Читать книгу Raji: Boek Drie - Charley Brindley - Страница 7
Hoofdstuk vier
ОглавлениеDe technische problemen waarover ik me zorgen gemaakt had in verband met de juiste aanpak van het naar bed gaan met haar deden zich helemaal niet voor. We zaten gewoon naast elkaar op kussens op de vloer en luisterden naar muziek van Glenn Miller op de BBC toen ze haar hoofd op mijn schouder legde. Ik liet mijn arm rond haar glijden en dan, bijna als een vervolg op mijn armbeweging, hield ze haar hoofd naar achteren en onze lippen leken elkaar als vanzelf te vinden. Vanaf dat moment nam de natuur de controle over onze lichamen helemaal over.
Het laatste wat ik me herinner waren de woorden van Let’s Do It, Let’s Fall in Love van Cole Porter. Dan volgde weer een slapeloze nacht, maar geen van ons beiden vond dat erg. Ik denk dat Kayin door mijn onhandige gedoe wel door had dat ik nog nooit met een vrouw naar bed geweest was. Ze fluisterde in mijn oor dat ze twijfelde wat te doen en dat we het samen zouden moeten leren. Toen de zon opging waren we allebei grondig ingewijd in de kunst van het liefdesspel.
De volgende dag sloop ik door bibliotheken, musea, parken - alles om toch maar wakker te blijven. 's Avonds kwam ze eindelijk naar mijn kamer. We verspilden geen tijd aan eten of drinken, maar gingen meteen naar bed en tot vier uur 's morgens sliepen we als roosjes in elkaars armen. Twee uur later stonden we op en ik liep met haar mee naar huis zodat ze zich klaar kon maken om te gaan werken.
* * * * *
Een week later, op een vroege, zwoele dinsdagmiddag, stond ik op de balie geleund te babbelen met Kayin. Ik wist dat de manager, Mr. Haverstock, minstens een uur weg zou blijven. Elke dag rond die tijd ging hij weg en zei hij dat hij de kamers moest inspecteren om zeker te zijn dat het personeel de kamers netjes gepoetst had.
"De dommige dwaas," zei Kayin terwijl ze het register nazag. "Het voltallige personeel weet dat hij diep ligt te slapen in een van de vrije kamers. Hij dut er een uur of langer en maakt ons wijs dat hij een of andere belangrijke managementtaak uitvoert. Maar wij zijn er blij om. Gedurende die tijd kunnen we ons wat ontspannen en doen wat we willen. Niet dat we luieriken zijn of tijd verspillen, maar we krijgen net meer werk gedaan als hij niet om de haverklap over onze schouder kijkt."
"Domme dwaas," verbeterde ik haar slang.
"Ja, dat is hij ook," zei ze.
Plots werd ze alerter en haar commerciële glimlach verscheen weer om haar mond. Ze keek voorbij me en ik wist dat er een andere gast van achter me de balie naderde.
"Welkom in het Nadi Myanmarhotel," zei Kayin tegen de nieuwkomer.
"Ahoi, zeeman," zei de gast. "Niets nuttigers te doen dan de jongedame verleiden?"
Ik herkende haar stem. "Het werd tijd dat je kwam, Raji." Ik draaide me om en keek haar aan.
Ze gaf me een knuffel en kuste mijn wang. Toen ik achteroverleunde om haar beter te bekijken, zag ik haar blik afdwalen over mijn schouder. Ze knikte naar Kayin met een piepklein glimlachje.
"Oh, sorry..." Ik wilde hen aan elkaar voorstellen, maar ik zag dat ze de helft al wisten. Kayin wierp Raji de koudste blik toe die ik ooit gezien had. Daarna gaf ze me dezelfde ijskoude blik.
"Ahum," Raji schraapte haar keel. "Misschien ben je haar vergeten over mij te vertellen, Fuse."
“Fuse?” Kayin herhaalde mijn bijnaam en het gif droop eraf zoals alleen een vrouw kan doen met een woord dat slechts uit een lettergreep bestaat.
"Ik heb haar gezegd dat je zou komen," zei ik tegen Raji terwijl ik de ogen van Kayin in de gaten hield. Ik heb nooit geweten dat blauw er zo ijzig uit kon zien.
Op datzelfde moment keerde haar professionele glimlach terug en groette ze twee nieuwe gasten. Terwijl de man en zijn vrouw het gastenboek invulden, probeerde ik haar aandacht te trekken.
"Kayin, ik moet je zeggen..."
"Ga naar de lounge of het restaurant," onderbrak Kayin me koudweg. "Of naar je kamer om persoonlijke zaken af te handelen, meteen graag. Ik moet nu verder werken."
De man gluurde even naar me en dan naar Kayin die hem bijna lief toelachte om te laten zien dat ze niet tegen hem had gesproken.
Ik nam Raji mee naar mijn kamer, wat waarschijnlijk mijn tweede vergissing van de dag was, aangezien Kayin nog steeds kookte van woede in de lobby.
"Ze is erg mooi," zei Raji terwijl ik de deur sloot en haar koffer op het bed legde.
"Ja."
"Hoe goed ken je haar?"
"Erg goed."
"Erg goed?" Raji keek me even snel aan en grinnikte.
"Erg goed!"
"Echt?" Ze bleef staan en staarde naar de grote ramen alsof ze zich iets probeerde te herinneren. Uiteindelijk opende ze haar koffer en haalde er een witte, tafzijden jurk uit om er de kreuken uit te schudden. "En je hebt haar over mij verteld?"
"Ja, verschillende keren." Ik nam een kapstok uit de kast en gaf hem aan Raji voor haar jurk. "Ik heb haar verteld dat we samen naar school gingen, dat we samen de oceaan overgestoken hebben, dat we naar India gekomen zijn om je familie op te zoeken, ..."
"Ze leek erg verbaasd mij te zien," zei Raji en ze keek me verwonderd aan.
"Wel, misschien vergat ik haar te vertellen dat je een vrouw bent."
"Je vergat dat?"
Ik maakte een hulpeloos gebaar.
"Fuse, soms verbaast het me dat je in je eentje kan functioneren, zonder de begeleiding van een volwassene."
"Mij ook. Wat moet ik doen?"
"Mijn vriend, jij bent een erg intelligente man, maar tegelijk ook een complete idioot." Ze gaf me haar jurk aan de kapstok en gebaarde dat ik hem in de kast moest hangen.
"Oké, maar wat moet ik nu doen?" Ik hing haar jurk aan de roede naast mijn gewaad.
"Blijf hier. Ik wil niet dat je nog meer kwaad doet. Begrijp je me?"
"Ik blijf hier tot je terugkomt."
Meer dan twee uur lang was ik aan het ijsberen. Precies drieëntwintig stappen van de deur tot de grote ramen en drieëntwintig stappen terug naar de deur. Ik probeerde een boek te lezen, maar kon me niet concentreren. Ik stond op het balkon en telde de mensen beneden. Ik scheerde me twee keer en sneed me drie keer. Ik trok een ander hemd aan, blonk mijn schoenen op en dan, in mijn glanzende, zwarte, lederen schoenen met spitse neus mat ik de afstand tot de ramen nog een paar keer. De drieëntwintig stappen weken nooit een centimeter af.
Eindelijk hoorde ik vrouwen lachen in de gang en dan ging mijn deur open. Raji en Kayin kwamen de kamer binnen, arm in arm en nog steeds lachend. Waarschijnlijk met mij. Het kon me niet schelen - het klonk hemels.
Kayin gaf me een strenge blik en kuste me dan. "Waarom," vroeg ze, "heb je me niet verteld dat Raji een vrouw was?"
"Zoals mijn beste maatje," ik gebaarde naar Raji, "me al ettelijke keren gezegd heeft, ben ik een domkop."
“Ja, dat klopt," zeiden ze in koor.
Raji nam een van de stoelen en Kayin en ik gingen op de sofa zitten.
"Hebben jullie het voorbije tweeënhalf uur over mij gepraat?" vroeg ik.
"Nee, gekkie," zei Raji. "Dat heeft maar vijf minuten geduurd."
Kayin lachte. "Daarna hebben we lekker lang gepraat over India, Birma en hoe we de Britten uit onze huizen kunnen schoppen."
Raji friste zich op en kleedde zich om en toen nam ik beide dames mee voor een heerlijk diner in een klein restaurantje met zicht op de haven. Tegen het einde van het diner schonk ik een klein beetje wijn in hun glas.
"Raji," zei ik, "je krijgt de kamer helemaal voor jezelf vanavond."
Kayin en Raji keken naar elkaar en lachten dan.
"Wat?" vroeg ik.
"Ik heb al een kamer voor mij alleen," zei Raji. "Op de vierde verdieping van het hotel."
"We hebben dat al geregeld," zei Kayin, "voor we naar je kamer kwamen."
* * * * *
De derde avond nadat Raji was aangekomen, wachtten zij en ik op Kayin tot haar shift aan de balie erop zat en ze met ons mee kon. Ondertussen bekeken we de kaart van de vallei van de Irrawaddyrivier en besloten toch niet naar de Chinese grens te reizen. Ik wilde nog een tijdje in Mandalay blijven en Raji begreep mijn gevoelens, maar wist niet goed wat ze zelf wilde doen. Alleen verder reizen trok haar echt niet aan.
"Hoe gaat het met je tennis?" vroeg ik.
"Zwijg..." Raji wierp me een veelzeggende blik toe en rolde met haar ogen. "Tennis... Panyan Maidan weet niet eens hoe je een racket vasthoudt. Ik moest die kerel meerdere keren bij de hand nemen om hem te tonen waar hij moest staan om te serveren. En dan, vorige donderdagavond, toen hij me meenam naar het theehuis van de Radha Bazaar in de Baneejistraat liet hij van zijn tong rollen, of misschien zei hij het met opzet, dat de bruidsschat die mijn moeder beloofd had misschien niet genoeg zou zijn. Ik stikte bijna in mijn curry. En dan wilde ik hem verstikken, en mijn moeder."
"Bedoel je nu," zei ik, "dat je moeder hem al een bruidsschat beloofd had én dat je met hem zou trouwen voor we hem ontmoetten die eerste avond?"
"En hij had het lef me te vertellen dat de bruidsschat niet genoeg was."
Ik kon mijn lach niet inhouden. "Wat heb je dan gedaan?"
"Ik zei tegen die verwaande kwast dat ik niet met hem zou trouwen ook al betaalde zijn moeder een bruidsschat aan mij."
Ik lachte.
"En daarna heb ik mijn moeder precies verteld hoe ik over haar dacht terwijl ik mijn koffer pakte en naar Mandalay vertrok."
"Toen hij aan ons werd voorgesteld," zei ik, "dacht ik dat hij een rijke heer was."
"Ja en een architect. Weet je nog dat hij zei dat hij gebouwen tekende, maar het bouwen zelf overliet aan vaklui?"
"Ja, dat herinner ik me."
"Hij tekent inderdaad gebouwen. Hij is een straatkunstenaar en arm bovendien. En zijn zogenaamde club is het stadspark waar we een uur moesten wachten tot er een tennisbaan vrij was."
"Zal je moeder het dan nooit leren?" Ik haalde mijn pijp uit mijn binnenzak en begon hem te vullen met tabak.
"Zal ik het dan nooit leren, bedoel je. En sinds wanneer rook jij een pijp?"
Ik stak een lucifer aan en trok aan de pijp. "Vorige week." Ik ging naar de telefoon in de gang om roomservice thee en koffie te vragen. De ober met avonddienst bracht het gevraagde naar mijn kamer en een paar minuten later kwam Kayin binnen, gevolgd door een man.
"Mag ik jullie iemand voorstellen?” vroeg ze aan Raji en mij. Ik denk niet dat Raji erop gelet had, maar ik dacht dat ik Kayins stem lichtjes hoorde trillen.
We gingen staan om hem te begroeten. Hij was niet gekleed in de traditionele Birmaanse klederdracht, maar droeg een grijs pak in westerse stijl dat mooi gemaakt was, maar niet duur was geweest. Zijn houding was kaarsrecht, zijn voorkomen leek wel militair, en hij was langer dan de meeste Birmaanse mannen. Ik schatte hem achter in de twintig. De voorste rand van zijn zwarte hoed was neer gevouwen waardoor hij weggelopen leek te zijn uit een Charlie Chanfilm.
"Dit is majoor Kala-Byan," zei Kayin.
Hij nam zijn hoed af, zette een stap naar voor, nam Raji's hand en maakte een lichte buiging. Daarna gaf hij mij een stevige handdruk. "Heel fijn u te ontmoeten, Mr. Fusilier." Zijn Engels was goed en klonk erg Brits.
"Blij u te ontmoeten, majoor. Bent u lid van de Burma Rifles?" Ik wist dat veel Birmaanse mannen lid waren van die eenheid van het Britse leger, maar ik had nog nooit gehoord dat ze tot officier gepromoveerd werden.
Ik zag dat hij kwaad werd en bijna een snelle reactie gaf, maar dan hield hij zich in. "Nee, mijnheer," zei hij traag. "Ik ben geen lid van de Burma Rifles."
Kayin had ook de reactie van de majoor gezien. "Majoor Kala-Byan is lid van de Birmaanse Beweging voor Onafhankelijkheid."
De blik in Kayins ogen terwijl ze de majoor aankeek, verraste me. Het was niet echt bewondering, maar eerder trots, als een moeder die haar zoon ziet scoren tijdens een voetbalwedstrijd.
“Ik snap het,” zei ik, hoewel ik het helemaal niet snapte. Waarom had Kayin een man van het verzet meegebracht naar ons? En hoe kende ze hem?
"Wilt u een kopje thee?" vroeg Raji aan de majoor terwijl ik teken deed dat hij op de sofa mocht zitten.
"Dank u," zei hij en hij legde zijn hoed op de sofa en gluurde even naar de koffiekan. "Maar ik drink liever koffie."
Wel, dacht ik, hij houdt tenminste van koffie. Het was de eerste keer dat ik iemand ontmoette in het Oosten die koffie vroeg.
De majoor zat in het midden van de sofa en Kayin ging op het uiteinde zitten en leunde naar mij over. Terwijl Raji koffie voor hem uitschonk, ging ik achterover zitten op mijn stoel.
"U en Miss Devaki hebben geneeskunde gestudeerd aan de Theodore Rooseveltuniversiteit in Richmond, Virginia," zei de majoor terwijl hij het kopje en schoteltje aanvaardde van Raji en er wat melk in schonk uit het kannetje dat op het dienblad stond.
Hoewel zijn woorden meer klonken als een feit dan een vraag gluurde ik naar Raji terwijl ze op de andere stoel ging zitten.
"Maar u hebt de studies niet afgewerkt?" Hij nipte van zijn koffie.
Ik schudde mijn hoofd. Dit was een vraag.
Ik tikte met mijn pijp op de rand van de asbak en vulde hem dan met tabak. Ik stak mijn zakje tabak naar hem uit, maar hij bedankte ervoor en haalde een nieuw pakje Lucky Strikes uit zijn binnenzak. Hij scheurde het cellofaan, opende het pakje en bood Raji een sigaret aan. Ze schudde haar hoofd en dan bood hij Kayin een aan. Ze verraste me door een sigaret te nemen. Ik stak een lucifer aan en stak hem uit naar haar. Ze leunde naar voor en hield haar hoofd schuin om haar sigaret aan te steken. Ik keek om te zien of ze de rook zou inhaleren; ze inhaleerde niet.
Ik stak mijn pijp aan, schudde de lucifer uit en stak een nieuwe aan om de majoor een vuurtje aan te bieden. Hij aanvaardde het vuurtje en hield zijn handen rond de mijne alsof hij het tegen de wind wilde beschermen.
"Drie vuurtjes met een lucifer?" vroeg hij terwijl hij achterover ging zitten en diep inhaleerde.
Vreemd, dacht ik. Hoe kan je de overtuigingen en het bijgeloof van een cultuur leren kennen?
De overtuiging dat je nooit drie sigaretten mag aansteken met dezelfde lucifer stamt, denk ik, uit de Wereldoorlog van 1918 toen drie Amerikaanse soldaten een nacht samen in een vossenhol zaten. Een van de soldaten opende een pakje sigaretten, nam er zelf eentje en gaf dan een aan elk van zijn twee vrienden. De eerste soldaat stak zijn sigaret aan, stak de lucifer uit naar de tweede man om zijn sigaret aan te steken en dan naar de derde soldaat. Een Duitse sluipschutter die het vlammetje had opgemerkt aan de overkant van het strijdveld mikte zorgvuldig en vuurde net op het moment dat de derde soldaat zijn eerste, en laatste, trekje nam.
Misschien was dat eerder een militaire dan een culturele overtuiging. Maar ik had geen militaire achtergrond. Hoe wist ik van die overtuiging af? Ik nam me voor om hierover te spreken met Kayin de volgende keer dat we alleen waren. Als zij en ik een koppel zouden worden, dan wilde ik ook haar overtuigingen kennen en niet alleen haar taal.
Ik drukte de lucifer uit in de asbak. "Nee," antwoordde ik op zijn vraag of we onze studies afgewerkt hadden, "we zijn gestopt in ons derde jaar."
"Waarom?" vroeg hij.
Ik trok aan mijn pijp en wachtte even. Ik vond het niet erg om te praten over onze studies of waarom Raji en ik ermee gestopt waren, maar ik had een hekel aan ondervraagd worden.
"Oxford," zei ik terwijl ik achterover in mijn stoel ging zitten en mijn benen kruiste.
Een wolkje rook verhulde het gezicht van de majoor een ogenblik, maar ik vermoedde door de blik van Kayin dat hij even naar haar gekeken had.
"Excuseer?" zei hij terwijl de grijze rook wegtrok.
"U hebt aan de universiteit van Oxford gestudeerd," zei ik terwijl ik mijn pijpenkop bekeek en dan weer naar hem keek.
"Mijn accent?" Hij plukte een beetje tabak van het puntje van zijn tong met zijn wijsvinger en duim.
"Ja." Ik glimlachte en vroeg verder. "Wat was uw vakgebied?"
"Ik heb diploma's in bouwkunde en mijnbouw," antwoordde hij en hij liet het stukje tabak in de asbak vallen.
"Waarom mijnbouw? Ik had verwacht dat politieke wetenschappen u zouden interesseren."
Hij nipte van zijn koffie terwijl hij over de rand van zijn kopje even naar me keek voor hij antwoordde. "Mijn interesse ging vooral uit naar de recentste ontwikkelingen op het gebied van explosieven."
"Ik ben met mijn studies gestopt," zei ik, "omdat ik er de zin niet meer van inzag. En jij, Raji?"
"Ik denk dat ik," zei ze, "het eerder beschouw als sabbatsverlof. Ik ga waarschijnlijk ooit wel terug om mijn diploma te halen."
Ik keek weer naar de majoor. "Is dat een antwoord op al uw vragen?"
"Het spijt me," zei hij en hij plaatste zijn kopje weer op het schoteltje, "het was niet mijn bedoeling om onbeleefd te zijn. Soms ben ik te direct en vergeet ik mijn manieren. Ik hoop dat ik u beiden niet beledigd heb."
"Nee, hoor," antwoordde Raji met een glimlach.
Ik wuifde zijn bezorgdheid weg.
"Ik weet," ging hij verder op een vriendelijker toon, "dat u allebei sympathie hebt voor onze zaak."
Ik keek naar Kayin en zag dat ze op mijn reactie zat te wachten.
"Wat is uw zaak, majoor?" vroeg ik.
De majoor leunde naar voor om de as van sigaret af te tippen. "Heel eenvoudig, we willen de Britten weg uit Birma."
"En als de Britten weigeren op uw verzoek in te gaan?" vroeg ik.
"Dan zijn we bereid in actie te komen tegen hen."
"We?" vroeg ik. "Ik heb in de krant gelezen dat de Britten bijna vijf regimenten in Birma hebben, plus artillerie-eenheden en kanonneerboten. Beschikt u over genoeg manschappen om daar tegenop te kunnen?"
"Nee, we hebben niet genoeg manschappen om hen nu te confronteren, maar we groeien elke dag in aantal."
"En u wil dat ik, Raji en, ik veronderstel, Kayin tot uw leger toetreden?"
"Kayin heeft andere verplichtingen. Maar ik zou het heel erg waarderen als u en Miss Devaki zouden meedoen aan een trainingsoefening met ons."
Ik wilde weten welke andere verplichtingen Kayin had, maar hij ging verder voor ik het kon vragen.
"Ik ga met een regiment guerrillastrijders naar Ethiopië voor een oefenmissie."
"Ethiopië?" vroeg ik. "Waarom zo ver?"
"Drie jaar geleden, in 1928, is de keizer van Ethiopië omgekomen in de burgeroorlog. Twee dagen later stierf zijn vrouw, de keizerin, een mysterieuze dood, waarna Haile Selassie zichzelf tot nieuwe keizer kroonde. De getrouwen van de vroegere keizer in de provincies blijven vechten tegen de strijdkrachten van Haile Selassie en wij hebben het geluk toegang te hebben tot een van de vliegvelden in een streek onder hun controle. Ze hebben ons uitgenodigd om hun oefenterreinen voor onze nieuwe rekruten te gebruiken. De majoor nam een laatste trekje van zijn sigaret en doofde hem dan in de asbak. "Zoals je zegt, is het ver van hier en dat is een van de redenen waarom we erheen gaan. Het is zo ver dat de Britten nooit zullen merken waar we mee bezig zijn. We zouden graag hebben dat u allebei meekomt als hospikken."
“Ik weet niet hoe Raji erover denkt," zei ik, "maar ik voel me niet bevoegd om medische ingrepen uit te voeren."
"Ik ook niet," zei Raji.
"Het gaat niet om chirurgische ingrepen of ziekten behandelen," zei de majoor, "maar meer om eerste hulp toe te dienen." Toen we geen van beiden reageerden, ging hij verder. "We verwachten lichte verwondingen en misschien een gebroken been of twee, maar niets meer dan dat."
Ik gluurde even naar Raji.
Denkt ze hetzelfde als ik? Een gebroken been of twee?