Читать книгу Specialiteiten - Multatuli - Страница 8
IV.
ОглавлениеEen vertelling.
—'t Wordt tyd dat onze FRITS 'n beroep kiest, zei m'nheer Van … 't EEN-OF-ANDER tot z'n echtgenoot. Om 't geld is 't ons goddank niet te doen, maar toch …
En m'nheer Van … 't EEN-OF-ANDER streelde z'n buik.
In deze hartelykheid jegens zichzelf, lag iets als bevestiging van z'n innige overtuiging dat het hem goddank om 't geld niet te doen was, en tevens 'n voorspellende bezwering dat het ook z'n veelgeliefden FRITS goddank nooit zou te-doen zyn om 't geld. Mevrouw van 'T EEN-OF-ANDER was het—zonder de minste indecentie in gebaren, dit moet ik tot haar eer verzekeren—volkomen met m'nheer haar gemaal eens. FRITS zou 'n beroep kiezen. Want:
—Een mens moet toch iets wezen in de wereld.
—Zoo had m'nheer VAN 'T EEN-OF-ANDER gezegd.
Het is den lezer bekend hoe geleidelyk ik gewoon ben m'n vertellingen af te vertellen. Nooit 'n zysprong. Nooit 'n byweg. Nooit 'n uitweiding.
Zie eens dien CERVANTES in z'n Don Quichot … 'n boek dat ik liever zou wenschen geschreven hebben dan den Faust! Ik, in m'n hoedanigheid van schryf specialiteit—ik moet toch "iets" zijn, niet waar?—ik verzeker u, lezer, met verwyzing naar m'n IDEE 30, dat de Don Quichot meer ziel gekost heeft dan GOeTHE ooit bezat. Wat hy gespleten, en gebersten moet geweest zyn, de vertrapte graankorl CERVANTES, om dat boek te schryven, een der treurigste gedenkstukken van wat 'n mens lyden kan!
Dit wist ge niet, lezer! Ge meende—van den weg gebracht door de specialiteit die men school noemt, dat het 'n grappig werk was? Gy, zelf tranenlachend om zooveel koddigheid, hebt de tranen van smart niet gezien, die er druipen van dat boek. Misschien zal ik u die later eens aanwyzen.
Arme levenslange martelaar CERVANTES, gij de byna eenige schryver voor wien ik byna eerbied heb!
En daarby behoort … m'n vonnis dat uw schryvery, als zoodanig, hier-en-daar beneden 't nulpunt staat. Wat drommel hebben wy te maken met al die malle vertellingen van herders en herderinnen, van liefdegekken en gekke liefden, waarnaar ge telkens uw held laat luisteren op z'n doornigen weg ter kruiziging?
Zooveel voor 't vel?
Arme arme lieve CERVANTES. De tranen die uw boek bevlekken, zyn er niet minder kostbaar om. Integendeel!
—Ah, zegt de lezer die hier gevatter wil zijn dan hem past, het afbreken van de jonker-FRITSgeschiedenis heeft dus ten doel …
De kat die nog altyd achter de kachel zit on her right place —allons, Roletten en Van Twisten, neemt er 'n voorbeeld aan! —de kat is m'n getuige dat m'n pen krast als 'n raaf. Dat ik voortschryf met de snelheid van twintig knoopen in de sekonde. Sneller, sneller, ik schrijf als de bliksem, 't papier siddert, de inkt spat … vooruit … vooruit! Wat al letters noodig om dat woord te spellen, wat al woorden om dien zin te ronden … geen tyd, geen tyd … vooruit! De gedachten dringen my, stuwen my, overstelpen my. Er woelen en tournooien meer Don Quichotten in m'n hoofd, dan ooit werden afgeranseld door 'n onridderlyke wereld.
Waarachtig, ik heb geen uitweiding noodig om m'n blaadjes te vullen!
En—praktisch-overtuigend, naar ik hoop!—indien dit het geval ware, zou ik me wel wachten m'n fabriekmerk te bederven door u zoo'n denkbeeld in 't hoofd te zetten. Waar ik uitweid, doe ik dit omdat het me lust. Eenvoudiger reden zal er wel niet kunnen bestaan. Maar ik wyk niet af van m'n onderwerp, al schynt het zoo. Er is nauw verband tusschen m'n sympathie met den lyder van den Don Quichot—"schryver" noemen ze dat!—en deze filippika tegen specialiteiten. Ook my zal men hier-en-daar koddig vinden …
Bovendien, de verhandeling die nu volgt over de aller-scherpste kausticiteit van den baron 'T EEN-OF-ANDER, behoort integraal:
tot de geschiedenis van jonker FRITS, tot de geschiedenis van 't parlementarismus, tot de geschiedenis van onze eeuw, tot de geschiedenis van zaagdeuntjes, tot de geschiedenis van den Baaels-dienst der SPECIALITEITEN.
tot alle mogelyke geschiedenissen alzoo …
"Vermaakt er u mee" gelyk de groote kinderdichter HIERONYMUS VAN
ALPHEN, enz.
* * * * *
De baron van 'T EEN-OF-ANDER ging by buren, vrienden, magen, huis- stad-land-provincie-stand-en geloofsgenooten, voor 'n goed mens door. En ook hyzelf hield zich daarvoor. Maar hy werd door zichzelf en anderen miskend. De man was meer dan 'n goed mens. Hy was 'n diepdenkend wysgeer. Een ware Amerikaansche padvinder in de geheimenissen van het Zyn. Hy was 'n speurhond, 'n jagtvalk, 'n fret op de jacht naar waarheid. En wat-i vond, wist hy geestig te uiten. CERVANTES was niets by hem. Zelfs ik niet.
En—dit verheft hem nog hooger, indien er hooger standpunt denkbaar is—hy was zoo fondamenteel-ingekankerd nederig, zoo evangelisch- kinderlyk onnoozel, dat de rechterhand van z'n oordeel niet wist welke paarlen de linkerhand van z'n welsprekendheid te-grabbel gooide. Als gy en ik, lezer, zeggen dat we onszelf als dom of onwetend beschouwen, houden we ons maar zoo. We beweren, eigenlyk op den keper beschouwd, heel intelligent te wezen. Ik noem dus zoo'n voorgeven maar nederigheid aan den buitenkant. Maar onze baron was inderdaad even sterk overtuigd van z'n intellektueele onwaarde, als anderen van de fatsoenlyke noodzakelykheid om zich nederig voortedoen.
Lang leve dus de baron 'T EEN-OF-ANDER.
Maar, nogeens, hy werd miskend. Indien gy me nu al hierin op m'n woord gelooft, lezer, zult ge toch zeker verwonderd zyn te vernemen dat onder al die miskenners iemand is die u van naby bestaat, of dien ge, volgens het opschrift van den Delfi-tempel—ook al tot deun verlaagd! —iemand dien 't uw plicht was van zeer naby te kennen. Ik bedoel uzelf, lezer. Gy, gy, gaaft onzen baron van 't E.O.A. niet wat hem toekomt. En ook omtrent my hebt ge misdreven. Ik stelde u goedmoedig in-staat den man te beoordeelen, te vereeren, te aanbidden, en ge gaat voorby alsof er niets geschied ware! Ik zal me moeten getroosten de geschiedenis van jonker FRITS nogeens te vertellen, in de hoop dat ge ditmaal wat minder … lieve hemel, hoe moet ik zeggen om niet bybelsch- onbeleefd te zyn? Ik bedoel dat ge 't parelsnoer in eere houdt, dat ik u—'t is 'n geschenk van den baron—zoo edelmoedig toewierp.
Ik sla nu den buik over. Ook 't geld "waarom 't goddank niet te doen is." En we stappen rechtstreeks toe op de schatkamer der wysheid …
Zie, gierig is-i niet. Daar geeft hy ons dezelfde kostbaarheid nogeens:
—Een mens moet toch iets zyn, hooren we hem andermaal zeggen.
Eigenlyk is m'n geschiedenis van jonker FRITS hier uit. Of althans ik behoefde, wel beschouwd, niet voorttegaan die te schryven. Want, of de lezer valt flauw van bewondering voor 't genie dat ik sprekend invoerde, of hy valt niet flauw, en is dan niet waardig de schoenen van den flauw-gevallen lezer te poetsen, laat staan 't slot van deze vertelling te vernemen.
Ik schryf dus nu 'n tijdje voort, voor m'n eigen liefhebbery.
—Juist, edele man, juist! De mens moet, om niet niets te zyn, iets wezen! En gyzelf?
—Dykgraaf, lid van …
—Precies! Lid van … een-en-ander. Baron van … 'T EEN-OF-ANDER. Welnu, ik heb u—de eene helft van m'n lezers ligt in zwym, 't is uw schuld, verheven wreedaard! De andere helft is bezig met geen schoenen te mogen poetsen—ik heb u, dykgraaf, baron, en lid van … een-en-ander …
—Ook van 't Bybelgenootschap …
—Ook van 't bybelgenootschap! Ik heb u … een-en-ander te zeggen. Ik groet u met den naam van … een-of-ander.
—Niet waar, 'n mens moet iets zyn?
—Heel juist! En niet alleen iets, maar zelfs … een-en-ander.
Ge zyt dus … Dykgraaf? Ge zyt lid …
—Van een-en-ander. En van 't Zendelinggenootschap! En van de Schoolkommissie! En van den Vredebond! En van 't Roode Kruis! En van 't Blauwe! En van …
—Om der liefde wil, overstelp me niet! 't Is om te bezwyken.
—En van de Javaannut-maatschappy!
—Hou op! Het duizelt me. Maak m'n lofzang niet onmogelyk door overkoking van de stof. Ge zyt, om iets te zyn …
—Och, ik beroem er me volstrekt niet op. Reeds m'n papa was regent van 'n oude-mannenhuis. En hy zei altyd dat 'n mens …
—Een mens moet iets wezen. En uwe zalige papa was iets.
—Hy was regent van 'n oude-mannenhuis. Ook gewezen oud-garde-noble van koning LOUIS. Want, 'n mens, zoo zeid-i altyd, 'n mens …
—Een mens moet iets zyn. Ik zie het, ge zoogt met moedermelk der vadren wysheid in. Om uwen lof …
—Lieve hemel, ik wist niet …
—Dat ge zoo verdienstelyk waart? Zoo-even vertelde ik reeds een-en-ander …
—Zoo heet ik.
—Ja zoo heet ge, en dat zyt ge! Nu, ik deelde iets over uwe nederigheid aan m'n lezers mee. We zullen haar echter niet ontzien. Ik schroom niet u te zeggen dat ge reeds voor uw geboorte een groot man waart door de verdienste van uw vader die, om niet niets te zyn, zich garde-noble had laten maken, en regent van een besjes-gesticht …
—Van 'n oude-mannenhuis!
—Van 'n oude-mannetjeshuis! Ge waart voorbeschikt … een-en-ander te zyn. Ge voeldet uw roeping, gy ruimdet alle hindernissen uit den weg, ge verhieft u boven stof en onstof, ge zweefdet en doorvleugeldet …
—Gut, ik wist niet dat ik zooveel byzonders uitrichtte. Ik ben dykgraaf geworden, en lid van …
—Van een-en-ander!
—Ja, omdat m'n vrouw zei dat het rondslenteren van 'n man in huis, zoo lastig was voor de booien, en dat m'n gekibbel met de tuinknechts 't humeur bederft. Ook heb ik aanleg tot zwaarlyvigheid.
Dit was zoo. We zagen dien buik reeds optreden als getuige tegen de mogelykheid van geldgebrek.
—Ik werd wat dik. En als dykgraaf doe ik nu eens in de maand 'n toertjen om de zitting van 't kollegie by te wonen. Want ik zeg maar, 'n mens moet …
—Een mens moet iets zyn. Juist daartoe heeft de goede Voorzienigheid ons hoog-water gegeven, om 't mensdom instaat te stellen tot het voortbrengen van dykgraven. Neem 't water weg, geen dyken. Zonder dyken, geen Graven. Zonder Graven … 'n man te veel over den vloer, en gekibbel met de tuinlui. Allah akbar … m'nheer VAN 'T EEN-OF-ANDER, allah akbar! gelyk de groote Profeet zoo wel gezegd heeft, zonder nog iets te weten van dykgraven en hoog-water. Ge moet iets zyn. Gy hebt het gezegd. Niet de waanwyze PYTHAGORAS heeft ditmaal gesproken, maar gy, gy, gy! Wat hebt ge gezegd? De mens moet iets zyn. Hoe hebt ge dat gezegd? Met de daad bewyzende dat ge oprecht waart. Gy werd iets, dykgraaf en … een-en-ander. Waarom hebt ge 't gezegd? Omdat uw verheven vader lid was in 'n besjeshuis …
—Regent van 'n oude-mannenhuis …
—Regent van 'n ouwe-mannenhuis! In welke omstandigheden hebt ge 't gezegd? Te midden van "booien" dien ge in den weg liep, en kibbelend met 'n tuinknecht. We kunnen nu overgaan tot de schepping der wereld. In Genesis I vers 27, zien we den mens verschynen. Dat was zoo'n groote kunst niet, en wel beschouwd is Adams verdienste in dit opzicht bitter klein. Gy, Adam II, vergenoegdet u niet met de verschyning … ge zaagt in, dat men iets wezen moest, en liet u dykgraaf maken, en lid van … een-en-ander.
—Maar ik wist inderdaad niet …
—Verheven onkunde! Schitterend wanbesef van eigen volkomendheid! Nederigheid in oneindige machtsverheffing! Ge wist het niet? Welnu dan, ik zal u eens al uw verdiensten terdeeg onder 't oog brengen. Ryk was uw vader, en ryk zyt gy …
—Ja, om 't geld is het me goddank niet te-doen.
—Dat hoorden we zoo-even, toen gy uwen buik streeldelt. Ge waart ryk, maar met uw scherpzinnigheid zaagt ge in dat alle boeren achter uw rug u uitmaakten voor 'n stommerik, die geld had … maar ook niets dan dat.
—'t Is waar, er is lomp volk onder die boeren.
—Toch niet, Lomp zouden ze geweest zyn, indien ze u zoo-iets in 't gezicht hadden gezegd. Laat ons voortgaan. Straks zal de eene helft van m'n lezers ontwaken uit z'n flauwte, en dan moet ik u verlaten. Ge hebt gevoeld … eigenlyk … wel beschouwd … van zeer naby bezien … niemendal te wezen! Sjt … sjt … spreek me niet tegen, uit nog verder gedreven nederigheid. Uw scherpzinnigheid en zelfkennis is buiten twyfel en buiten debat. Uw vader in 't besjeshuis …
—Regent van 't oude-mannenhuis.
—Uw vader, de regent van 't ouwe-mannetjeshuis, was in den hemel. Om daar te komen moet men iets zyn. En hy werd toegelaten als gewezen oud-garde-noble van koning LODEWIJK. Ge hoopt uw vader weertezien, en wilt niet beschaamd staan op de vraag: wie klopt daar? Uw adreskaart moest boeren, tuinlui, huisbedienden en hemelwachters eerbied inboezemen. Het besef uwer onwaarde deed uw omzien naar allerlei lidmaatschappen waartoe men nullen gebruiken kan. Uit schaamte over uw nutteloosheid zocht ge naar gelegenheid om iets te schynen. Gy eet, drinkt, slaapt, als 'n beest. Gy geniet en verteert als 'n beest … maar veel meer dan 'n beest. Als 'n rivierpaard scheert ge de oevers kaal, en bracht niets voort …
Ja toch! Hy bracht wel iets voort: FRITS!
FRITS, die sedert het begin myner vertelling 'n knappe jongen van twee-en-twintig jaar is geworden, stapt de kamer in. De lezers, die tot straf van hun botheid geen schoenen mochten poetsen, worden weer ten-gehoore toegelaten. Ook de anderen zyn weer by-de-hand.
In 'n jaar of acht kan veel gebeuren, en zoolang duurde het meegedeeld gesprek.
FRITS was na de vaderlijke ontdekking dat 'n mens iets wezen moet, naar 'n schoolmeester gezonden die de specialiteit beoefende jongens "klaartemaken" voor Medemblik en Breda. Als adelborst had hy niet slechter opgepast dan de anderen, was naar zee gezonden, maakte een reisje naar de Middellandsche zee, een naar de West, een naar Indie, vond daar z'n aanstelling tot luitenant tweede klasse, en was onlangs "thuis-gevaren."