Читать книгу Nederlandsch handboek voor roeisport - Frans Eduard Pels Rijcken - Страница 4

EERSTE HOOFDSTUK.

Оглавление

Inhoudsopgave

GESCHIEDKUNDIG OVERZICHT.


Het komt ons voor, dat aan het begin van eene handleiding over de theorie van het roeien eene korte uiteenzetting van de geschiedenis dezer schoone lichaamsbeweging niet mag gemist worden.

Hierbij zouden wij echter in het duister rondtasten, zoo wij naar bronnen gingen zoeken om daaruit het ontstaan en de geleidelijke ontwikkeling na te gaan; slechts eene dorre, kale vlakte zou zich aan den navorscher voordoen.

Maar er zijn oasen in die woestijn.

Die oasen zijn de roeiwedstrijden. Deze zijn reeds in oude tijden zorgvuldig opgeteekend, hetzij als wetenswaardigheden in bestovene kronieken of als zangen van bewonderende dichters. En zoo kan de geschiedschrijver, van wedstrijd tot wedstrijd gaande, de vorderingen opmerken, die in de duistere tusschenruimten zijn gemaakt, en daaruit zijne gevolgtrekkingen met zekerheid maken.

De wedstrijden dus zijn onze bronnen. Hoe en wanneer nu zijn deze ingesteld?

Zoodra vele menschen eene kunst gaan beoefenen, zal het niet lang duren of zij zullen gaan beproeven, wie hunner het daarin wel het verst heeft gebracht. Eerst zal zulk een proef misschien eens bij toeval worden genomen, doch weldra vindt de zaak bij meerderen bijval, die door de begeerte naar eer en roem worden aangetrokken, en alras worden vaste dagen of feesten voor die proefnemingen vastgesteld.

Zoo ontstonden wedstrijden en zoo ontstonden prijsvragen.

Zoolang dus de menschen reeds geroeid hebben, zoolang bestaan ook reeds de roeiwedstrijden.

Zonder eenigen grond wordt het roeien door Victor Silberer in zijn „Handbuch des Rudersport“ „een kind van den nieuweren tijd“ genoemd en gezegd, dat er geene bewijzen zijn voor de onderstelling, dat reeds bij de oude volken wedstrijden in het roeien gehouden zijn. Immers Virgilius schildert in het 5de boek zijner Aeneis een roeiwedstrijd op meesterlijke wijze, en, wat meer zegt, reeds de grijze Homerus verkondigt in de Odyssea herhaaldelijk den lof, dien de Phaeaces met de riemen hebben behaald!

Maar het zou ons te ver voeren, de roeikunst van die oude tijden af na te gaan. Hen, die daarin belangstellen, verwijzen wij naar het werkje van den franschen ingenieur Aug. Jal: la flotte de César, Paris, Didot, 1861.

Dezelfde schrijver heeft zich ook door zijne „Archéologie navale“ en „Glossaire nautique“ verdienstelijk gemaakt ten opzichte van het zeewezen in de middeleeuwen.

De oudste in Engeland bekende roeiwedstrijd is de sculler-race om „Doggett's Coat and Badge,“ die in 1715 door den tooneelspeler Mr. Thomas Doggett werd ingesteld en nog telken jare op den 1sten Augustus wordt gehouden op de Thames van London-bridge tot Chelsea. Slechts aan jonge „watermen“ (schippers), die hun leertijd juist hebben uitgediend, is het veroorloofd naar den prijs te dingen. Deze bestaat uit eene roode jas en zilveren medaille, waaraan door de londensche visschersvereeniging nog eene som gelds is toegevoegd. Daar slechts zes roeiers aan den wedstrijd mogen deelnemen, wordt, zoo zich meerdere mededingers hebben aangemeld, door voorafgaande wedstrijden (trial-heats, Versuchsrennen) uitgemaakt, welke zes deze eer waardig zijn.

Vele wedstrijden, in daarop volgende jaren gehouden, zijn van minder belang.

Reeds in 1815 vinden wij onderlinge wedstrijden tusschen verschillende colleges van Oxford vermeld in achtriemsgieken; in Cambridge werd hierin voor het eerst geroeid in 1826.

Van de ongeveer driehonderd wedstrijden, die jaarlijks in Engeland gehouden worden, is die in achtriemsgieken tusschen de studenten van Oxford en Cambridge zeker wel de meest bekende. In 1829 had deze kamp voor het eerst plaats, en nu wordt reeds sedert eene reeks van jaren jaarlijks vóór de Paaschvacantie door geheel Engeland met spanning de dag verwacht, waarop het donkerblauw van Oxford en het lichtblauw van Cambridge op de 6838 M. lange baan van Putney naar Mortlake op de Thames naar den prijs zullen dingen. Reeds 43 malen is die strijd gestreden, waarin Oxford een viertal overwinningen op de tegenpartij vóór heeft. Aan Cambridge komt echter de eer toe het beste record te hebben behaald nl. in 1873 (tevens het eerste jaar, waarin de sliding-seat werd gebruikt), toen de Cantabs in 19′ 35″ de overwinning behaalden. Vermelding verdient ook het jaar 1877, waarin de strijd onbeslist bleef, daar beide booten tegelijkertijd de winning-post bereikten: op eene zoo lange baan voorwaar eene groote zeldzaamheid!

Een eigenaardig feest vond den 7den April 1881 te London plaats. Men vierde toen het vijftigste verjaarfeest der University-race, waaraan 200 personen deelnamen van de 485, die hetzij als roeiers of als stuurlieden van 1829 af tot op den feestdag toe aan dien wedstrijd hadden deelgenomen. Als aandenken aan dien dag hebben de H.H. Treherne en Goldie een boek uitgegeven in slechts 250 exemplaren, dat door Mr. W. Spottiswoode, die in 1845 tot de Oxford-ploeg behoorde, gedrukt is. Het is van fraaie afbeeldingen voorzien en bevat eene beschrijving, niet slechts van den feestdag, maar ook van alle University-races, die van 1829 tot 1880 hebben plaats gehad. Tevens geeft het een onderhoudend verhaal van de verdere loopbaan der roeiers. Uit de statistiek blijkt, dat de sterfte onder de raceroeiers geringer is dan gewoonlijk. Derhalve de hand aan de riemen, levenslustigen!

Na de Varsity (zooals het volk den Universiteitswedstrijd noemt), die telken jare het roeiseizoen opent, volgt in belangrijkheid de Henley-Royal-Regatta, in 1839 gesticht. Dit is het grootste nationale roeifeest in Engeland, dat meerdere dagen duurt en wedstrijden in allerlei gieken te aanschouwen geeft. Als het gloriepunt geldt echter steeds de „race for the diamond challenge sculls,“ daar de winner van de gouden, door een grooten diamant verbondene sculls tevens als de champion-sculler van Europa wordt beschouwd. Verscheidene malen hebben duitsche en fransche scullers er aan deelgenomen, maar nog nimmer is het hun mogen gelukken de sculls aan de Engelschen te ontrukken.

Nadat te Henley gebleken is, wie op de korte baan van 2100 M. de beste sculler is, kan deze eenige dagen daarna op de Thames zijne krachten op de lange baan beproeven, en wel op den wedstrijd „for the Wingfield sculls and the amateur Championship of the Thames,“ die jaarlijks op de Putney–Mortlake baan wordt gehouden om een paar zilveren sculls, welke in 1830 door Mr. H. C. Wingfield zijn geschonken.

Na aldus de drie belangrijkste wedstrijden in Engeland genoemd te hebben, willen wij ook over andere landen het een en ander zeggen. En dan verdient in de eerste plaats Duitschland genoemd te worden, daar in geen ander land het roeien in de laatste jaren zóó in bloei is toegenomen als dáár. Het aantal roeivereenigingen wordt nog steeds grooter, de wedstrijden jaarlijks menigvuldiger, de deelneming voortdurend drukker.

Dat verschijnsel is te verklaren, wanneer wij zien, hoe personen van het vorstelijk huis van hunne belangstelling doen blijken door hunne tegenwoordigheid op wedstrijden, door het uitloven van prijzen en—door zelven aan den roeisport een werkzaam aandeel te nemen.

Ook komt de eer van dien vooruitgang voor een groot gedeelte toe aan het in 1883 opgerichte weekblad, de „Wassersport“, door Carl Otto te Berlin uitgegeven. Sedert alle roeivereenigingen van het duitsche rijk in datzelfde jaar tot den „Deutschen Ruderverband“ toetraden en genoemd blad tot haar officiëel orgaan verklaarden, heeft het steeds zijne lezers op de hoogte gehouden van alle gewichtige feiten, die op dat gebied voorvielen, en hoogst belangrijke beschouwingen over het roeien in zijne kolommen te genieten gegeven. Wij raden dan ook alle vereenigingen, die op de hoogte willen blijven van den roeisport in het buitenland, ten zeerste aan om dit blad in het clubgebouw ter lezing te leggen.

Op overwinningen tegen buitenlanders kunnen de duitsche roeiers zich niet zeer beroemen. Hoewel zij in Achilles Wild, die reeds drie jaren „die Meisterschaft von Deutschland“ heeft veroverd en haar slechts ééns door een ongeluk aan een ander heeft moeten afstaan, een goed sculler bezitten, zoo is deze in Engeland nog steeds verslagen.

Men moet het in de Frankforter R. G. „Germania“ toch op prijs stellen, dat zij de energie hebben zich met de Engelschen te gaan meten. In 1880 dong een achtriems van deze club te Henley mede naar den prijs, in 1881 en 1883 Wild in de sculling, terwijl in 1884 Dr. W. R. Patton van de Cölner R. C. en J. Bungert van de Mannheimer R. C. hunne krachten aldaar beproefden. Alles tevergeefs: de diamond sculls zijn in Engeland gebleven en het eenige succes, waarop de Duitschers zich beroemen kunnen, is, dat Wild den champion van Frankrijk, die ook deelnam, heeft verslagen.

En dat zegt veel: want Lein heeft zich als sculler een goeden naam verworven en gedurende acht jaren den titel „Champion de France“ gevoerd.

In 1883 nam de Club Nautique de Gand aan verscheidene nummers van den grooten wedstrijd te Frankfort deel en behaalde bij allen den eersten prijs.

Jammer is het, dat de haat tegen de Duitschers zich bij de Franschen tot in den sport heeft vastgeworteld: een paar voorbeelden hiervan willen wij mededeelen.

Een Berlijner had aan een bootbouwer te Parijs eenige teekeningen besteld, welke deze in verschillende sportbladen had geadverteerd. In plaats van de gevraagde platen ontving de Duitscher een brief met de mededeeling, dat de schrijver als oud-kavallerist dacht deel te nemen aan het innemen van Berlijn en dan meteen de teekeningen zou medebrengen.

Eenige jaren geleden lieten twee duitsche scullers zich inschrijven voor het championnaat van Frankrijk, dat internationaal is. Zij werden echter door het komitee afgewezen op grond, dat het voor de handelingen van het plebs van Parijs niet kon instaan bij eene mogelijke overwinning van een Duitscher.

Wij herhalen het: jammer, dat zelfs de sport onder de politiek lijden moet!

De Franschen hebben, behalve den wedstrijd om het championnaat, nog een roeifeest, dat even als de university-race in Engeland, duizende toeschouwers lokt: dit is de „match annuel en outrigger à huit rameurs“ tusschen de Rowing Club en de Société Nautique de la Marne.

De club, die tegenwoordig in Frankrijk wel het meest van zich doet hooren, is de Cercle de l'Aviron te Parijs. Jaarlijks ondernemen de roeiers van die vereeniging tallooze tochten naar België, Italië en Zwitserland, en hunne jaarverslagen wijzen telken jare geheele lijsten van overwinningen aan.

Zoo zien wij, dat ook in Frankrijk de roeisport vooruitgaat en in eere is. Voorwaar een verblijdend verschijnsel, als wij weten, dat aldaar vroeger het woord „canotier“ een scheldnaam was, gelijkstaande met „leeglooper“, „deugniet“ en dergelijke lieflijkheden. Dit verhaalt ons tenminste de schrijver van het werkje, dat den tocht van drie fransche roeiers door Nederland beschrijft, en dat ieder met genoegen zal lezen. Het draagt tot titel „En canot de Douai au Helder“ en is in 1880 te Parijs uitgegeven.

In België ziet het er, zoo men de bladen op dat gebied aldaar moet gelooven, in de roeiwereld tegenwoordig niet zoo rooskleurig uit. Fransche en nederlandsche ploegen hebben zich in de laatste jaren herhaaldelijk de meerderen in het roeien betoond op wedstrijden, waaraan Belgen deelnamen. Maar wat erger is en noodwendig belemmerend op den vooruitgang van den sport in dat land moet werken: er heerscht tusschen de vereenigingen geen vriendschappelijke geest; vooral de brusselsche roeiclubs zijn voortdurend met elkaar op een gespannen voet.

Gent was in de laatste jaren steeds aan het hoofd bij wedstrijden en hare roeiers waren alom gevreesd, doch ook de Club Nautique Gantois deed in 1885 weinig meer van zich hooren.

Moge daar in dien toestand spoedig verbetering komen! Er zijn althans mannen genoeg, die zich alle mogelijke moeite geven tot verheffing van den edelen roeisport.

Eéne zaak is er, die, onzes inziens, zoowel in Frankrijk als in België een nadeeligen invloed zal uitoefenen. Wij bedoelen de gewoonte, dat raceroeiers de prijzen, die zij behalen, zelven behouden, daar zij ook zelven hunne racebooten moeten aanschaffen en voor eigen kosten de wedstrijden mogen bezoeken. Deze instelling moet slecht werken, daar eer en onbaatzuchtigheid dikwijls zullen moeten plaats maken voor winstbejag en hebzucht.

Alles, wat wij tot dusver hebben medegedeeld, betrof slechts amateurs d. w. z. roeiers, die het roeien slechts uit liefhebberij beoefenen en er geene broodwinning van maken. Dat is nu wel zeer kort gezegd, maar toch is er heel wat papier verbruikt, vóórdat men het ééns was over de definitie; tenminste in landen waar eene grens tusschen amateurs en professionals of roeiers van beroep noodig was: want in Nederland bestaat eene zoodanige definitie niet, omdat zij tot nog toe niet noodig is geweest. Wij laten de definities, die in Engeland, Frankrijk en Duitschland zijn aangenomen, hier volgen.

Definition of an Amateur.

„An amateur oarsman or sculler must be an officer of Her Majesty's army or navy or civil service, a member of the liberal professions, or of the Universities or Public schools, or of any established Boat- or Rowing-Club not containing mechanics or professionals; and must not have competed in any competition for either a stake, or money, or entrance-fee, or with or against a professional for any prize; nor have ever taught, pursued, or assisted in the pursuit of athletic exercises of any kind as a means of livelihood; nor have ever been employed in or about boats or in manual labour; nor be a mechanic, artisan, or labourer.“

Henley Definition. April 8, 1879.

„No person shall be considered an amateur oarsman or sculler: First, who has ever competed in any open competition for a stake, money, or entrance fee; secondly, who has ever competed with or against a professional for any prize; thirdly, who has ever taught, pursued, or assisted in athletic exercises of any kind as a means of gaining a livelihood; fourthly, who has been employed in or about boats for money or wages; fifthly, is or has been by trade or employment, for wages, a mechanic, artisan or labourer.“

Classification des rameurs.

„Ne seront admis dans les courses d'amateurs, que les rameurs amateurs faisant partie des Sociétés invitées.

Ne sont pas amateurs:

1 Les watermen, c'est-à-dire les rameurs, faisant profession de courir.

2 Les rameurs courant ou ayant couru à gages.

3 Les marins, mariniers, passeurs, pêcheurs par état, gardiens de garages, ouvrier constructeurs de bateaux, enfin toutes les personnes, tirant leur moyen d'existence d'une façon habituelle et continuelle dans les chantiers de construction et sur les bateaux.“

Deutscher Amateur-Begriff.

„Amateur ist Jeder, der das Rudern nur aus Liebhaberei mit eigenen Mitteln betreibt oder betrieben hat und dafür keinerlei Vermögensvortheile in Aussicht hat oder hatte, weder als Arbeiter seinen Lebensunterhalt lediglich durch seiner Hände-Arbeit verdient, noch in irgend einer Weise beim Bootbau beschäftigt ist. Wer um Geldpreise startet oder nach dem 1 Januar 1884 gestartet hat, wird nicht als Amateur betrachtet.“

Wij weten alzoo wat professionals zijn en willen eens nagaan, welke merkwaardige feiten in Engeland, Amerika en Australië onder hen zijn voorgevallen. In andere landen namelijk, waar het roeien nog niet door de lagere standen beoefend wordt, komt het professionalroeien niet voor. Want de beroemdste professionals zijn grootendeels menschen uit de volksklasse en worden, wanneer zij het tot zekere hoogte in de kunst gebracht hebben, meestal door rijke bewonderaars in staat gesteld om er zich geheel aan te wijden, zoodat men, lezende dat twee personen om duizend pond sterling geroeid hebben, niet denken moet, dat zij hierbij zelven deze som op het spel hebben gezet; die gelden zijn dan door de backers van elke partij bijeengebracht. Zooals hier een sportsman zijne paarden op een wedren laat loopen, zoo hebben clubs, bestaande uit rijke Amerikanen, hunne roeiers.

Hierop zijn natuurlijk uitzonderingen: ook amateurs, die het ver hebben gebracht, worden somtijds professionals, doordien zij zich met andere beroepsroeiers hebben gemeten.

In Engeland zijn jaarlijks ook voor deze klasse van roeiers bepaalde wedstrijden, zooals de sedert 1854 bestaande Thames National Regatta en de in 1868 gestichte Thames Regatta. Dan zijn er vooral in Amerika rijke liefhebbers, die dergelijke wedstrijden laten houden: zelfs de „Hop Bitters Company“ heeft reeds meermalen 5000 Dollars voor dat doel geschonken! Wel een echt amerikaansche manier om reclame te maken, waartegen de „maandbladen tegen de kwakzalverij“ bezwaarlijk zullen kunnen concurreeren. Op dezelfde wijze voerde genoemde Company hare geneesmiddelen in 1879 in Engeland in.

De meeste wedstrijden tusschen professionals hebben plaats tengevolge van eene uitdaging van een der beide partijen om eene bepaalde som.

Tot 1876 had altijd een Engelschman den titel „Championsculler of the World“ gevoerd, doch in dat jaar werd J. H. Sadler door den beroemden Australiër E. Trickett verslagen, die door deze zege „the Championship of the World“ en 400 £ mede naar zijn vaderland nam.

Deze sculler werd in 1851 te Greenwich aan de Paramatta geboren. In 1875 werd hij „Champion of Australia“ en in 1876 bracht een ondernemend en rijk hotelhouder uit Sidney hem naar Engeland en deed hem daar tegen den engelschen champion Sadler in 't strijdperk treden.

Na het aldaar behaalde succes bevocht hij vele nieuwe lauweren, tot hij in 1879 op de Sidney-Regatta, waaraan hij ziek deelnam, door een ander bekend Australiër Laycock geslagen werd.

Na zijne herstelling bewees hij dezen echter duidelijk zijne meerderheid.

Toch zou hij den trotschen titel niet lang meer behouden.

Doch niet meer uit Engeland dreigde voor hem het gevaar: een Amerikaan zou het zijn, die de eer van „den besten roeier der wereld te bezitten“ van Australië op Canada moest overbrengen.

Deze man was Edward Hanlan.

Hij werd den 12den Juli 1855 te Toronto geboren en behaalde in 1873 zijne eerste overwinning op een match om het „Amateur Championship in the Toronto Bay.“ Hij werd daarop professional. In 1877 daagde Wallace Ross, de gevierde sculler der United States, alle roeiers van Canada uit om een match van 5 mijlen met hem te roeien om 1000 dollars. Hanlan nam dit aan en won gemakkelijk.

Deze zege, die hem tot „Champion of Canada,“ maakte, deed opeens aller oogen op hem vestigen, zoodat zich te Toronto een Hanlan-Club vormde, die zijne verdere leiding op zich nam. Nu had Hanlan voor niets meer te zorgen. De Club sloot alle overeenkomsten voor hem, zorgde op de mildste wijze voor zijne behoeften, betaalde zijne reis- en verblijfkosten, gaf hem de beste trainers, kortom, beschouwde hem als haar dierbaarst kleinood.

In 1878 sloeg hij den New-Yorker sculler Plaisted om 2000 Doll., dan Evan Morris om 1000 Doll. en het Championship van geheel Amerika, daarop nogmaals Wallace Ross en eindelijk Courtney.

In 1879 ging hij naar Engeland om tegen den engelschen champion W. Elliott te roeien.

Daar het er de Hanlan-Club om te doen was zooveel mogelijk geld uit de zaak te slaan, sloten zij vooraf eene overeenkomst, volgens welke Hanlan eerst met Hawdon, een engelsch sculler van den tweeden rang, zou roeien, terwijl de overwinnaar in dezen match zich met Elliott zou meten. De list gelukte volkomen: de Engelschen, die Hanlan niet kenden, wedden los en vast op hun champion, en de heeren van de Hanlan-Club, die allen waren overgekomen, namen alle weddenschappen aan.

Toen Hawdon met gemak was verslagen, vermoedden de Engelschen nog niets, daar Hanlan hierbij zich niet had behoeven in te spannen, zoodat zij voortgingen met op Elliott te wedden. Maar daar versloeg hij op den 16den Juni zonder de minste moeite ook Elliott, waardoor hij den „Sportsman Challenge Cup“ en 400 £ veroverde, benevens het „Championship of England“, en met stroomen vloeide het engelsche goud in de zakken der Amerikanen.

Bij zijne terugkomst te Toronto werd hij feestelijk ingehaald door eene deputatie met den burgemeester aan het hoofd, en de burgers schonken hem een huis van 20,000 Doll.

In 1880 veroverde hij door zijne overwinning op Trickett het „Championship of the World.“ Deze match had plaats op de Thames en staat in de annalen van het roeien als een der gewichtigste feiten opgeteekend. Uit drie werelddeelen stroomden belangstellenden te samen om den strijd te aanschouwen, en het moet voor de Engelschen een beschamend gezicht zijn geweest op hunne oude Thames een Amerikaan en Australiër om den titel te zien strijden, dien vroeger een der hunnen bezat.

Doch na 1876 hadden de Engelschen, wat het professionalroeien betreft, zich nooit meer kunnen opheffen.

In 1881 sloeg hij Laycock, die intusschen Trickett overwonnen had en het daarom ook tegen Hanlan meende te kunnen opnemen, met het meeste gemak en wederom op de Thames.

In 1882 stak hij nogmaals naar Engeland over en versloeg er den engelschen Champion Boyd en Trickett nogmaals.

In 1883 won hij het in Amerika tegen Kennedy, W. Ross en vele anderen.

In Mei 1884 versloeg hij nogmaals Laycock.

Doch ditzelfde jaar zou noodlottig voor hem worden en zijne gelukszon zien ondergaan.

Het bericht in de „Wassersport“ over zijne nederlaag begon met de woorden:

„Es fiel ein Stern herunter

Aus seiner funkelnden Höh'“

En zoo was het. Hanlan had eindelijk zijn meester gevonden.

Het was William Beach, die hem op de Paramatta bij Sidney versloeg om 500 £ en het Championship of the World op den 16den Aug. 1884. Wel is waar bevocht hij den 7den Febr. 1885 terzelfde plaatse weer de overwinning tegen den Australiër Clifford om 1000 £ en gaf daardoor zijne landgenooten hoop, dat hij ook tegen Beach bij een tweeden match zou kunnen stand houden, doch deze verwachting werd niet vervuld. Den 28sten Maart 1885 werd hij wederom door Beach geslagen, die thans den Championtitel voert.

Beach is den 6den Sept. 1852 geboren en woont te Dapto, Illawara. Van beroep is hij smid en gelukkige vader van zes kinderen. Zijn lichaamskracht moet buitengewoon zijn. Vóór zijn match met Hanlan had hij de beroemdste scullers van Australië verslagen.

Den 24sten Oct. 1885 leed Hanlan zijne derde nederlaag op de Hudson. Thans was het John Teemer, een nog jong en veelbelovend amerikaansch sculler, die hem overwon.

Daar Beach niet veel van reizen en trekken schijnt te houden, zullen Teemer en Ross wel de helden van het naderend seizoen zijn. Met de Engelschen behoeven zij althans geen rekening te houden, daar Ross nog den 10den Maart 1884 den besten engelschen roeier Bubear uit Putney versloeg, dien hij zelfs 10 sekonden had vóórgegeven.

Werpen wij thans een blik op ons land.

Op pag. 17 van zijn Handbuch des Rudersport houdt V. Silberer eene lange lofrede op de „Allgemeine Sport-Zeitung,“ die sedert 1880 te Weenen het licht ziet, en—waarvan hij zelf uitgever is. Om nu nog niet eens te spreken van het andere fraais, dat hij er van verhaalt, wil ik op één volzin wijzen. Van het (dus: zijn) blad sprekend zegt hij: „welche heute das erklärte Central-Organ des gesammten Rudersportwesens in Deutschland, Oesterreich, Holland, Russland und der Schweiz bildet“.

Wij zijn met den roeisport in twee van deze vijf rijken bekend, en in Duitschland is het Central-Organ des gesammten Rudersportwesens niet de A. Sportzeitung, maar de Wassersport; terwijl Nederland zijn Nederlandsche Sport heeft. Op de drie overblijvende landen zal dus ook wel iets af te dingen zijn.

Het eerste nummer der „Nederlandsche Sport“ zag den 11den Maart 1882 het licht. Hoewel het aan alle takken van sport is gewijd en stukken over paardrijden en honden de meeste ruimte gewoonlijk in beslag nemen, zoo staan hare kolommen toch ook voor de roeiers steeds open; mochten dezen toch wat meer van deze gastvrijheid gebruik maken!

In de eerste nummers gaf de „Sport“ eenige mededeelingen over het ontstaan der oudste roeivereenigingen in Nederland. Wij ontleenen daaraan de volgende bizonderheden.

In 1846 werd te Rotterdam onder voorzitterschap van Prins Hendrik der Nederlandende Koninklijke Nederlandsche Yacht-Club“ opgericht, waarvan ook vele Amsterdammers lid werden. Spoedig ontstond er tusschen de Rotterdammers, die Prins Hendrik aan hun hoofd hadden, en de Amsterdammers geschil, waarop deze laatsten hun ontslag namen. Deze vereeniging bestaat thans niet meer.

In 1847 werd daarop te Amsterdam „de Koninklijke Nederlandsche Zeil- en Roeivereeniging“ opgericht, waarvan in het volgend jaar Koning Willem II het beschermheerschap aanvaardde. Reeds op 30 Sept. 1848 hield deze vereeniging haar eersten wedstrijd op het IJ.

In 1848 werd de R. en Z. V. „de Hoop“ te Amsterdam gesticht, wier leden in datzelfde jaar den prijs, bestaande uit een door Prins Hendrik geschonken beker, wonnen tegen twee rotterdamsche ploegen. Deze wedstrijd werd den 12den Aug. 1848 te Rotterdam gehouden en is de eerste giekenwedstrijd in ons land geweest.

In 1851 werd daarop te Rotterdam de Z. en R. V. „de Maas“ opgericht.

Het IJ, de Maas en de Amstel waren nu weldra getuigen van vele wedstrijden tusschen deze beide vereenigingen, wier ploegen binnen korten tijd ook in België (vooral te Antwerpen en Namen) en in Frankrijk tallooze overwinningen behaalden.

Toch duurde het lang, voordat nieuwe clubs naast de bestaande verrezen. Eerst het jaar 1874 gaf aan verscheidene nieuwe vereenigingen tegelijk het leven; en na dat jaar werd het getal grooter en grooter en neemt nog jaarlijks toe. Zonderling is het echter dat zij steeds zijn beperkt gebleven tot het midden van ons land; in het noorden en zuiden wordt het roeien weinig of niet beoefend.

Vooral op de laatste jaren kunnen de nederlandsche roeiers met trots terugzien: 1883, 1884 en 1885 zagen daar, waar Nederlanders en vreemden tegen elkaar kampten, steeds de eersten de zege behalen; jammer alleen, dat wij, door ons verzet tegen den outrigger, van de engelsche races kunnen wegblijven.

Ook het inwendige, de verhouding onderling is bij ons beter dan in den vreemde.

De Nederlandsche Sport bevat geene hatelijke stukken, die door afgunst zijn in de pen gegeven, geene kleingeestige haarklooverijen, waardoor verslagene roeiers hunne nederlaag tot eene overwinning trachten te maken, geene berichten van vijandelijkheden in dezelfde club.

Onze amateurs zijn ook als roeiers gentlemen.

De Koninkl. Ned. Zeil- en Roeivereeniging wordt dikwijls en terecht de moeder der nederlandsche roeivereenigingen genoemd. Want niet alleen is zij de oudste en worden hare jaarlijksche wedstrijden als de belangrijkste van het seizoen beschouwd, ook in een ander opzicht betoont zij zich eene zorgzame moeder voor hare kinderen.

Toen in 1885 eene zaak van algemeen belang voor de nederlandsche roeivereenigingen het gemis aan een gemeenschappelijken band deed gevoelen, riep zij afgevaardigden van alle clubs tot eene vergadering te Amsterdam samen; en de zaak werd na onderlinge overweging tot een goed einde gebracht. Het gold toen de stuurmanskwestie, waarop wij nader zullen terugkomen.

Deze vergadering had het nut van dergelijke bijeenkomsten zóó duidelijk doen uitkomen, dat zij nu jaarlijks plaats vindt. Ook op die van 1886 werd een belangrijk voorstel aangenomen: de instelling van een nederlandsch kampioenschap in single-sculling outrigged.

Nadat dit in principe was besloten, verklaarden zich een twintigtal heeren bereid om dien wedstrijd, zoowel de leiding als de kosten, geheel op zich te nemen, en er een schoonen prijs voor uit te loven, die drie achtereenvolgende jaren moet gewonnen worden alvorens het eigendom te worden van den overwinnaar.

Zij verbonden er echter de voorwaarde aan, dat de wedstrijd steeds bij Amsterdam zou plaats vinden en internationaal moest zijn.

Tegen het eerste bestond natuurlijk geen bezwaar. De vergadering verzocht echter om den wedstrijd althans de eerste keeren slechts voor nederlandsche scullers open te stellen.

Volgens onze meening ware het beter een wedstrijd om het kampioenschap van Nederland ook alleen voor Nederlanders te houden. Het doel van eene dergelijke race is immers: te zien wie van de nederlandsche scullers de beste is.

Het is daarom onze hoop, dat de milde gevers hiertoe nog mogen besluiten.

Ook ons land heeft sedert eenige jaren zijne universiteitswedstrijden.

In Leiden was in 1874 de Studenten-Roeivereeniging „Njord“ opgericht, en in 1876 zag te Delft de Studenten-Roeivereeniging „Laga“ het licht.

In 1878 vond, op eene uitdaging van Leiden, aldaar de eerste wedstrijd tusschen beide clubs in vierriemsgieken (vaste banken) plaats, die met de overwinning van Delft eindigde.

In 1880 gaf Njord een internationalen wedstrijd en verbond hieraan wederom eene race voor Studenten-Roeivereenigingen, waarin Delft nogmaals met 10 sekonden de zege behaalde.

Bij dezen wedstrijd roeide Delft op sliding-seats, terwijl Leiden ook eene boot met sliding-seats had, doch de slidings had vastgezet, wijl de ploeg aan vaste banken de voorkeur gaf.

In 1881 had de wedstrijd te Delft plaats; beide partijen roeiden op sliding-seats, Delft in eene boot van Dossunet, Leiden in eene van Clasper. Voor de derde maal was Delft de eerste met een voorsprong van 12 seconden.

In 1882 dong ook de inmiddels opgerichte Studenten-Roeivereeniging „Triton“ uit Utrecht mede. De wedstrijd had plaats te Leiden en de uitslag was, dat Leiden de overwinning behaalde. Delft kwam 35 seconden later als tweede aan en Utrecht bleef 18 sekonden achter Delft.

In 1883 werd door de drie vereenigingen de „Nederlandsche Studentenroeibond“ opgericht. Het bestuur hiervan bestaat uit zes leden (van elke vereeniging twee), dat jaarlijks op een onzijdig terrein een wedstrijd doet houden. Er wordt geroeid in vierriemsgieken, bemand door de beste roeiers van elke vereeniging. Zoo vond in datzelfde jaar nog de eerste race van den bond te Oudshoorn plaats op een baan van 3400 M. met een omvaartsboei op de helft der baan.

Bij de boei was Leiden eenige lengten vóór Utrecht, Utrecht evenveel vóór Delft, toen er tusschen beide laatsten aanvaring plaats vond, zoodat Leiden alléén aan de winboei kwam, en den prijs verkreeg. Deze bestaat uit het eerediploma en vijf gouden medailles, waaraan door Mr. J. Cohen Stuart, eerelid van Njord, jaarlijks een kunstvoorwerp ter waarde van 100 gulden onder den naam „Oprichtersprijs“ wordt toegevoegd.

In 1884 had de wedstrijd wederom te Oudshoorn plaats. Het bestuur had nu besloten om er ook races voor seniores in tweeriems- en voor juniores in vierriems en tweeriems aan toe te voegen om der wille van het publiek. Het nummer „Oude vier“ bleef echter het hoofdnummer, de universityrace. De prijs werd wederom door Leiden behaald, dat 4 sekonden vóór Utrecht en 36 sekonden vóór Delft den winning-post bereikte.

De baan was even lang als het vorige jaar, maar thans zonder draaiboei.

In 1885 werd de strijd op het Noorder-Spaarne bij Haarlem gestreden. Het hoofdnummer werd weder op eene rechte baan, die van Spaarndam naar de stad liep, geroeid en zag Leiden als overwinnaar uit den strijd komen. Leiden legde de baan 18 sekonden sneller af dan Utrecht en 30 sekonden sneller dan Delft.

Gedurende de vier laatste jaren bezigden alle drie clubs gieken van Dossunet.

Ook in 1886 is besloten den wedstrijd ter zelfder plaatse te houden, die daarvoor dan ook alle voordeelen aanbiedt.

Hoewel de drie clubs natuurlijk ook op andere wedstrijden meermalen hunne krachten hebben gemeten, zullen wij dezen, evenmin als de bijnummers op de universiteitswedstrijden, hier opsommen, daar het ons slechts te doen is om in 't kort na te gaan de resultaten van de nederlandsche „Varsity.“

Moge zij weldra evenveel belangstelling in Nederland ondervinden als de Oxford-Cambridge race in Engeland geniet; en het lichtblauw van Leiden, het rood van Delft, het donkerblauw van Utrecht op het jaarlijksche roeifeest de borst sieren van duizenden en duizenden van belangstellende toeschouwers! Dat zij zoo!

Nederlandsch handboek voor roeisport

Подняться наверх