Het Leven der Dieren: De Evenvingerigen
Реклама. ООО «ЛитРес», ИНН: 7719571260.
Оглавление
Alfred Edmund Brehm. Het Leven der Dieren: De Evenvingerigen
Het Leven der Dieren: De Evenvingerigen
Inhoudsopgave
Elfde Orde. De Evenvingerigen (Artiodactyla)
Отрывок из книги
Alfred Edmund Brehm
Gepubliceerd door Good Press, 2022
.....
Tegenwoordig kent men den Dromedaris alleen als huisdier, en wel in alle landen van Afrika, van de Middellandsche Zee tot op ongeveer 12° N.B., in Somali-land tot op 5° N.B., alsmede in Zuidwest-Azië. Te beginnen in Boekhara en Toerkmenië, waar het verbreidingsgebied van den Tweebultigen Kameel een aanvang neemt, is de Dromedaris door Perzië, Klein-Azië, Syrië, Arabië, en het noorden van Afrika tot aan den Atlantischen oceaan verbreid. Hij komt echter ook voor op de Kanarische eilanden, en is in Australië, Noord-Amerika, Italië en Zuid-Spanje ingevoerd. In de droge landstreken van Noord-Indië gedijt hij zeer goed. Op het eiland Zanzibar zijn, volgens Hans Meijer, Dromedarissen werkzaam in de oliemolens van den Sultan; zij lijden echter zeer onder het klimaat. Het oorspronkelijk vaderland van dit dier schijnt Arabië te zijn; in Noord-Afrika werd het waarschijnlijk eerst tamelijk laat ingevoerd. Op de oud-Egyptische gedenkteekenen komt geen afbeelding van dit in ’t oog loopend dier voor; ook door de Romeinsche en Grieksche schrijvers, die in Oud-Egypte reizen deden, wordt de Kameel niet onder de inheemsche dieren vermeld. In den Bijbel wordt dit dier onder den naam “Gamal” zeer dikwijls genoemd: Job bezat 3000, later 6000 Kameelen; de Midianieten en Amalekieten hadden Kameelkudden, zoo talrijk als “het zand aan de oevers van de zee.” Deze dieren werden destijds op dezelfde wijze gebruikt als thans. Over Noord-Afrika hebben zij zich waarschijnlijk eerst met de Arabieren verbreid. Getemd werden zij reeds in het vóór-historische tijdvak; ook weet men niet, vanwaar zij eigenlijk afkomstig zijn. Wilde of verwilderde Kameelen van deze soort komen nergens meer voor.
De Kameel is een echt woestijndier; alleen in de droogste en heetste gewesten verkrijgt hij zijn volle kracht; in bebouwde en vochtige landstreken verliest hij zijn waren aard. In Egypte heeft men, waarschijnlijk ten gevolge van het overvloedigere voedsel, langzamerhand zeer groote en zware Kameelen verkregen; deze hebben echter verscheidene van hunne belangrijkste eigenschappen, lichtheid van beweging, volharding en soberheid, verloren en worden daarom door de Arabieren van de woestijn niet hoog geschat. In de keerkringslanden van Afrika echter, waar de plantenwereld rijker wordt, gedijt de Kameel niet meer. Herhaaldelijk, maar tevergeefs heeft men beproefd hem naar Centraal-Afrika over te brengen. Binnen zijn verbreidingsgebied gevoelt dit dier zich thuis en gedijt uitmuntend; wanneer het verder zuidwaarts gebracht wordt, verliest het zijn kracht en bezwijkt eindelijk bij het overvloedigste voedsel, zonder dat men recht weet waarom.
.....