Читать книгу Aan de Zuidpool - Roald Amundsen - Страница 2
I
ОглавлениеVan Noorwegen naar de Groote Barrière. Mijn programma.—De toebereidselen aan boord van de Fram.—Proeftochten.—Zielkundige waarnemingen over de honden.—Oponthoud op Madera.—Ik onthul mijn metgezellen de bestemming van het schip.—De streek van de westenwinden.—Naar Kerguelen.—Het Antarctisch ijs.—Kerstmis 1910 in het gezicht van de Groote Barrière.
Al vele jaren lang dacht ik over een expeditie naar de Noordelijke IJszee. Met de Fram wilde ik een nieuwen tocht ondernemen door de IJszee, namelijk door in het ijs af te drijven naar de pool, beginnend bij de Behringstraat. Mijn doel was het onderzoek van het groote, witte veld, dat, nog ondoorzocht, het grootste deel bedekt van de ijsmuts van de pool, en aldus het werk van Nansen te voltooien. De toebereidselen waren reeds ver gevorderd, zelfs was de datum van het vertrek vastgesteld in het begin van 1910, toen plotseling zich het nieuws verspreidde van de aankomst van Peary aan de Noordpool. Dadelijk begreep ik, dat de toekomst van mijn plan in gevaar verkeerde. Alleen een snelle beslissing kon nog redding brengen, en dus besloot ik terstond van plan te veranderen en mij naar het Zuiden te wenden.
Ik had wel is waar aangekondigd, dat mijn expeditie een uitsluitend wetenschappelijk karakter zou dragen en er geen prijs op zou stellen een record te slaan; terwijl bovendien degenen, die ingeschreven hadden voor den tocht, mij hun giften enkel geschonken hadden met het oog op een programma, dat op de Noordelijke IJszee betrekking had. Maar gezien het nieuwe feit, dat zich had voorgedaan, en de geringe kans, dat ik mijn oorspronkelijk plan zou kunnen uitvoeren, oordeelde ik, dat ik, zonder tegenover de gevers onoprecht te handelen, een onderneming mocht wagen die, in geval van welslagen, alles weer in orde zou brengen.
Met een volkomen gerust geweten besloot ik dus, de uitvoering van mijn oorspronkelijk plan uit te stellen één of twee jaar, om in dien tusschentijd te trachten, de gelden bijeen te brengen die mij nog ontbraken. De Noordpool was bereikt; het belangrijkste van de problemen van de IJszee in de oogen van het groote publiek was opgelost. Om de belangstelling Bladzijde 106van de groote menigte gaande te maken ten gunste van mijn reis naar het Noorden, bleef mij niet anders over dan het slaan van een grooten slag door het bereiken van de Zuidpool. Maar ik besloot, mijn plan geheim te houden tot op den dag, dien ik daarvoor zou kiezen.
Ziehier het programma van de expeditie: de Fram, het oude, roemrijke schip van Nansen, zal ons herbergen. Het schip zal Noorwegen verlaten op het laatst den 15den Augustus. Madera zal onze eerste en eenige haven zijn. Van daar zullen we langs den weg van de zeilschepen, want de Fram kan eigenlijk niet als iets anders worden beschouwd, eerst naar het Zuiden gaan door den Atlantischen Oceaan; daarna zullen we oostwaarts ons begeven ten zuiden van kaap de Goede Hoop en van Australasië, om naar de Ross-zee te stevenen tegen 1 Januari 1911. Als basis van de werkzaamheden heb ik de Walvischbaai gekozen, het zuidelijkste punt dat een schip kan bereiken aan den rand van de Groote Barrière. We hopen ter plaatse te wezen ongeveer 15 Januari. Tien mannen zullen zich op dien gletscher inrichten met levensmiddelen voor twee jaren in een huis, waarvoor wij de bouwmaterialen zullen meenemen. Als zij ontscheept zijn, zal de Fram weer zee kiezen en naar Buenos Aires gaan. Van die haven als uitgangspunt, zal zij een oceanografischen tocht ondernemen in den zuidelijken Atlantischen Oceaan tot aan de kust van Afrika. Is die kruistocht gedaan in October 1911, dan zal het schip terugkeeren naar de Walvischbaai, om de expeditie aan boord te nemen, aan wie het al of niet zal zijn gelukt om de Zuidpool te bereiken, maar die in elk geval gereed zal wezen, om zich aan boord van de Fram te begeven in de laatste dagen van Januari 1912.
Zoo werd vastgesteld in mijn klein huisje aan den Bandefjord, en het programma, dat ik hier heb ontvouwd, is van punt tot punt verwezenlijkt. De laatste zin van het ontwerp toont aan, met welke preciesheid ik den benoodigden tijd voor de uitvoering had berekend. “Wij zullen van de Zuidpool terug zijn den 22sten Januari 1912,” schreef ik; en het was op dienzelfden dag, dat wij in onze winterkwartieren terugkwamen, na het einddoel te hebben bereikt. Herhaalde malen buitendien kwamen onze voorspellingen goed uit. Wat dat betreft, was kapitein Nilsen een echte toovenaar. Terwijl ik mij tevreden stelde met het noemen van een datum, aarzelde hij niet, de uren erbij te berekenen. Hij had gezegd, dat we op 15 Januari 1911 bij de Barrière zouden wezen, die ongeveer 30.000 kilometers van Noorwegen verwijderd is. Vier-en-twintig uren vóór dien datum kwamen we aan het eind van onze vaart.
Een stemming van het noorsche parlement gaf mij de beschikking over de Fram en een crediet van 105.000 francs voor de noodige herstellingen en veranderingen.
Sedert het begin van de maand Mei 1910 ligt de Fram tegenover de eerbiedwaardige wallen van de oude vesting Akershus. Terstond begon de lading onder leiding van luitenant Nilsen, een bijzonder lastig werkje. Het komt er niet alleen op aan, de bagage in het ruim te bergen, maar alles moet ordelijk worden gerangschikt, zoodat we weten waar zich het een en ander bevindt. Tegelijk met de proviand wordt de uitrusting ingescheept en al het andere. Ieder van mijn medewerkers heeft een specialiteit en moet onder eigen verantwoordelijkheid zich bezighouden met al wat daarmee te maken heeft. Den 2den Juni is alles zoowat klaar. Dien dag deden de koning en de koningin ons de eer aan van een bezoek aan de Fram. Den volgenden dag in den namiddag legden wij aan vóór mijn woning aan den oever van den Bandefjord, om de hut aan boord te brengen, die ons gedurende den winter zou beschutten.
Na een voorloopigen proeftocht van enkele weken in de zeeën in de buurt van Noorwegen, om ons te overtuigen van den goeden staat van het schip, kwamen we den 24sten Juli te Christiansand, waar we de rest van de proviand zouden innemen, namelijk 400 balen droge visch, onze heele pacotille ski, de sleden, het timmerhout enz. Eindelijk moesten we nog aan boord nemen de 97 Eskimohonden, die sedert het midden van Maart opgeborgen waren op een afgelegen eilandje bij Flekkerö. Door de lange en bezwaarlijke zeereis was de troep in niet al te besten staat, maar een goede voeding bracht ze weldra weer op streek.
Alleen luitenant Nilsen weet waar de tocht heen gaat. Maar mijn metgezellen, die voor het oogenblik niet anders vermoeden, dan dat ze reizen naar San Francisco over kaap Hoorn, waren wel verbaasd over veel dingen die te Christiansand aan boord werden gebracht. Waarom nu al ons te belasten met al die honden en die een zoo lange reis laten maken? Immers in Aljaska kunnen we alle dieren krijgen, die we noodig hebben, en van even goede hoedanigheid. Waartoe al die planken, terwijl we ze zoo gemakkelijk in San Francisco kunnen koopen? Niemand durft mij wat te vragen; maar daarentegen wordt Nilsen met vragen bestormd. Enkele dagen vóór het vertrek nam ik dan ook de luitenants Prestrud en Gjertsen in vertrouwen, nadat ze zich op hun eerewoord en schriftelijk hebben verbonden, het stilzwijgen te bewaren.
Te Christiansand voegen zich twee leden van de expeditie, Hassel en Lindström, bij ons, en daarentegen wordt de machinist afgedankt. Om hem te vervangen zendt het huis Diesel uit Stockholm ons een van de werklieden, die den motor hebben gemonteerd, Knud Sundbeck. Die uitstekende kracht heeft ons de grootste diensten bewezen.
Toen alles aan boord was, richtten we boven het dek een soort van tweede dek in, opdat de honden voor de zon beschut zouden zijn en voor den regen.
In den namiddag van den 9den Augustus heeft de inscheping plaats van onze 97 metgezellen op vier pooten. Ze komen bij twintigtallen tegelijk in een groote praam en worden dadelijk vastgemaakt. De operatie, die haastig wordt gedaan, is in twee uur volbracht. Thans is het dek heelemaal vol; zelfs de brug is ingenomen door onze passagiers. Veertien dieren zijn daar geïnstalleerd, zoodat er nauwelijks plaats is voor den wachthebbenden officier, die misschien wel op één been zal moeten staan. Toen de laatste hond aan boord was, werd terstond het anker geheschen, en nu op weg naar de Zuidelijke IJszee, een reis van 16000 mijlen! Bladzijde 107
Het was prachtig weer gedurende den overtocht over de Noordzee. Dank zij die gelukkige omstandigheid, werd het acclimatizeeren voor de honden veel gemakkelijker. Wat is er al niet gezegd vóór het vertrek! Dat ze door de golven zouden worden weggespoeld, dat ze zouden sterven door de hitte van de zon der tropen, dat we ze niet zouden kunnen voeden enz. Het welslagen van onze onderneming hangt inderdaad af van den toestand, waarin de honden zullen aankomen op het terrein van onze werkzaamheid. Van het begin af is het dus mijn streven, het hun naar den zin te geven. Vooreerst wordt de troep verdeeld in groepen van tien beesten, en elke groep wordt toevertrouwd aan één of twee personen, die er de zorg en de verantwoording voor op zich nemen. Het verdeelen van het voedsel is geen kleinigheid; daar moet de geheele bemanning bij te pas komen. Zooveel eten als hij op kan, is het ideaal van den Eskimohond, en de beste manier om den weg te vinden naar zijn hart, is hem een stuk vleesch te geven. Volgens dit beginsel is dan ook ons heele gedrag tegenover onze kostgangers geregeld, en het resultaat van deze politiek was uitstekend, zoodat na enkele dagen alle groepen op den besten voet stonden met hun verzorgers.
Maar het kettingrégime was niet naar den zin van de honden; hun temperament is veel te vurig om zich daarin te schikken. Het zou echter gevaarlijk wezen, hun de vrijheid te gunnen, eer hun opvoeding verder is gevorderd. Zoo het al gemakkelijk is, hun genegenheid te winnen, minder licht gaat het, ze op te voeden. Het is roerend hoe blij de dieren zijn, als we ons met hen bemoeien. Vooral des morgens is de begroeting hartelijk. Zoodra hun meesters verschijnen op het dek, drukken ze hun vreugde uit door een gehuil in koor; maar ze willen nog meer en zijn niet eerder tevreden, voordat men ze heeft geliefkoosd. Als men bij dat bezoek eens een vergeet, geeft die dadelijk blijken van teleurstelling.
Van dag tot dag raken ze beter gewend aan boord, en we beginnen vast te hopen, hen allen gezond en wel aan de Barrière aan wal te zetten. Dat resultaat kan enkel worden bereikt door overvloedig voedsel van goede hoedanigheid. Het bestaat hoofdzakelijk uit gedroogde visch, en om daarin afwisseling te brengen, wordt hun driemaal in de week soep voorgezet van gehakte visch met maïsmeel. Dat gerecht valt zeer in den smaak. Ze leeren al precies de dagen, waarop het hun zal worden voorgezet, en zoodra ze het gerammel van de pannen hooren, beginnen ze zoo hard te huilen, dat men elkaar onmogelijk kan verstaan, te huilen, wel te verstaan, van blijdschap. Naar gelang ik nader kennis maak met mijn reisgezellen, word ik meer en meer overtuigd, dat allen met vreugde het plan zullen begroeten, naar de Zuidpool te gaan, als ik het hun zal ontvouwen, nadat we Madera zullen hebben verlaten. Ik verlang, zoo gauw mogelijk in die haven te komen. Het zal zoo prettig wezen eindelijk te kunnen spreken! Het is noch aangenaam, noch gemakkelijk, een geheim te bewaren, vooral aan boord van een schip, waar men op elkander is aangewezen. In onze dagelijksche gesprekken had men het natuurlijk vaak over de moeilijkheden, die ons zouden wachten in de buurt van Kaap Hoorn. Als de honden al goed heenkomen door den eersten overgang over den equator en door tropische zeeën, blijft het nog de vraag, of het geluk ons even goed zal dienen in den Stillen Oceaan, en zoo vervolgens. De verplichting, om zoo op al mijn woorden te passen, begint mij zeer te drukken. En als ik nog maar met nieuwelingen te doen had, maar de meeste van mijn reismakkers hebben jaren in de poolstreken doorgebracht, zoodat de geringste toespeling genoeg zou zijn geweest om het heele plan te onthullen.
Een onzer pleegkinderen.
Den 5den September om tien uur 's avonds kregen we den vuurtoren van San Lorenzo in zicht, op het eilandje Foca dichtbij Madera, en den volgenden dag wierpen we het anker uit op de reede van Funchal. Nauwelijks was dat gebeurd, of de gezondheidsdienst kwam aan boord, vertegenwoordigd door een klein meneertje, dat heel gewichtig deed. Boven gekomen, had hij op het gezicht van al de open bekken van de van warmte hijgende honden geen lust, meer vragen te stellen en stapte zoo gauw mogelijk de trap weer af. Daar Funchal onze eenige haven zal zijn, nemen we er versche levensmiddelen aan boord en een aanzienlijken voorraad water. Drie dagen later vertrokken wij. Nu was het oogenblik gekomen, dat zoo lang was verbeid, het moment, om mijn reisgezellen op de hoogte te brengen van het besluit, dat ik reeds bijna een jaar geleden had genomen. De heele bemanning wordt op dek geroepen. Wat ging er wel om in de gedachten van hen allen, toen dit bevel hun werd gegeven? Ik weet het niet, maar zeker dachten ze niet aan de Zuidelijke IJszee, noch aan de Zuidpool.
Luitenant Nilsen brengt een groote kaart boven, waarvan de verschijning terstond de nieuwsgierigheid gaande maakt. Weinige woorden volstaan, om ieder zich rekenschap te doen geven, waar hij vandaan komt en waar we heen gaan. Op de kaart van het zuidelijk halfrond leg ik kort mijn plannen uit en de motieven, die mij hebben genoopt, ze tot nu toe geheim te houden. Van tijd tot tijd kijk ik onder het spreken mijn toehoorders aan, om hun indrukken waar te nemen. In het begin lees ik, wat heel natuurlijk is, enkel de grootste verbazing op hun gezichten, maar die uitdrukking maakte al spoedig plaats voor iets anders, en eer ik gedaan heb, is er een glimlach op aller gelaat. Ik ben dus wel zeker van het antwoord, dat ik zal krijgen. Toen ik met mijn uitlegging klaar was, verzocht ik de mannen, Bladzijde 108mij ieder afzonderlijk hun voornemens mee te deelen. Dadelijk verklaarden allen zich bereid mij te volgen; het plechtige ja, dat ze uitspraken, verried noch aarzeling, noch ontroering. Al van te voren was ik overtuigd van hun hulp, maar toch is mijn blijdschap bijzonder groot bij dit blijk van vertrouwen in een zoo ernstige zaak. Ik ben trouwens niet de eenige gelukkige aan boord. Dien avond is de vroolijkheid algemeen.
Kaart van de ontdekking der Zuidpool, naar een ontwerp van Roald Amundsen.
Voor het oogenblik hebben wij geen tijd te verliezen met praatjes; we moeten zoo gauw mogelijk vertrekken. Twee uren worden mijn metgezellen toegestaan, om hen in staat te stellen aan hun familie te schrijven en hun vrienden op de hoogte te stellen van onze nieuwe bestemming. De brieven waren denkelijk niet lang; ten minste ze waren merkwaardig gauw klaar. De post werd daarna ter hand gesteld aan mijn broeder, die ons gaat verlaten en op zich neemt, ze naar Christiania mee te nemen en ze daar op de post te doen, nadat onze verandering van programma aan de pers is meegedeeld.
Indien al mijn nieuwe plannen warm worden toegejuicht door mijn gezellen, zal dat ook het geval zijn met de publieke opinie? Later vernamen we, Bladzijde 109dat te dien opzichte de meeningen verdeeld waren geweest. Op dit oogenblik mag die vraag ons niet bezighouden. Mijn broeder kreeg de opdracht, ons besluit bekend te maken, en ik beken dat ik hem die zending niet benijdde. We drukten hem allen de hand, en hij ging van boord. Onze betrekkingen met de buitenwereld zijn voor langen tijd afgesneden. In het vervolg hebben we enkel op onszelf te rekenen. Er was geen ontroering onder ons, geen spoor van droefheid, die altijd met een scheiding gepaard gaat. De mannen lachten en maakten gekheid. We steken in zee voor de lange en gevaarlijke reis met dezelfde onbezorgdheid, alsof het een pleziertocht gold.
Eenmaal in zee, zet de Fram, met al haar zeilen bijgezet, vlug koers naar het Zuiden, voortgestuwd door den noordoostpassaat. Na de snikheete dagen op de reede is die koelte een heerlijkheid en geeft ons een groot gevoel van welbehagen. De honden, die stellig het verblijf te Funchal overvloedig warm hebben gevonden, begroeten de komst van de koelte met een concert. Ook zij moeten hun aandeel aan de algemeene opluchting hebben, en we laten hen terdege smullen.
Algemeene rust aan boord.
Den volgenden morgen, als ik aan dek kom, krijg ik den indruk, dat men mij met nog meer hartelijkheid begroet dan anders; ik zie slechts lachende gezichten. Mijn metgezellen verbazen zich er vooral over, dat ze niet eerder mijn plannen hebben geraden. “Die honden, die hut met keuken en het complete meubilair!” roept er een. “Hoe heb ik zoo dom kunnen wezen, om geen vermoeden te krijgen? Hoe kon dat alles noodig zijn voor een schip, dat hoogstens kon afdrijven en tusschen het ijs raken?” Ik troost diegenen, die daarover klagen, met de opmerking, dat hun gebrek aan doorzicht de zaak der expeditie ten goede is gekomen. De officieren, die ik in vertrouwen heb genomen, zijn niet de minst gelukkigen, nu ze ontheven zijn van het geheim. Voortaan kunnen ze praten zonder terughouding en zonder te vreezen, een onvoorzichtigheid te begaan. Het nieuwe programma van de expeditie blijkt een onuitputtelijk onderwerp van gesprek. Dank zij de algemeene belangstelling voor de nieuwe onderneming verloopt onze vaart zonder verveling. Een groot aantal van mijn medewerkers hebben reeds vele jaren in de Noordelijke IJszee doorgebracht; maar ze weten nog niets van de Zuidelijke. Ik alleen heb een campagne meegemaakt in de zuidelijke poolwereld, toen ik luitenant was aan boord van de Belgica, en bovendien hebben misschien één of twee personen van de bemanning eens een ijsberg gezien in de buurt van kaap Hoorn. Mijn metgezellen kennen evenmin de rijke litteratuur, die er over het Zuidpoolgebied bestaat sedert de laatste jaren. Waarom ook zouden ze zich vroeger met die studie hebben Bladzijde 110beziggehouden? Thans zijn de omstandigheden veranderd. Ik beschouw het als een dringende noodzakelijkheid, dat ieder van ons op de hoogte is van hetgeen er reeds is gewerkt in de streken, waar we heengaan. Dat is het eenige middel, om van tevoren vertrouwd te raken met de moeilijkheden, waartegen we zullen hebben te strijden. Met die bedoeling heb ik een biblioteek meegenomen van alle antarctische reisverhalen van Cook en James Ross af tot commandant Scott en Sir Ernest Shackleton toe. Die verschillende boeken worden gretig gelezen, vooral de beide laatstgenoemde. De boeken van Scott en van Shackleton, die boeiend geschreven zijn en vergezeld gaan van prachtige platen, worden steeds weer gevraagd. Zoo dus de theoretische opvoeding van de medewerkers krachtig wordt aangevat, de practijk wordt ook niet verwaarloosd. Gedurende de vaart door het gebied der passaten kan, daar de richting en de kracht van den wind constant blijven, het aantal mannen op wacht sterk verminderd worden, en de specialiteiten aan boord kunnen het exploratiemateriaal in orde brengen.
Ofschoon vóór het vertrek de grootste voorzorgsmaatregelen zijn genomen, opdat de verschillende onderdeelen van de uitrusting zoo goed en practisch mogelijk zullen wezen, moet er toch vrij wat worden veranderd. Men is nooit aan het eind met een materiaal, dat zoo samengesteld is als het onze; men kan er altijd nog verbeteringen in aanbrengen. Men zal later ervaren, dat er veel meer arbeid is voorbereid, dan men af kon, niet enkel op de lange reis, maar ook tijdens de overwintering.
Gedurende de eerste veertien dagen na het vertrek uit Madera halen wij, dank zij den Noordoostpassaat, met onze zeilen een vrij goede gemiddelde snelheid. De machinisten profiteeren ervan, door den motor flink schoon te maken, en toen dat gebeurd was, besteedde Nödtvedt zijn vrijen tijd aan het aambeeld, want we hadden verschillende stukken noodig voor de sleden, de messen, de harpoenen, dan staven, honderden haken en kettingen voor de honden. Tot in het midden van den Indischen Oceaan sloeg onze vriend trouw het ijzer, maar toen we een keer in het gebied der westenwinden waren, werd zijn taak moeilijk door het rollen van het schip.
Wat was er al niet gezegd over de Fram, eer ze deze bestemming kreeg! Sommigen beweerden, dat ze overal lek was, anderen, dat ze heelemaal vergaan was. De beide lange reizen, die ze achter den rug heeft van 1910 tot 1912, bewijzen voldoende, hoe dwaas die praatjes waren.
Gedurende twintig maanden van de vier-en-twintig heeft het schip gevaren op onstuimige zeeën, die de stevigheid van de schepen op zware proef stellen. Thans is de Fram in even goeden toestand als bij den aanvang, en ze zou dezelfde tochten weer kunnen beginnen zonder reparatie. Bovendien wisten wij uitstekend, hoe het met de stevigheid gesteld was. Maken niet alle houten schepen een zekere hoeveelheid water? Wanneer de motor elken morgen wordt stop gezet, behoeft er niet langer dan tien minuten aan de handpompen te worden gepompt, om het ruim te ledigen. O, neen, de Fram is stevig genoeg. Daarentegen waren het tuig en de uitrusting minder naar mijn zin; bij gebrek aan voldoende fondsen had ik ze niet zoo volledig kunnen maken als ik zou hebben gewenscht.
In dit gedeelte van September vorderden we goed naar het Zuiden; vóór den 15den zijn we al een heel eind in de tropische zee. De warmte hinderde ons niet; trouwens die is in open zee altijd wel te dragen, zoolang het schip vaart. Daarentegen kan het op een zeilschip, dat stil moet liggen, met de zon in het zenith, niet uit te houden zijn van de hitte. In zoo'n geval brachten wij onzen motor aan den gang, en dan hadden we een weinig koelte ten minste op het dek. Maar in de hutten was het dan als in een oven. De hutten, die anders zoo comfortabel zijn, hebben geen patrijspoorten, zoodat het onmogelijk is, er wat lucht te maken.
In de buurt van den aequator, tusschen den noordoostpassaat en den zuidoostpassaat, heeft men het gebied van de windstilte. De ligging en de uitgebreidheid wisselen af met de seizoenen; het kan zelfs voorkomen, dat het er heelemaal niet is en dat een geregelde, standvastige wind u door de geheele equatoriale zone voert. Maar veelal houdt die streek van de stilte de zeilschepen erg op. Wij komen in het gebied op een ongunstig tijdstip; vanaf den tienden graad N.B. heeft de noordoostpassaat ons in den steek gelaten. Als er geen wind was geweest, zou dat zoo erg niet zijn geweest, want we zouden den motor hebben laten loopen; maar we hadden het ongeluk, een standvastigen zuidenwind te vinden, die ons aanmerkelijk ophield. Bovendien kregen we niet de dagelijksche stortbuien, die gewoonlijk op deze breedten voorkomen, waardoor in enkele minuten de watervoorraad wordt vernieuwd; wij zamelen slechts een paar druppels in. Om niet in verlegenheid te komen voor het vervolg, werd zuinigheid voorgeschreven. Van dat oogenblik af wordt het eten voor de honden zuinig afgepast en het onze tot het hoogst noodige beperkt. Om die reden werden de soepen afgeschaft en het wordt verboden, zich met zoet water te wasschen. Een overvloedige hoeveelheid van zeep, die in zeewater oplost, vergunt ons, ons te blijven wasschen en het waschgoed te reinigen. Indien we al gedurende enkele weken ongerust zijn over onzen watervoorraad, die vrees is spoedig voorbij, daar de reservevoorraad meer dan tweemaal langer heeft gestrekt dan we hadden gerekend. En in geval van nood zouden we hebben aangelegd op een der eilandjes, op onzen weg gelegen.
Meer dan anderhalve maand lang zijn de honden vastgebonden gebleven. Dat systeem heeft ze zoo gehoorzaam gemaakt, dat we hun de vrijheid geven. De verandering zal hun zeer aangenaam wezen en zal hun goed doen, zonder nog erbij te rekenen, dat het gezicht van hun vroolijkheid ons een afleiding zal bezorgen bij de eentonigheid van ons bestaan.
Voordat we aan de gevangenen de vrijheid geven, moeten we hen eerst ontwapenen. Zonder die voorzorg zou er dadelijk een gevecht losbreken en er zouden één of meer dooden vallen. Dus wordt elke hond stevig gemuilband. Aan het eind van die bewerking beweegt geen enkele hond zich; allen schijnen iedere gedachte te hebben opgegeven van ooit de plek te verlaten, waar ze zoo lang zijn geweest. Na een oogenblik van nadenken vat één van hen moed Bladzijde 111en doet een paar stappen. Het zien van zijn vrijheid wekt de anderen op en onmiddellijk werpen ze zich op den wandelaar, gelukkig met die gelegenheid, om eindelijk eens op elkander te kunnen aanvallen. Maar ze hadden buiten de muilbanden gerekend; er vlogen enkele haren als eenige trofeeën. Dit was maar een schermutseling; toen eenmaal de strijdbijl was geworpen, werd het gevecht weldra algemeen. Twee uur lang duurt het gevecht onder een afgrijselijk gehuil; de haren vlogen, maar de huid bleef ongedeerd. Dien namiddag redden de muilkorven een massa levens.
Vechten is een groot genoegen voor Eskimohonden. Het zou zoo erg niet wezen, als ze niet de gewoonte hadden om samen te spannen en op een afzonderlijk beest aan te vallen, dat als slachtoffer wordt gekozen. Als men ze stil hun gang liet gaan, zouden ze hun arme prooi niet loslaten, eer die gedood was. Honden van groote waarde vinden zoo soms in enkele oogenblikken den dood. Wij deden ons best, om hen op te voeden tot beter manieren, en ze begrepen gauw, dat die manier van plezier maken ons niet aanstond. We hadden hierbij te strijden tegen een soort van instinct, en het zou een ijdele hoop zijn geweest, te denken, dat de opvoeding dat instinct zou dooden. De honden bleven in vrijheid tot het eind van de reis; ze werden enkel vastgebonden gedurende de uren van den maaltijd. Natuurlijk kropen ze in alle hoekjes en gaatjes van het schip, en zoo zag men des morgens vaak geen hond meer op het dek; allen hadden zich hier of daar verstopt. Verscheiden maakten gebruik van een open luik, om in het ruim te komen, en een val van zeven en een halven meter liet hen ongedeerd. Na de eerste gevechten bleef het rustig, en de helden van den strijd legden een soort van schaamte aan den dag om de geringe uitwerking van hun pogingen. In hun oogen verloor de sport veel van haar bekoorlijkheid, als er geen bloed vloeide van hun tegenstanders.
De onderlinge verhouding tusschen de honden droeg niet altijd dit vijandige karakter; er ontstond vaak vriendschap, die wel eens zoo sterk werd, dat van twee vrienden de een niet buiten den ander kon. Voordat we hun de vrijheid gaven, was ons de treurige stemming van sommigen onder hen opgevallen. Op den dag, toen ze vrij waren, ontdekten wij, dat die melancholie enkel voortkwam uit het feit, dat ze gescheiden waren van zeer dierbare vrienden, die op een andere plek van het dek waren vastgebonden. Wij profiteerden dadelijk van die aanwijzing, door in hetzelfde span de dieren te vereenigen, die door genegenheid aan elkander waren verbonden.
Langzaam maar zeker gaat het naar het Zuiden en geleidelijk daalt de temperatuur en wordt beter geschikt voor menschen uit het Noorden. Zooals ik had voorzien, waren we ten zuiden van kaap de Goede Hoop twee maanden na het vertrek van Madera. Op den dag, toen we den meridiaan van Afrika's zuid punt passeeren, komt er een hevige storm opzetten, die met zeer hooge golven gepaard gaat; ons schip houdt zich echter best en toont eens, wat het kan. Als er een enkele van die hooge zeeën op het dek kwam, zou ze alles kapot slaan. Maar de Fram is een bewonderenswaardig schip. Als de golven van achteren komen, dreigend ons te overstelpen, rijst het schip met een sierlijke beweging, en de monsterachtige golf glijdt eronder langs. Een albatros zou het niet mooier kunnen doen.
Daar het Kerguelen-eiland op onzen weg ligt, besluiten we, daar aan te doen en een bezoek te brengen aan onze landgenooten, die er een jachtstation voor de walvischvangst hebben opgericht. Sedert eenigen tijd worden onze honden magerder, waarschijnlijk doordat hun voeding niet de noodige hoeveelheid vet bevat, en nu zal op Kerguelen de plek waar de walvisschen worden uitgesneden, ons zooveel vet bezorgen als we begeeren. En ook, ofschoon de voorraad water voldoende is, als we zuinig zijn, zou ik toch liever de vaten vullen. Ook hoopte ik, nog drie of vier man te kunnen aanwerven. Als de landingsdivisie aan land is gezet, zal de bemanning uit niet meer personen bestaan dan tien man, een klein getal, om het schip uit het pakijs te brengen en het vervolgens naar Buenos Aires te voeren om kaap Hoorn. Ook zal een ontscheping een prettige afwisseling zijn in de eentonigheid van ons leven. Door een zeer kouden westenwind gedreven, komen we het eiland snel nader. In die dagen was de elken dag afgelegde afstand gemiddeld 150 mijlen; een enkele maal bereikte ze zelfs 174 mijlen, een mooie snelheid voor een schip, dat zwaar is geladen en een onvoldoenden voorraad zeilen heeft.
In den namiddag van den 28sten November komt het eiland, dat kaap Bligh wordt genoemd en dat eenige mijlen ten noorden van Kerguelen ligt, in zicht. Het was geen bijzonder helder weêr en daar we deze streken niet kennen, blijven we in den nacht voor anker. Den volgenden morgen, toen het licht was, konden we waarnemingen doen. We gaan naar de Royal Sound, waar de bedoelde inrichting moet wezen. In de morgenkoelte zouden we de laatste kaap juist omvaren, toen plotseling een windvlaag ons aangreep, en tegelijk verdwijnt die ongastvrije kust achter een dik gordijn van regen. Dus blijft ons niet anders over dan weer voor anker te gaan liggen, voor wie weet hoe lang, of verder te varen. Zonder aarzeling besluiten we tot het laatste. Zeker, het zou prettig geweest zijn, landgenooten te treffen, maar het was nog veel nuttiger, snel verder te komen op den weg naar de Barrière, waarvan 4000 mijlen ons nog scheiden. De toekomst bewees, dat we gelijk hadden gehad met zoo te handelen.
December bracht gunstige winden, nog kouder dan die, welke in November hebben gewaaid. In het midden van de maand zijn we reeds halfweg tusschen Kerguelen en onze bestemming.
Wij zijn allen volmaakt gezond, en hoe meer we het doel naderen, des te beter wordt onze stemming. Aan de uitstekende hoedanigheid van onze levensmiddelen moet die goede gezondheid worden toegeschreven op deze lange reis. Nadat we van Noorwegen tot Madera een weelderige tafel hadden gehad, voornamelijk in stand gehouden door jonge varkentjes, die we hadden ingescheept, moesten we tot ingemaakte voedingsmiddelen overgaan. De verandering leek niet onaangenaam door de verscheidenheid van onzen voorraad. Er waren aan boord twee tafels, maar ze hadden beide hetzelfde menu. Het ontbijt, dat om Bladzijde 112acht uur plaats heeft, bestond uit warm brood, confituren, oranjemarmelade of kaas, en koffie of chocolade. Het middagmaal bestond uit een vleeschgerecht en een toespijs. Om water uit te sparen kregen we enkel des Zondags soep. Gedroogde californische vruchten vormden ons dessert. Zoo vaak mogelijk en in groote hoeveelheid vruchten eten en groenten en confituren, is het beste middel tegen ziekte. Aan den maaltijd was water onze drank of vruchtenstroop; elken Woensdag en elken Zondag werd er een borrel gedronken. Bij ervaring ken ik de wonderdadige uitwerking van een kop warme koffie, als men gewekt wordt midden in den nacht, om de wacht te betrekken. Een slok is voldoende, om iemand op streek te brengen, en zoo was dan ook de koffie voor de lui van de wacht een vaste instelling.
Menschen en dieren leven op den besten voet.
Tegen Kerstmis zijn we bijna op 150 graden O.L. en 58 graden Z.B.; 900 mijlen scheiden ons nog van het pakijs. Gedaan is het nu met dien heerlijken westenwind, die ons weken lang heeft voortgeduwd. Enkele dagen aaneen hebben we windstilte of tegenwind, en aan den vooravond van Kerstmis hebben we regen en een koelen zuidwestenwind.
Om het feest te kunnen vieren, moet het weêr mee van de partij zijn, want anders zal het eeuwige rollen alle voorbereiding onmogelijk maken. Ofschoon het altijd slecht weêr blijft, bakt Lindström ijverig de traditioneele koeken. We probeeren hem over te halen, ze ons dadelijk maar te geven, omdat de koeken het lekkerst zijn als ze warm worden gegeten. Maar onze kok is aan dat oor doof en stopt zijn gebak achter slot. In afwachting van het genot, ze te proeven, moeten we ons met den geur tevreden stellen.
Kerstavond komt met prachtig weêr. De zee is kalm, zoo kalm, als ze in weken niet is geweest. Het schip ligt stil, en dus kan ik met de toebereidselen beginnen. Alles komt van zijn plaats, en al ons koperwerk blinkt op zijn mooist, terwijl vlaggen langs de wanden hangen. Boven de deur van den salon draagt een transparant de woorden “Gloedelig Jul” (Gelukkig Kerstmis).
De phonograaf wordt gezet op een plank, die aan de zoldering hangt; daar de piano geheel ontstemd is, moeten we ongelukkig daar afstand van doen. De leden van ons gezelschap verschijnen allen, pas geschoren en in hun beste spullen, zoodat de meesten niet te herkennen zijn.
Om vijf uur wordt de motor stop gezet, en allen komen samen in de kajuit, behalve de stuurman. In het zachte licht van de lampen met de gekleurde kappen ziet de ruimte er fantastisch uit, en allen voelen we ons vroolijk gestemd. De versiering doet onzen luitenant Nilsen eer aan, en in de feeststemming gedenken we dankbaar de vele vrienden, die tot ons feest hebben bijgedragen. Onze gedachten vliegen naar het verre land in het Noorden, naar de dierbaren, die we er hebben achtergelaten; maar we willen nu geen treurigheid laten binnensluipen in ons hart en verheugen ons met de anderen. Aan Lindström's lekkernijen werd voldoende eer bewezen en de verdeeling der geschenken was het glanspunt van den avond, die ons met een onuitwischbare herinnering verrijkte. Bladzijde 113
De Fram ankert in de Walvischbaai. Op den voorgrond de IJszee, op den achtergrond de Groote Barrière.