hoorde een spinnend geluid, en toen hij omkeek zag hij tot zijn grote blijdschap Mycoples zitten, niet al te ver bij hem vandaan. Ze spinde, hief langzaam haar grote vleugels en liep naar hem toe. Thor voelde dat Mycoples er ook klaar voor was.

Terwijl ze naar hem toe liep, zag Thor ineens iets op het strand liggen, iets dat onder Mycoples had gelegen. Het was wit, groot en rond. Thor zag dat het een ei was.

Het ei van een draak.

Mycoples keek Thor aan, en Thor keek geschokt terug. Mycoples keek verdrietig naar het ei. Ze wilde het niet achterlaten maar wist dat het moest. Thor staarde verwonderd naar het ei, en vroeg zich af wat voor draak er zou voortkomen uit Mycoples en Ralibar. Hij had het gevoel dat het de meest geweldige draak ter wereld zou worden.

Thor klom op Mycoples’ rug, en ze wierpen een laatste plek op het Land van de Druïden, de mysterieuze plek die Thor had verwelkomt en hem had uitgezet. Het was een plek waar Thor zich over verwonderde, een plek die hij nooit helemaal zou begrijpen.

Thor draaide zich om en keek naar de grote oceaan die voor hen lag.

“Het is tijd voor oorlog, mijn vriendin,” zei Thor zelfverzekerd. Het was de stem van een man, een krijger, een aanstaande Koning.

Mycoples krijste, klapperde met haar grote vleugels, en ze gingen de lucht in, de oceaan over, op weg naar Guwayne, Gwendolyn, Romulus, zijn draken, en de strijd van Thors leven.

Een Land Van Vuur

Подняться наверх