Читать книгу Het Geldersch Byenboek of pratyk der byen, langs den kant der Maes, Peel en Niers - Petrus Hendrix - Страница 4

Register van de principaelste Saeken.

Оглавление

Inhoudsopgave

1 Bladzijde

2 Het eerste Deel.Cap. 1, van de natuer der byen 1Cap. 2, van den aerbeydt der byen 8Cap. 3, van den aerdt der byen 11Cap. 4, eenighe observatie om de jaeren te kennen of sy vet ofte maeger syn 14

3 Het tweede Deel.Cap. 1, van de vyanden der byen, van uytwendighe vyanden 20Cap. 2, van den wolf der byen 23Cap. 3, van den inwendighen vyant 26

4 Het derde Deel.Cap. 1, van het huys der byen 28Cap. 2, van de byenhut of schop in den Wyenter 31Cap. 3, van de hut in den Somer 33

5 Het vierde Deel.Cap. 1, van de vaeselbyen ofte opsetters 34Cap. 2, van de ponden der vaeselbyen 36Cap. 3, wat nogh in het opsetten meer moet observiert worden 38

6 Het viefde Deel.Cap. 1, van het vuel maken der byen 39

7 Het zesde Deel.Cap. 1, van het reynigen der byen en visitieren derselven naer den wyenter 41

8 Het zievende Deel.Hoe men eenen moerloosen bie in den Lente helpen sal 43

9 Het aghste Deel.Cap. 1, van de Roovers en vremde byen; wat Roovers syn 45Cap. 2, van de middelen tegen de Roovers 46

10 Niegenste Deel.Van het voeren en laeven der byen 49

11 Het tiende Deel.Van het korten in den Lenten 53

12 Het elfde Deel.Cap. 1, van het eerste swaermen ende jaegen 55Cap. 2, van het jaegen der byen 59Cap. 3, van de swaekke byen die op haeren tydt niet konnen gejaeght worden 63

13 Het twaalfde Deel.Cap. 1, van het swaermen der byen 66Cap. 2, van het swaermen der gejaeghde byen 68Cap. 3, hoe de naerswaermen moeten staen 70Cap. 4, eenige bemerkingen voor de lyefhebbers der byen 72

14 Het dartiende Deel.Over het bewaeren der moeren 74

15 Het veertiende Deel.Van de dolle, laeme en onvrugtbaere moeren 77

16 Het vyeftiende Deel.Van het korten der byen naer het swaermen 79

17 Zestiende Deel.Van het verspeelen der moeren 82

18 Het seventhiende Deel.Van het helpen der moerloosen 83

19 Het aghtiende Deel.Van het laeppen der byen 86

20 Het niegentiende Deel.Van het hantieren der jaegers 88

21 Het twintigste Deel.Van het omsetten der byen 92

22 Het een en twintigste Deel.Van ongesondtheyt en vueligheyt der byen 94

23 Het twee en twintigste Deel.Hoe eenen ongesonden bie gesondt gemaeckt moet worden 101

24 Het dry en twintigste Deel.Hoe men voorders de byen moet hanteren 103

25 Het vier en twintigste Deel.Van het vervoeren der byen 104

26 Het vyef en twintigste Deel.Van het haelen der byen 109

27 Het ses en twintigste Deel.Van het dooden der byen 111

28 Het seven en twintigste Deel.Van het maecken der koningen 113

29 Het acht en twintigste Deel.Hoe men de byen uytstekt en den honing in de ton doet 114

30 Het negen en twintigste Deel.Hoe men den honig separeert van het wasch 118

31 Het dartichste Deel.Van het mey maecken 119

Wat nu den schrijver aanspoorde zijne ervaringen te boek te zetten verklaart hij ons in de voorrede tot den leezer.

Als een verder staaltje van ’smans wijze van opvatting, taal en stijl geven we hier ietwat uit het 2de Capittel van het tweede Deel waarbij de schrijver verklaart hoe dat in de jaren 1782 en 1783 zich hier te land een vijand van de bijen vertoonde, tevoren onbekend en genoemd Bijenwolf.

“Disciepel vraeght: Hebben de byen eenen wolf?

“Meester antwoordt: Anno 1782 en 1783 heeft sych vertoondt een gedirte hetwelck geene mensch gedenckt van ooyt gesien te hebben, maer uyt Duytslandt en Vranckryck hebben nieuwspapieren gemeldt dat aldaer in de annales ofte jaerlyxe aentekeninghen gevonden wierdt, dat omtrent voor hondert jaeren dit gedirt ook geregeerdt heeft en veel schaede aen de byen veroorsaeckt hadde en het volgende jaer de pest onder menschen gevolght was, voor welk quaet den goeden Godt ons genaediglyk bewaert heeft.

“D. Vr. Waerom noemt gy dit gedirte eenen wolf?

“M. A. Dit gedirt wordt genoemd den wolf, omdat het mit geenen anderen naem bekent is. Eventwel magh het mit recht den wolf der byen genoemdt worden, want den natuerlijcke wolf en kan onder de schaepen zoo grooten schaei niet verorsaecken als dit gedirt onder de byen”.

Voor zoover bekend, is het “Bijenboeck” van den Kessellandschen schrijver nooit ter perse gelegd of in druk verscheenen, doch of zulks ter wille van geldelijke onkosten, of uit bescheidenheid of bedeesdheid gebeurt is, blijft ook na lezing des boeks een raadsel. Een groote verspreiding mogt evenwel dit werk onder de vakmannen genieten en op vele dorpen zoo als Lottum, Horst, Venraij, Well, en zelfs in het land van Kuijk worden nog verschillende exemplaren in copie aangetroffen. De eene bijenman schreef het van den anderen af, waardoor het werk van Hendrix niet verbeterde. Er verschenen exemplaren, die van elkander zeer veel in spelling verschilden. Een der minst verbroddelde afschriften en denkelijk met het oorspronkelijke het meest overeenkomende hebben we hierbij benuttigd; het is Anno 1809 vervaardigd door “Gerardus Vaeghs woonaegtig op Stalberger Hoof2 in de Welder Loy”. Het geeft ons des schrijvers geduld te kennen dat hij wellicht gedurende vele winteravonden beoefend heeft.—Een ander afschrift in meer moderne spelling loopt tot en met het 23ste deel en werd voor de kleinste helft afgewerkt den 12 November 1812 door Abraham Janssen uit Over-Loon.

Het afschrift van Vaeghs, hetwelk hier het licht ziet is een in folio, op zwaar papier met duidelijke hand geschreven. Het exemplaar telt negen en zestig bladzijden en heeft een grijs papier tot omslag; de bladen hebben, door het veel gebruik dat daarvan gemaakt werd, veel geleden; zij hebben wat de schooljongens noemen “ooren” aan de punten en zijn vol vlekken.

Het oorspronkelijk handschrift van Petrus Hendrix hebben wij niet kunnen ontdekken, zoo dat wij niet weten welke spelling hij gebruikt heeft en volgens welke grammatica hij zijn boek heeft opgesteld. Wij zijn dus genoodzaakt de schrijfwijs van Peter Vaeghs te volgen, die zoo als wij zoo even zeiden, ons dunkt het meest met de schrijfwijs van den auteur overeentestemmen.

Wat den titel aangaat van het boek hebben wij ons eenige vrijheid veroorloofd die ons de lezer, naar wij hoopen, niet euvel zal duiden. De titel door Hendrix gekozen en door ons hierboven vermeld, scheen ons te lang en te omslachtig; de nieuwe titel “Geldersch Bijenboek” drukt duidelijk uit wat de schrijver voor had, namelijk het schrijven van een boek over de bijen voor de landlieden van den kant der Maas-, Peel- en Niersstreek, en voor de naburige plaatsen van het Overkwartier.

En nu een kort woordje over den schrijver zelven.

De eerwaarde heer Petrus Hendrix was geboren te Meerloo uit het huwelijk van Michiel en Allegonda Wismans, en werd aldaar gedoopt den 13 Augustus 1723. Bij den afloop zijner theologische studiën was hij van 1747–1751 kapelaan te Blitterswijck en in die jaren eenigen tijd deservitor der vacante pastorie aldaar. Ten jare 1751 werd hij bevorderd tot de meer beduidende kapellanie van Lottum, waar hij in het 47ste jaar zijner Priesterwijding en het 72ste zijns levens overleed. Het sterfregister meldt het volgende:

In het jaar 1795 den 5 Maart stierf de eerwaarde heer Petrus Hendrix, gedurende 44 jaren kapelaan en zielzorger dezer parochie, en werd in de kerk begraven.

Eene bizonderheid van ’s mans uiteinde is bekend gebleven. Als zijn lijk op het praalbed volgens gewoonte met brandende waskaarsen omringd was, viel door eenig toeval een der waslichten om, en hadden reeds de ornamenten en lijkgewaden vuur gevat toen juist op tijd komende bidders blussching aanbrachten.

Zoo hadde dus het product van ’s meesters geliefde bijen, namelijk de was, eene voorzeker niet gewenschte lijkverbranding kunnen doen ontstaan!

Moge deze kleine bijdrage strekken tot nadere kennis van den Limburgschen schrijver en tot verder naricht over het eertijds zoo bloeiend bijengewin in ons Geldersch Overkwartier.

Well, den 4 April 1890.

M. J. Janssen.

1 Men weet dat het land van Kessel waar onze bijenman woonde en geboren werd, sedert 1713 onder Pruisisch gebied stond en de Nederlandsche taal aldaar maar weinig beoefend werd.

2 Nu veelal genaamd Sander hof.

Het Geldersch Byenboek of pratyk der byen, langs den kant der Maes, Peel en Niers

Подняться наверх