Читать книгу Aan de Zuidpool - Roald Amundsen - Страница 4

II.

Оглавление

Inhoudsopgave

We passeeren den poolcirkel.—In het pakijs.—De groote Barrière.—Op het terrein van onze werkzaamheid.—Eerste uitgang van de honden.—De beide eerste tenten.—Bouw van onze woning.—Zielkundige beschouwing over de honden.—Het vraagstuk van de verwarming.—De tenten van de honden.—De Terra Nova van Scott brengt ons een bezoek.

Wij leggen het er nu op aan, den 65sten parallel te kruisen op den 175sten graad O. L. Zoodra mogelijk willen we het pakijs doorkomen, dat den toegang tot de Rosszee afsluit. Sommige schepen zijn daar zes weken in het ijs opgehouden, en andere zijn er in eenige uren doorheen gekomen, juist langs den weg, dien wij gaan. Op 31 December waren wij op 62.15 Z. B. Op den Oudejaarsavond kunnen we elkander met een glas grog gelukwenschen bij de komst van 1911; allen zijn we volmaakt gezond en vol goeden moed voor onze groote onderneming.

Den 1sten Januari om drie uur 's morgens wekt mij de officier van de wacht. De eerste ijsberg is in het gezicht! Onmiddellijk ga ik naar dek, om dien schildwacht op vooruitgeschoven post te zien van het leger, dat wij gaan bekampen. Het is in de verte een schitterend punt in de bleeke stralen van de opgaande zon. 't Is een groot blok in tafelvorm, als zooveel antarctische ijsbergen. Gewoonlijk doet de ontmoeting met zulk een reusachtige ijsmassa den zeeman niet prettig aan; maar wij waren er bepaald blij mee. Is die ijsberg niet de aankondiging van de nabijheid van het pakijs? Dat willen wij zoodra mogelijk ontdekken. De vaart door het ijs zal wat afwisseling brengen in het eentonig leven, dat we sinds vijf maanden leiden en dat ons begint te vervelen. Eens op een ijsschots te loopen lijkt ons het grootste genot. Bovendien zullen we op het pakijs zeehonden vinden, en we zullen kunnen smullen, allen, menschen zoowel als dieren.

In den namiddag en den volgenden nacht neemt het aantal ijsbergen toe. Gelukkig kan men zich, daar het voortdurend dag is, voor een aanvaring hoeden. We zouden geen beter weêr kunnen wenschen, heldere lucht en een lichte, gunstige wind.

Den tweeden Januari om acht uur in den avond bereikten we den poolcirkel, en enkele uren later kondigde de man op wacht het pakijs aan. Het water zakt en het schip ligt stil. Den volgenden morgen om negen uur wordt de jacht geopend. Een groote zeehond ligt juist op een schots vlak voor ons. Bij onze nadering beweegt het dier niet; eerst als hij verscheiden kogels heeft gekregen, begint hij den ernst van den toestand in te zien en tracht, zich in zee te gooien. Te laat! Twee man zijn al op het ijs en maken zich van hem meester. Een kwartier later werd de zeehond op dek gesneden en leverde ons ongeveer tweehonderd pond vleesch voor de honden en buitendien nog vrij wat voor onze tafel. Driemaal dien dag hebben we de jacht met hetzelfde gunstige gevolg kunnen herhalen. Nu hebben we dus weer voorraad, en de gelukkige gebeurtenis wordt naar haar waarde gevierd. De honden eten, tot ze haast bersten, en ze verdienen het wel om het uithoudingsvermogen, dat ze op deze reis hebben getoond. Wij zijn ook vlug door onze zeehondragoût heen, en na de eerste proef heeft dit antarctisch gerecht dadelijk vrienden gewonnen, die snel in aantal toenemen. De zeehondsoep met groenten wordt nog geestdriftiger ontvangen.

Het ijs was nog zoo los, dat we verder konden varen in onze gewone snelheid, maar den 4den en 5den Januari lagen de schotsen soms zoo dicht, dat we ze moeten wegduwen of er omheen varen; maar ze houden ons niet op, en altijd vinden we nog openingen, die wijd genoeg zijn. Den 6den echter worden Bladzijde 114de ijsmassa's smaller en de kanalen breeder; de open zee ligt in wijde ruimte vóór ons. We zijn het ijs, dat den toegang tot de Rosszee verspert, door! Plaats op den middag 180 O.L. en 70 graden Z.B. In vier dagen zijn we zonder moeite door het pakijs gekomen. Toen de open zee weer een mooie gelegenheid gaf aan de Fram, om haar talent van rollen te toonen, was er meer dan één onder ons, die de kalme vaart door het ijs betreurde. Het laatste deel van de vaart wordt ook door de omstandigheden begunstigd. Het is altijd prachtig weêr, en gedurende de vier dagen, die we in de Rosszee doorbrengen, zijn er bijna geen ijsbergen, enkel wat kleinere brokken.

Den 11den Januari tegen den namiddag wijst een witachtige helderheid in het Zuiden ons aan, dat we dichtbij ons doel zijn, en om half twee verschijnt eindelijk de Groote Barrière. Na zich langzaam boven de zee te hebben opgeheven, doet ze zich in al haar majesteit voor. Het is moeilijk, den eersten indruk te beschrijven, die door den machtigen ijsmuur wordt teweeggebracht. In ieder geval laat het zich gemakkelijk begrijpen, dat met zijn hoogte van 30 tot 35 meter die muur zeventig jaar geleden nog beschouwd werd als een onoverkomelijke slagboom. In dien muur opent zich een deur naar het onbekende, de Walvischbaai, zoowat honderd mijlen oostelijker gelegen dan het punt, waar wij ons nu bevinden. Dus wordt daarheen de steven gewend, en vier-en-twintig uren lang varen we langs de Barrière, den kolossalen muur van ijs bewonderend, die een der vreemdste dingen is, die men op aarde kan aanschouwen. Niet zonder vrees naderen we de baai, het doel van onze heele vaart. Zullen we er open water vinden of zal er afsluiting zijn door ijs? Zullen we gemakkelijk kunnen landen?

De eene landpunt na de andere gaat ons voorbij; maar altijd weer dezelfde witte muur. Eindelijk op den middag van den 12den Januari buigt de rots naar binnen op 164 graden W.L., juist op de plaats, door onze voorgangers aangegeven. Vóór ons breidt zich een wijde baai uit, zoo lang, dat we het einde niet kunnen zien. Voor het oogenblik kunnen we er niet aan denken, binnen te varen. De baai is gevuld met groote brokken ijs, resten van een hoop pakijs, die versplinterd is. We gaan daarop een weinig meer oostelijk, om de gebeurtenissen af te wachten. Den volgenden morgen keeren we naar den ingang van onze baai terug. Een paar uren later beginnen de schotsen te bewegen, en weldra glijden ze de eene na de andere naar de open zee. Spoedig is de passage vrij. Eenmaal in de baai, zien we, dat men overal zal kunnen landen. Het komt er maar op aan, het beste punt te kiezen.

Om kort te gaan, den 14den Januari 1911, dat is één dag vroeger, dan ik had voorzien, hebben wij het eerste deel van ons programma afgewerkt. Het is ons gelukt, den heelen troep in goeden staat naar het terrein van onze werkzaamheid te transporteeren. En nog meer, er zijn onderweg meer bijgekomen. Negentien geboorten hebben het aantal honden op 116 gebracht. Bijna allen zijn gezond en zullen kunnen worden gebruikt voor onze groote onderneming, die binnen twee maanden zal kunnen beginnen.

Voor het oogenblik hebben we te zoeken naar een geschikte plek voor de oprichting van het winterstation op de Groote Barrière. Mijn bedoeling was eerst geweest, mij te vestigen op een vrij grooten afstand van de zee, zoodat als de gletscher begon te “kalven”, wij geen gevaar zouden loopen, ons op een drijvend eiland te bevinden en door den oceaan te worden her en der gevoerd naar het believen van wind en stroom. Om tegen iets dergelijks beveiligd te wezen, wil ik onze kwartieren opslaan ongeveer 18 kilometer van het laagste uiteinde van de Groote Barrière. Maar zoodra we in de Walvischbaai zijn, zie ik, dat we niet zoover zullen behoeven te gaan. Rondom de ankerplaats is de gletscher zeer afwisselend in hoogte.

Vlug wordt de Fram vastgelegd aan een ijsveld, dat zich over een afstand van twee kilometer vóór den rand van den gletscher uitstrekt, en niet minder haastig worden de toebereidselen gemaakt voor de voorloopige verkenning, die ons zal moeten zeggen, waar ons hoofdkwartier zal zijn, van waar we naar het Uiterste Zuiden zullen vertrekken. Al lang zijn reeds de dingen daarvoor in orde gebracht. Na een korten maaltijd vertrekken we om vier uur 's middags. Een beslissend oogenblik! Van de resultaten van deze eerste onderneming hangt voor een goed deel de toekomst der expeditie af.

Heerlijk weêr; geen zuchtje wind, een schitterende zon, die echt warm is aan een helderen hemel, die bleekblauw is en gestreept met lichte vederwolkjes. Te midden van die zachte omgeving honderden zeehonden op de ijsvelden, wat een geluk is, want met zoo geregeld versch vleesch zullen we zeker onze honden gezond houden. Een half uur, nadat we het schip hebben verlaten, staan we aan den voet van die beroemde Groote Barrière, die door de legende met een aureool is omgeven. Van Sir James Ross af, die haar ontdekte in 1841, hebben alle ontdekkingsreizigers er slechts met eerbied, gemengd met vrees, over gesproken als over een vreemd en dreigend ding. Aangestoken door de besmetting van al die schrifturen, dacht ik reeds lang met angst aan de verrassingen, die deze buitengewone gletscher ons kon brengen. Hoe zullen wij van het pakijs komen op die zee van vast ijs? Wat heeft die gedachte mij vaak benauwd! Misschien eindigt de Groote Barrière in een formidabele rots, die we met haken zullen moeten beklimmen! Misschien is ze van het zee-ijs gescheiden door een breede en gevaarlijke spleet, waardoor we lange en moeilijke omwegen moeten maken! En zie daar, één, twee, drie...een klein sprongetje in de hoogte, en we zijn op de Barrière. Al dadelijk is de bekoring gebroken. Hier eindigt de verschrikkelijke gletscher eenvoudig aan zee in een bescheiden talud van zes tot zeven meter hoog, en het gedeelte tusschen die kleine hoogte en het pakijs wordt aangevuld door een flinke sneeuwlaag op een hellend vlak; men zou geen gemakkelijker toegang hebben kunnen begeeren.

Eenmaal op de Groote Barrière, gingen wij aan het exploreeren en volgden een klein dal tusschen twee heuveltjes, gevormd door de drukking van het ijs tegen een oneffenheid van den ondergrond. Aan het eene gaven we den naam van Mont Nelson en aan het andere dien van Mont Rönnicken. Het Bladzijde 115terrein, dat de beide heuvels scheidde, is vlak, en wat meer is we kunnen van hier de Fram zien liggen. Om al die gunstige omstandigheden is mijn besluit spoedig genomen. We zullen hier de honden installeeren.

Verder naar het Zuiden bereikten we na eene kleine depressie een groote vlakte, aan alle kanten omringd door hoogten, een soort van kom. Die ruimte geeft een indruk van vrede en rust; men moet er veilig en kalm kunnen worden. Geen spleten, alleen kleine oneffenheden. Allen zijn van oordeel, dat de plek de voorwaarden in zich vereenigt, wenschelijk voor de oprichting van het winterstation, en eenstemmig wordt besloten, dat het huis hier zal worden gebouwd. Op de gekozen plaats slaan we een stok in het ijs, en vroolijk keeren we naar de Fram terug. Aan boord wekte de gelukkige uitslag van onzen verkenningstocht groote blijdschap. We hadden allen verwacht dat we verplicht zouden zijn, ons station ver van de zee te moeten oprichten, en dus ons zwaar materiaal ver te moeten vervoeren, een vermoeienis, die ons nu bespaard wordt....

Een prachtige avond. De zon schittert nog hoog aan den hemel; en van de geheel verijsde aarde straalt een wit licht uit als helder maanlicht. Rondom het schip is de zee lichtblauw, en terwijl in het Zuiden het vreemde daglicht nog wijlt, maakt in het Noorden de donkere lucht reeds een nachtelijken indruk. Het droomlicht schijnt op de geheimzinnige werelden, en om den sluier te lichten, die erover hangt, zijn wij bereid, desnoods ons leven te offeren.

Aan de Zuidpool

Подняться наверх