Читать книгу Nederland en de Islâm - C. Snouck Hurgronje - Страница 2

Inhoudsopgave

Оглавление

VOORREDE.

I.

DE VERBREIDING VAN DEN ISLÂM.

Inzonderheid in den Oost-Indischen Archipel.

De Islâm kwam eerst na volledige ontwikkeling van zijn stelsel in de Archipel.

Karakter van Mohammeds godsdienst.

Beteekenis der Hidjrah.

Gewelddadige islamiseering van Arabië.

De Islâm wil de geheele wereld aan zich onderwerpen.

Noch missionaire arbeid noch economische oorzaken bewerkten de macht van den Islâm.

De godsdienstige factor gaf den stoot en geweld was het voorname middel.

Het systeem van den Islâm getuigt hiervan.

Gebied van den Islâm en gebied van den oorlog.

Nederlandsch-Indië gebied van den Islâm.

De heilige oorlog.

De leer van den heiligen oorlog berust niet op misverstand.

De schriftgeleerden en de volksmassa zijn het hierover eens.

De andere opvatting is ver in de minderheid.

Geweld als bekeeringsmiddel in het Christendom en in den Islâm.

Zachtere methoden van bekeering worden ook toegepast.

De bekeering uiterst gemakkelijk gemaakt.

Geen priesterschap noch geordende heidenmissie.

Leekenpropaganda.

Moslimsche propaganda vergeleken met Christelijke.

Aan de geestelijke opvoeding van de massa der Moslims is weinig gedaan.

Het oude heidendom blijft overal voor een goed deel de cultuur beheerschen.

In Oost-Indië drong de Islâm vreedzaam binnen.

De verbreiders kan men niet met Christelijke zendelingen vergelijken.

De Regeering bevordert de propaganda als Zij Mohammedaansche ambtenaren in heidensche streken invoert.

Eenmaal gevestigd, breidde de Islâm zich ook in Oost-Indië gewelddadig uit.

De eerste invoerders waren Indiërs; Arabische invloed begon pas later te werken.

Samenvatting.

Het leven overal in slechts geringe mate naar het stelsel hervormd.

De graad van het in de autoriteiten van den Islâm gestelde vertrouwen beste maatstaf voor de Moslimsche belijdenis.

De graad van bekendheid met leer en wet vormt geenen maatstaf.

De Regeering kan Hare taak geheel vervullen zonder schending der godsdienstvrijheid.

II.

KENSCHETSING VAN HET STELSEL VAN DEN ISLÂM.

Aanpassing van den Islâm aan de cultuur der door hem veroverde volken.

De vreemde elementen met behulp van fictie bij de voorschriften van den Profeet ingelijfd.

De leer van de onfeilbaarheid der Moslimsche gemeente.

Belangrijke ontwikkeling van het stelsel na de derde eeuw der Hidjrah zeer moeielijk.

Het stelsel splitst zich in geloofsleer en wet.

De dogmatiek na hare vaststelling van ondergeschikt belang voor de practijk.

Alleen enkele eschatologische voorstellingen verwekken soms beroering.

Het staatsgezag en de uitlegging der wet bleven niet lang in ééne hand.

De wet theoretisch erkend, practisch veelszins terzijde gesteld.

Onderscheid in waardeering van de verschillende deelen der wet.

De zuiver godsdienstige bestanddeelen.

Voor de practijk weinig beduidende bestanddeelen.

Bepalingen die als moreele voorschriften werken.

Ontduiking van voorschriften bewijst niet, dat zij kracht van wet hadden.

Werkelijk geldende hoofdstukken der wet.

Personen-, huwelijks-, familie- en erfrecht.

Vrome stichtingen.

Geloften.

Voorschriften over de rechtspraak.

Bepalingen over de verhouding tot niet-Mohammedanen.

De ontwikkelingsgeschiedenis der wet verzet zich tegen codificatie.

Qoerân en Soennah.

Losmaking der wet van hare bronnen.

De onfeilbare gemeente heeft geen vast orgaan.

Poging tot codificatie in Algerië.

De adviezen zijn minder gunstig dan zij schijnen.

Ten onrechte beroept men zich op voorgangers.

Codificatie onder niet-Mohammedaansche leiding bovendien verdacht.

De toepassing der wet volgt methoden, die van de Westersche

Sommige Fransche adviseurs achten codificatie daarenboven ongewenscht.

Ook in Nederlandsch-Indië werd de wensch naar codificatie vernomen.

Bij de overige bedenkingen komen nog gemoedsbezwaren.

Codificatie zou den invloed van volksrecht verminderen.

Beteekenis der mystiek in den Islâm.

Hervorming van het stelsel is van de mystiek niet te verwachten.

De mystieke broederschappen.

III.

DE NEDERLANDSCHE KOLONIALE REGEERING EN HET STELSEL VAN DEN ISLÂM.

De Nederlandsche Regeering kan niet buiten Islâmpolitiek.

Jegens het dogma en de zuiver godsdienstige voorschriften der wet moet zij neutraal zijn.

Ook ten aanzien der bedevaart zou belemmerend ingrijpen onverstandig zijn.

Politieke beteekenis van den hadji.

Economische gevolgen van den hadj.

Het huwelijks-, familie-, personen- en erfrecht van den Islâm eischt eerbiediging.

De Regeering houde echter den weg ter evolutie wijd open.

Codificatie derhalve ongewenscht.

De instelling der priesterraden op Java en Madoera was eene fout.

Bemoeienis der Regeering met zulke onderwerpen principieel gewenscht.

Moskeefondsen.

Mohammedaansche huwelijken; godsdienstonderwijs.

Hoe de rechtspraak der priesterraden te verbeteren.

Waarom wij de aandacht vooral bij Java en Madoera bepalen.

Uit staatkundig oogpunt belangrijke bestanddeelen.

De chalief bestuurder der Mohammedanen, geen kerkvorst.

Geen vorm van panislamisme aannemelijk voor eene Europeesche mogendheid met Mohammedaansche onderdanen.

Vrijheid van godsdienst voor Mohammedaansche onderdanen met afwijzing van elke vreemde inmenging.

Wie de geestelijke leidslieden der Indonesische Moslims waren.

Bestrijding der kunstmatige verlevendiging van eschatologische verwachtingen.

Vermijding van al hetgeen naar inbreuk op de godsdienstvrijheid zweemt.

Ongunstige beoordeling der Nederlandsche Islâmpolitiek in de panislamitische pers.

Klachten der in Oost-Indië gevestigde Arabieren.

Ongunstig oordeel van sommige zendingsvrienden over de Islâmpolitiek der Regeering.

Slotsom.

IV.

NEDERLAND EN ZIJNE MOHAMMEDANEN.

De dusver bereikte slotsom leidt niet tot positieve resultaten.

Opvoeding en onderwijs zijn in staat, de Moslims van het Islâmstelsel te emancipeeren.

Gunstige voorwaarden voor de werking

Gebrek aan krachtige leiding van den gunstigen stroom.

Voorbeelden van betreurenswaardige onbeslistheid.

In associatie der Inlanders aan onze cultuur ligt de oplossing der Islâmquaestie.

De openbare meening in Nederland behoort in die richting krachtig te spreken.

De eenigen, die blijk geven het te beseffen, zijn de zendingsvrienden.

De Moslimsche Inlanders wenschen wel politieke en nationale, geen religieuze associatie.

Hoe ver kan de associatie gaan?

Bezwaar tegen gesubsidieerde Christelijke scholen met gedwongen deelneming aan het godsdienstonderwijs.

Ons onderwijs en onze opvoeding moeten vooreerst de hoogere klassen der Inlandsche maatschappij in het oog vatten.

De onlangs opgerichte desascholen.

Studie van begaafde Inlanders in Nederland.

Europeesch onderwijs voor Inlanders, die tehuis blijven.

Opvoeding buiten de school.

De zending zou hiertoe kunnen medewerken.

De Inlandsche vrouw en hare opvoeding.

Aan hooger ontwikkelde Inlanders moet een belangrijk aandeel in den Staatsdienst verzekerd worden.

Kleinmoedige bezwaren tegen de associatie.

Stuiting der beweging niet mogelijk.

Samenvatting onzer beschouwingen.

De associatie der Inlandsche maatschappij aan onze cultuur ontneemt aan het panislamisme alle kracht.

Andere heilzame gevolgen der associatie.

Weerlegging der bezwaren tegen nationale associatie.

V.

DUITSCHLAND EN DE HEILIGE OORLOG (1914) .

De godsdienstvrijheid volgens Turksche intellectueelen.

Contrast dier meening met de wet van den Islâm.

De grondslagen van het program van den heiligen oorlog.

Middeleeuwsch karakter van dat program.

Wijziging der beschouwing onder vreemden invloed.

Chalifaat en Djihâd.

Het chalifaat der Turksche soeltans.

Beteekenis van den chaliefentitel voor de Osmanen.

Panislamitisch streven van Abdoelhamied.

Geene organisatie van het panislamisme.

De chalief geen kerkvorst.

De Turksche omwenteling en het panislamisme.

Djihâd en heilige oorlog.

Duitsche vlugschriften over de houding van Turkije. Hugo Grothe.

Misverstand bij Grothe.

Betrekkingen tusschen Duitschland en Turkije.

Duitschland de redder van Turkije.

De door Grothe gewenschte djihâd.

De fetwa over den heiligen oorlog.

Het manifest van den Soeltan.

De groote demonstratie.

Becker’s voorstelling der zaak.

De aard der Duitsche vriendschap voor Turkije.

Duitschland en zijne Mohammedanen in Afrika.

De thans door Duitschland gewenschte verhouding komt neer op het protectoraat over Turkije.

Duitsche oordeelen over Turkije en den Islâm voorheen en thans: Marquart, Hartmann, Becker.

Beckers recente wijziging van inzicht. Bezoeken van Keizer Wilhelm aan Turkije.

De rede op het graf van Saladijn.

Oorzaak der poging van Duitschland tot wederopwekking van Moslimsch fanatisme.

Nederlandsch-Indië en de heilige oorlog.

Nederland en de Islâm

Подняться наверх