Читать книгу Brieven uit en over Amerika - Gerritsen Carel Victor - Страница 3
Brieven uit en over Amerika
II
Оглавление6 Sept.
Van de Nederlandsche reederijen is het niet de Holland-Amerika-lijn alleen, die door vreemden ondernemingsgeest, speciaal van Amerikanen, tot groote waakzaamheid wordt aangezet. Andere reederijen, waarop wij Nederlanders niet minder trotsch zijn dan op die van de eerstgenoemde lijn, worden met zware concurrentie bedreigd. Ik bedoel die onzer stoomvaart-lijnen op Ned. – Indië.
De “Northern Pacific Rail Road”, een dier financieel zoo machtige spoorwegmaatschappijen van Amerika, die bergen verzetten ter bereiking van haar doel, heeft Seattle, de gunstig gelegen haven aan den Stillen Oceaan, tot operatieplaats gekozen voor den aanvoer van goederen van Japan. Een paar groote schepen van deze maatschappij zijn of komen binnenkort in de vaart en zullen tot elken prijs de goederen over die lijn vervoeren, ten einde daarmede weer het spoorwegverkeer op de Northern Pacific te voeden. Wat zoo’n concurrentie zeggen wil, weten wij maar al te goed. Desnoods vervoert men, om toch maar te slagen, de goederen gratis en nog bovendien in Amerika tegen verlaagd spoorwegtarief.
Welke weg zullen nu in de toekomst onze Nederl. Indische producten nemen, voorzoover deze bestemd zijn of gekocht worden voor Amerika?
Ziedaar een zeer ernstige vraag, die onder de oogen moet worden gezien, nu met de stoomvaartlijn van Java op Japan en van daar naar Seattle, die producten wel eens heel wat goedkooper op hun plaats van bestemming zouden kunnen worden gebracht, dan nu geschiedt met de stoomvaartlijnen van Indië naar Europeesche havens en van daar naar Amerika. En voor onze stad heeft deze quaestie nog meer beteekenis, omdat het voornaamste stapelproduct haar wel eens kon ontvallen. Indien toch te eeniger tijd de concurrentie in Amerika er in slaagt, het vervoer der Indische producten over Japan en Seattle te leiden, zal het niet lang duren of onze tabaksmarkt zal, evenals weleer onze rietsuikermarkt, uit Amsterdam verdwijnen. De beteekenis van dit vraagstuk voor ons land, werd door den wakkeren voorzitter van de Nederlandsche Kamer van Koophandel hier te New-York, den heer D. G. Boissevain, ingezien en maatregelen werden door hem genomen om belanghebbenden bij den Nederlandschen handel in staat te stellen, uit eigen waarneming den omvang van het dreigend gevaar te leeren kennen.
Hij trad in overleg met den voorzitter van de “Northern Pacific” spoorwegmaatschappij en wist te bewerken, dat twee wagens (voor 60 personen) beschikbaar gesteld werden om belanghebbenden in Nederland in staat te stellen, kosteloos – wat het vervoer betreft – de reis te doen maken over haar lijn, dwars door Amerika naar den Stillen Oceaan en terug. Door alle bladen in Nederland is dit enkele maanden geleden bekend gemaakt, maar de deelneming van uit Nederland bleek zoo miniem, dat van het royaal aanbod der maatschappij moest worden afgezien.
Ik betreur dit resultaat in hooge mate. Niet alleen om den ijverigen voorzitter der Nederl. Kamer van Koophandel alhier, maar ook om onzen handel in Nederland. Men behoeft hier slechts eenige dagen te hebben rondgezien om te beseffen, met welke energie door het Amerikaansche volk wordt gestreefd naar het commercieele en industrieele overwicht in het wereldverkeer. Indien het jonger geslacht in Nederland niet goed maakt wat zijn onmiddellijke voorgangers helaas verzuimden, dat het namelijk de wereld ingaat om nieuwe wegen van het goederenverkeer te leeren kennen en op te sporen, dan staat het te vreezen dat onze natie eerder dan verwacht schijnt te worden, op dit gebied niet meer wordt medegeteld. De Nederl. Kamer van Koophandel alhier, die blijkens haar eerste jaarverslag, zoo gaarne wordt aangezocht om raad en bijstand voor alles wat strekken kan tot grooter deelneming in Nederland aan het goederenverkeer met en in Amerika, die Kamer geve men handen vol werk en drale niet haar tusschenkomst in te roepen.
Is het echter wel goed gezien van onze Regeering, om het waken over deze groote volksbelangen, die zoo voortdurende en zoo groote persoonlijke toewijding eischen, over te laten aan personen, die belangloos zich daarvoor beschikbaar stellen, maar van wie men dan ook niet meer kan vergen, dan wat zij vrijwillig en naar eigen believen wenschen te praesteeren? Het antwoord op die vraag kan m.i. niet twijfelachtig zijn.
Voor ons land acht ik het onverantwoordelijk, dat men dit op een koopje doet in de hoofdstad van Amerika, waar onze handel, onze nijverheid, onze landbouw en onze scheepvaart zoo groote belangen heeft voor te staan en te bevorderen. De verdienstelijke consul-generaal, waarvan ik in mijn vorig schrijven gewaagde, vervult zijn betrekking reeds jarenlang zonder daarvoor bezoldiging te ontvangen. De consul ontvangt evenmin salaris. Voor een paar ambtenaren wordt een karig bureau-geld vergoed. Is dat nu zooals het behoort, in onzen tijd van aanhoudenden economischen strijd tusschen de volkeren en dan nog wel ter plaatse van het brandpunt van dien strijd?
Het ligt immers voor de hand dat geen geld beter besteed wordt dan dat, uitgegeven voor een staf goed-bezoldigde ambtenaren, op de hoogte van hun taak en rusteloos werkzaam om onze handels-relatiën met Amerika te bevorderen. Richtte men zóó ons consulaat alhier in, dan zou men kunnen eischen, wat nu erkentelijk en met gratie door onze Regeering wordt aanvaard. Wat echter aan onze fierheid noodzakelijkerwijze afbreuk moet doen.
De wijze waarop in Amerika de handels- en nijverheidsbelangen van overheidswege worden behandeld, moge onze regeering waarlijk wel eens tot voorbeeld dienen. Zoo worden o.a. dagelijks door het ministerie van Handel en Arbeid gedrukt en op ruime schaal verspreid, de berichten die van de Consuls uit andere landen inkomen. Aan alle clubs en vereenigingen en groote werkgevers, die er om vragen, worden deze berichten gratis toegezonden, benevens aan de bladen die zich willen verbinden, die berichten geheel of geëxcerpeerd over te nemen.
En men behoeft slechts een blik te werpen op die berichten, om overtuigd te worden van het groote belang dat handels- en nijverheidsondernemingen bij de spoedige kennisneming ervan hebben.
“Statistische gegevens omtrent het goederen-vervoer op Duitsche spoorwegen”; “Aanbesteding van ijzeren bruggen in Mexico”; “Expositie van automobielen te Plymouth”; “Zijde-industrie in Japan”; “Productie van ijzer in Engeland”; “De oogst van citroenen op Sicilië”; “Aanbesteding van stoomkranen te La Rochelle (Frankrijk)”; “Nieuwe wijze van staalfabrikatie in Australië”; “Bouw van een melk-poeder-fabriek in Frankrijk”; “Buizen voor waterleiding gevraagd te Victoria (Britsch Columbia)”; “De namaak van Amerikaansche schoenen in Perzië”; “Meelfabrieken zullen worden opgericht in Abyssinië”; “Automobielen zullen voor de posterij in Denemarken worden aangeschaft”, enz. enz.
Men heeft hier niet maanden lang te wachten op de publicatie dezer officieele berichten en de regeering onthoudt zich ook van een oordeel over hetgeen dadelijk moet worden medegedeeld, en wat wel wachten kan om te worden opgenomen in het jaarverslag. Alles wordt dadelijk in de bekende officieele brochures van ½ à 1 vel druks weergegeven.
Tot de navolgenswaardige sociale maatregelen van Amerika behoort ongetwijfeld het sluiten der kantoren en werkplaatsen des Zaterdags om 12 uur.
De heilzame werking er van ziet men hier, wanneer men ’s Zaterdags in de groote menschenstroomen, zich laat meevoeren naar goedkoope verblijfplaatsen aan ’t water (de baai of de rivier), of naar parken in de onmiddellijke nabijheid van de metropolis. Den werkman en den beambte ziet men dan met het geheele gezin van dien vrijen middag gebruik maken.
Zaterdag l.l. was ik er getuige van, hoe tienduizenden genoten van den prachtigen uitgestrekten dierentuin, vlak bij de stad in een heuvelachtige streek gelegen en voor ieder gratis toegankelijk. Het verbod bij sommige dieren om ze te voeden enz., werd stipt opgevolgd. In druk bezochte gebouwen, b.v. in dat der roofdieren en der apen, was van gedrang geen sprake. Welwillend schoof de een voor den ander wat opzij en als er geen plaats meer was, van waar wat te zien viel, werd geduldig gewacht.
Het drukst was het voor de kooi van een Chimpansé en Orang Oetan, die elkander daar reeds 3 jaren gezelschap houden en een opgewektheid aan den dag legden, als ik nog nergens anders van die dieren heb gezien. Zij speelden met elkaâr… net als menschenkinderen!
In alle gebouwen weer het verbod om op den vloer te spuwen en op de veelvuldige banken in het park het verbod om dit op de voetpaden – die van asphalt zijn – te doen.
De prachtige groote dierentuin met park, behoort aan een door de stad New-York gesubsidieerd wordend Zoölogisch Genootschap.
Ik moet hier weer afbreken, ofschoon ik nog zooveel dat mij hier opviel, zou willen vermelden. De physionomie der bevolking, dat mengsel van zoovele natiën en rassen. Het leelijker type der mannen dan van de vrouwen. De dronkenschap. De nachtvlinders. De scherpe reuk der paarden-excrementen in de geasphalteerde straten bij deze warmte. De vele Hollandsche namen boven de winkels en op naam-platen der kantoren. De zucht der Amerikanen om zich van Hollandschen oorsprong te noemen. Het prachtige gebouw van “De Equitable” in Broadway met z’n rijke versieringen en z’n eenige, voor een ieder toegankelijke, bibliotheek. De overvolle trams en de galanterie der mannen, ook der arbeiders, om zonder een woord te zeggen te gaan staan om plaats te maken voor een dame. De dagbladen met hun sensatie-berichten. Al die onderwerpen moet ik verder onaangeroerd laten, omdat anders de lezer zijn geduld kon verliezen. En dat wil ik tot elken prijs trachten te voorkomen, nu ik nog zooveel onder zijn aandacht wensch te brengen.