Читать книгу Held, Verrader, Dochter - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 11

HOOFDSTUK VIER

Оглавление

Stephania rende door het kasteel, gedreven door het geluid van oorlogshoorns, als een hert op de vlucht voor een jachtpartij. Als ze nu niet wegkwam, zou ze niet meer kunnen ontsnappen. Ze had genoeg gedaan als het op Ceres aankwam.

“Laat Felldust maar met haar afrekenen,” zei Stephania.

Ze liep terug door het kasteel, tot het punt waar ze de ingang naar de tunnels onder de stad vond. Ze hoopte maar dat Elethe haar ontsnappingsroute vrij had gehouden. Nu was het tijd om te vluchten. Het zou al erg genoeg zijn als ze door de rebellen gepakt werden, maar vastzitten in een strijd tussen de rebellen en de Vijf Stenen van Felldust zou nog veel erger zijn.

Behalve…

Stephania stopte, en keek door een raam uit naar de haven. De lucht kleurde donker met projectielen, en er naderde een donker lint van invasietroepen. Stephania rende naar een plek waar ze over de muren heen kon kijken, en ze zag de branden die erachter woedden.

Het leek erop dat het niet uitmaakte waar ze heen vluchtte; er waren overal vijanden. Ze kon niet zomaar via het water wegglippen, zoals ze was gekomen. Ze kon het niet riskeren via het platteland te vluchten, want er zouden plunderaars zijn om de mensen terug naar de stad te drijven. Ze kon niet openlijk door Delos dwalen, want de rebellen lagen overal op de loer.

Maar waar waren die soldaten eigenlijk? Stephania was een paar wachters gepasseerd toen ze vermomd het kasteel was binnengegaan. Maar het waren er niet veel geweest. Het kasteel voelde aan als een spookschip, verlaten in de aanwezigheid van dringendere zaken. Terwijl ze naar buiten keek, zag Stephania rebellen door de straten lopen, in felgekleurde wapenrustingen en allegaartjes. Er moesten een aantal van hen in de buurt zijn, maar hoeveel, en waar?

Langzaam vormde zich een idee in haar hoofd, meer als een mogelijkheid dan een realiteit. Maar hoe langer ze erover nadacht, hoe meer ze ervan overtuigd raakte dat het haar beste optie was. Ze was niet iemand die zich zonder na te denken ergens in stortte. In de adellijke cirkels was dat een manier om onderdrukt te worden, of verbannen, of erger.

Maar er waren tijden waarin besluitvaardigheid het antwoord was. Wanneer er een prijs te halen viel, was terughoudendheid net zo riskant als overmoedigheid.

Stephania liep terug naar Elethe, die om zich heen keek alsof ze verwachtte dat er ieder moment een horde van vijanden kon arriveren.

“Is het tijd om te vertrekken, mijn vrouwe?” zei Elethe. “Is Ceres dood?”

Stephania schudde haar hoofd. “De plannen zijn gewijzigd. Kom met me mee.”

Stephania moest het haar nageven; Elethe aarzelde geen seconde. Ondanks de zorgen die ze gehad moest hebben, liep ze zonder tegenstribbelen met Stephania mee.

“Waar gaan we heen?” vroeg Elethe.

Stephania glimlachte. “Naar de kerkers. Ik heb besloten dat je me aan het verzet gaat overdragen.”

Dat leverde een geschokte blik in de ogen van haar dienstmeisje op, hoewel het niets was vergeleken met de schrik toen Stephania haar plan verder uitlegde.

“Ben je er klaar voor?” vroeg Stephania terwijl ze dichter bij de kerkers kwamen.

“Ja, mijn vrouwe,” zei Elethe.

Stephania deed haar handen achter haar rug, alsof ze vastbonden was, en liep naar voren met wat ze hoopte dat leek op een vertoon van angst. Elethe zag er verrassend overtuigend uit als taaie rebel met een pas gevangen genomen vijand.

Er zaten twee wachters bij de ingang. Ze zaten aan een tafel te kaarten. Dus dat was hoe ze hun tijd doorbrachten. Sommige dingen veranderden nooit, ongeacht wie er de leiding had.

Ze keken op toen Stephania naderde, en Stephania was geamuseerd door de verbazing die ze in hun ogen zag.

“Is dat… heb je Vrouwe Stephania gevangen?” vroeg één van hen.

“Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?” vroeg de ander. “Waar heb je haar gevonden?”

Stephania kon het ongeloof in hun stemmen horen, maar ze voelde ook dat ze niet wisten wat ze nu moesten doen.

“Ik betrapte haar bij Ceres’ kamer,” antwoordde Elethe zelfverzekerd. Haar dienstmeisje was een goede leugenaar. “Kun je… ik moet dit aan iemand vertellen, maar ik weet niet zeker aan wie.”

Dat was een goede. Ze keken allebei naar Elethe, alsof ze probeerden te bedenken wat ze nu moesten doen. Op dat moment haalde Stephania twee naalden tevoorschijn, en drukte ze bij de wachters in de hals. Ze draaiden zich om, maar het was een snelwerkend vergif, en hun hart pompte het al door hun aderen. Twee seconden later zakten ze in elkaar.

“Pak de sleutels,” zei Stephania, gebarend naar de riem van één van de wachters.

Elethe deed wat ze vroeg en opende de kerkers. Ze zaten barstensvol, zoals Stephania al verwacht had. Zoals ze gehoopt had. Er waren geen wachters meer. Blijkbaar stonden alle rebellen die konden vechten op de muren.

In de kerkers zaten mannen en vrouwen, soldaten, wachters, folteraars en loyale aristocraten. Stephania zag een aantal van haar eigen dienstmeisjes, en ze verzuchtte zich om hun dwaasheid. De meest verstandige zet was niet om hun loyaliteit vol te houden, maar om te doen alsof ze het nieuwe regime dienden. Het belangrijkste was echter dat ze hier waren.

“Vrouwe Stephania?” zei één van hen. Ze kon haar ogen niet geloven. Ze staarde Stephania aan alsof ze hun redder was.

Stephania glimlachte. De gedachte dat mensen haar als hun heldin zagen beviel haar wel. Ze zouden dan waarschijnlijk veel meer doen dan simpelweg uit gehoorzaamheid. Daarbij kon ze zo Ceres’ eigen wapens tegen haar gebruiken.

“Luister naar me,” zei ze tegen hen. “Er is jullie veel afgenomen. Jullie hadden zo veel, en die rebellen, die boeren, hadden het lef om het weg te nemen. Ik zeg dat het tijd is om het terug te halen.”

“U bent hier om ons te bevrijden?” vroeg een voormalige soldaat.

“Ik ben hier om meer te doen dan dat,” zei Stephania. “We gaan het kasteel heroveren.”

Ze had geen gejuich verwacht. Ze was geen romanticus die dwazen nodig had die al haar beslissingen applaudisseerden. Toch ergerde het nerveuze gemompel haar een beetje.

“Zijn jullie bang?” wilde ze weten.

“Er zullen rebellen zijn daarboven!” zei een edelman. Stephania kende hem. Baron Scarel was altijd degene die anderen uitdaagde, zolang hij zeker wist dat hij kon winnen.

“Niet genoeg om dit kasteel te houden,” zei Stephania. “Niet nu. Elke rebel die gespaard kon worden staat op de muren om de invasie tegen te houden.”

“En de invasie dan?” vroeg een vrouw. Zij was iets beter dan de man die had gesproken. Stephania kende geheimen over wat ze had gedaan voordat ze met een rijke man was getrouwd, geheimen die de meeste anderen zouden doen blozen.

“Oh, ik snap het al,” zei Stephania. “Jullie wachten liever in een veilige kerker tot alles is overgewaaid. Oké, en daarna? In het beste geval spenderen jullie de rest van je leven in dit stinkende hol, als de rebellen niet besluiten om jullie te vermoorden zodra ze beseffen hoe vervelend gevangenen eigenlijk zijn. Als de anderen winnen... denk je dat een cel je dan zal beschermen? Jullie zijn geen adellijken voor hen, maar vermaak. Kortstondig vermaak.”

Ze zweeg even om dat te laten bezinken. Ze moesten zich lafaards voelen vanwege het feit dat ze het zelfs maar overwogen hadden.

“Of we kunnen naar buiten gaan,” zei Stephania. “We bezetten het kasteel en we sluiten het af tegen onze vijanden. We doden iedereen die zich tegen ons verzet. Ik heb al met Ceres afgerekend, dus zij zal ons niet meer tegen kunnen houden. We houden dit kasteel tot de rebellen en de agressors elkaar afmaken, en dan zullen we Delos heroveren.”

“Er zijn ook nog wachters,” zei één van hen. “Er zijn ook nog steeds krijgsheren. We kunnen niet winnen van de krijgsheren.”

Stephania gebaarde naar Elethe, die de cellen begon te openen. “Er zijn manieren. Met elke wachter die we doden verzamelen we meer wapens, en we weten allemaal waar de wapenkamer is. Of jullie kunnen hier blijven en wegrotten. In dat geval doe ik de celdeuren dicht en stuur ik later een paar folteraars. Mij maakt het niet uit.”

Ze volgden haar, zoals Stephania al had verwacht. Het maakte niet uit of ze het deden uit angst, of trots, of loyaliteit. Het ging erom dat ze het deden. Ze volgden haar omhoog naar het kasteel, en Stephania begon bevelen uit te delen, hoewel ze ervoor zorgde dat het niet zo klonk.

“Heer Hwel, wilt u een aantal van de sterkere mannen met u meenemen en de barakken van de wachters barricaderen?” zei Stephania. “We willen niet dat de rebellen eruit kunnen.”

“En de mannen die trouw zijn aan het Rijk?” vroeg de aristocraat.

“Kunnen het bewijzen door de andere verraders te doden,” antwoordde Stephania.

De aristocraat haastte zich om haar bevelen uit te voeren. Ze stuurde één van haar dienstmeisjes om de anderen te halen, en vroeg een adellijke vrouw om de bedienden die niet naar Stephania zouden luisteren te instrueren.

Stephania keek naar de groep die ze bij zich had. Ze trachtte te beoordelen wie er nuttig kon zijn, wie er geheimen had die ze in kon zetten, wiens zwakheden hen makkelijk te manipuleren maakten en welke hen gevaarlijk maakten. Ze stuurde de aristocraat die het gevecht liever uit de weg ging naar de poorten, en een stugge weduwe naar de keuken waar ze geen schade kon aanrichten.

Terwijl ze hun weg vervolgden verzamelden ze meer mensen. Wachters en bedienden kwamen naar hen toe, en hun loyaliteiten leken ter plekke te veranderen. Stephania’s dienstmeisjes knielden voor haar, en haastten zich vervolgens weg om hun nieuwe taken uit te voeren.

Zo nu en dan troffen ze rebellen aan die weigerden zich over te geven, en zij stierven. Sommigen stierven in een snelle aanval van aristocraten, die hun wapens afpakten en hen doodsloegen. Anderen stierven door een mes in hun rug, of een vergiftigde pijl die zich door hun vlees boorde. Stephania’s dienstmeisjes waren goed in wat ze deden.

Toen ze Koningin Athena zag, vroeg Stephania zich af wat het zou worden.

“Wat is dit?” wilde de koningin weten. “Wat is hier aan de hand?”

Stephania negeerde haar geblaat.

“Tia, ik wil dat jij gaat uitzoeken hoe het ervoor staat bij de wapenkamer. We hebben die wapens nodig. Ik denk dat Baron Scarel inmiddels wel een gevecht heeft gevonden.”

Ze liep verder in de richting van de grote zaal.

“Stephania,” zei Koningin Athena. “Ik wil weten wat er gaande is.”

Stephania haalde haar schouders op. “Ik heb gedaan wat u had moeten doen. Ik heb deze trouwe mensen bevrijd.”

Het was zo’n simpel argument, zo netjes, dat ze er verder geen woorden aan vuil hoefde te maken. Stephania was degene geweest die de aristocraten had gered. Zij was degene aan wie ze hun vrijheid verschuldigd waren, en misschien zelfs hun levens.

“Ik zal ook opgesloten,” beet de koningin.

“Ah, natuurlijk. Had ik dat geweten, dan zou ik u samen met de andere aristocraten bevrijd hebben. Als u mij nu wilt excuseren. Ik heb een kasteel te bezetten.”

Stephania beende snel weg, omdat de beste manier om een discussie te wonnen was de ander niet de kans geven om te spreken. Ze was niet verrast toen de anderen haar volgden.

Vlakbij hoorde Stephania de geluiden van een gevecht. Ze gebaarde naar de anderen en ging een trap op, zoekend naar een balkon. Al snel vond ze waar ze naar zocht. Stephania kende de weg in het kasteel beter dan wie dan ook.

Beneden zag ze een gevecht waar de meeste mensen waarschijnlijk van onder de indruk zouden zijn geweest. Een tiental gespierde mannen, waarvan geen twee wapens of wapenrustingen hetzelfde waren, vochten op de binnenplaats voor de grote poort. Ze namen het op tegen minstens twee keer zoveel wachters, misschien wel drie keer zoveel voor het gevecht was begonnen, allemaal geleid door Baron Scarel. En wat nog opvallender was: het leek erop dat ze aan de winnende hand waren. De aristocraat die er zo van hield om het gevecht aan te gaan, had het verkeerde gevecht gekozen.

“Dwaze man,” zei Stephania.

Stephania keek even toe, en als ze een liefhebber van de Killings was geweest, had ze er waarschijnlijk een soort van wrede schoonheid in gezien. Terwijl ze toekeek sloeg een man met een grote bijl twee mannen met het heft. Hij draaide zich om en raakte één van hen hard genoeg met het mes om hem in tweeën te splijten. Een krijgsheer die met een ketting vocht sprong over een soldaat heen en wikkelde de ketting om zijn nek heen.

Het was een moedige vertoning, en een indrukwekkende. Misschien, als ze had nagedacht, had ze eerder een tiental krijgsheren kunnen kopen en hen in een loyale lijfwacht kunnen veranderen. Het enige lastige zou het gebrek aan subtiliteit geweest zijn. Stephania deinsde achteruit toen de bloedspetters bijna tot aan de rand van het balkon kwamen.

“Zijn ze niet fantastisch?” zei één van de edelvrouwen.

Stephania wierp haar een minachtende blik toe. “Ik denk dat het dwazen zijn.” Ze knipte met haar vingers. “Elethe, messen en bogen. Nu.”

Haar dienstmeisje knikte, en Stephania keek toe terwijl zij en een aantal anderen wapens en pijlen tevoorschijn haalden. Een aantal van de wachters die bij hen waren hadden korte bogen uit de wapenkamer gehaald. Eén had de kruisboog van een schip, die beter geschikt was om te vuren vanaf een dek dan vanaf een balkon. Ze aarzelden.

“Onze mensen zijn daarbeneden,” zei één van de aristocraten.

Stephania griste een lichte boog uit zijn handen. “En ze zouden hoe dan ook sterven, gezien hoe slecht ze vechten. Op deze manier geven ze ons in elk geval een kans om te winnen.”

Winnen was alles. Op een dag zouden de anderen dat misschien begrijpen. Misschien was het beter als ze dat niet deden. Stephania wilde hen niet hoeven doden.

Ze spande de boog zo goed als ze kon met haar gezwollen buik. Omdat ze naar beneden vuurde, maakte het niet zoveel uit dat ze hem nauwelijks halverwege naar achteren kon trekken. Het maakte ook niet uit dat ze niet de tijd nam om te richten. Met de massa die naar aan het vechten was, zou het voldoende zijn als ze iets zou raken.

Bovendien was het een signaal.

Pijlen regenden naar beneden. Stephania zag één pijl zich door de arm van een krijgsheer boren, en hij brulde als een gewond beest, voor hij door nog drie pijlen in zijn borst werd geraakt. Messen flitsen naar beneden om te snijden en te schrapen, te spitten en te steken. Gifpijlen die waarschijnlijk geen tijd hadden om in te werken voor hun doelwitten door andere pijlen werden doorboord.

Stephania zag zowel imperiale soldaten als krijgsheren tegen de grond gaan. Baron Scarel keek met beschuldigende ogen naar haar op, klauwend naar de pijl van een kruisboog die hem in zijn buik had geraakt. Mannen bezweken onder de zwaarden van de krijgsheren, of vonden gaten in hun verdediging, waarna hun overwinning werd gesmoord door de zee van pijlen.

Het kon Stephania niet schelen. Pas toen de laatste krijgsheer was gevallen stak ze haar hand omhoog, als teken om de aanval te staken.

“Zo veel…” begon één van de edelvrouwen, en Stephania viel tegen haar uit.

“Wees niet zo dwaas. We hebben Ceres’ steun van haar afgenomen, en we hebben het kasteel bezet. Dat is het enige dat ertoe doet.”

“Hoe zit het eigenlijk met Ceres?” vroeg één van de wachters. “Is ze dood?”

Stephania kneep haar ogen samen, want dat was het enige aspect van dit plan dat haar ergerde.

“Nog niet.”

Ze moesten het kasteel behouden tot de invasie voorbij was, of de rebellen het op de één of andere manier terug wisten te krijgen. Op dat punt zouden ze Ceres als troefkaart nodig kunnen hebben. Of als geschenk, zodat de Vijf Stenen van Felldust hun overwinning konden bewijzen. Het feit dat ze hier was zou zelfs Thanos terug kunnen lokken en Stephania haar kans op wraak geven.

Voor nu betekende het dat Ceres niet kon sterven. Maar ze kon wel lijden.

En dat zou ze ook.

Held, Verrader, Dochter

Подняться наверх