Читать книгу Brieven uit en over Amerika - Gerritsen Carel Victor - Страница 5
Brieven uit en over Amerika
IV
ОглавлениеSept. 1904
De Interparlementaire Vredesconferentie is uiteengegaan met de beste voornemens der leden om ieder in zijn kring te ijveren voor opheffing van den oorlog, door invoering van arbitrage voor alle geschillen, die zich tusschen de natiën zullen voordoen. Intusschen zal de vredespalm opnieuw in dit land gezwaaid worden in de eerste week van October. Dan zal namelijk te Boston de Internationale Vredesbond zijn jaarlijksch congres houden. Reeds nu wordt dat congres in de Amerikaansche couranten druk besproken. Daarbij ontbreekt het niet aan aanhalingen uit Jean de Bloch’s uitnemend werk: “De toekomst van den oorlog in zijn technische, economische en politieke gevolgen”. Het werk is in vele talen verschenen, zoover ik mij herinneren kan, niet in het Hollandsch. Dat is jammer, want het bevat beschouwingen die ook voor ons land groote waarde hebben. Wanneer men b.v. leest dat de oorlog niet alleen de meest onmenschelijke wijze is om geschillen tusschen natiën tot een einde te brengen, maar ook de kostbaarste, dan denken wij onwillekeurig aan onzen dertig-jarigen strijd met Atjeh. Laat men de offers aan menschen en aan leed van nagelaten familieleden buiten beschouwing, dan kan men toch zeker aannemen, dat met het geld, voor dezen oorlog uitgegeven, heel wat meer te bereiken was geweest langs vredelievenden weg, dan nu langs den weg van dood en vernieling werd verkregen. De Bloch zegt, m.i. terecht, dat heel wat minder oorlog zou worden gevoerd indien de natiën te voren zich rekenschap gaven van de financieele gevolgen, die er aan verbonden kunnen zijn. En ter illustratie noemt hij o.a. de kosten van den burgeroorlog in Amerika (tot vrijmaking der slaven). Die hebben 5000 millioen dollar bedragen, terwijl alle slaven hadden kunnen worden vrijgekocht voor 800 millioen dollar. In plaats van duizend dollar per hoofd, heeft de vrijmaking door oorlog zes duizend dollar per hoofd gekost. En zou Rusland den oorlog met Japan zijn begonnen, indien het geweten had, welke kosten daaraan verbonden waren? Zou Engeland zich niet eenige malen bedacht hebben met het uitlokken van den oorlog in Zuid-Afrika, indien het geweten had welke ontzaglijke sommen daarmede gemoeid zouden zijn? Maar genoeg. Het geweten der natiën, dat in onzen tijd veel spoediger reageert op de geld-quaestie dan op eenige andere quaestie, is wakker geschud en heel gemakkelijk zal het den regeeringen niet vallen, het weder te doen indommelen.
Na volbrachten arbeid was de ontspanning, die voor de leden der Interparlementaire Unie zou volgen, bijzonder welkom. Langs de “Burlington”-lijn ging het gezelschap met dezelfde treinen als die het brachten van St. Louis naar Kansas-City en van daar naar Denver. Men kan zich bij ons te lande moeilijk eene voorstelling maken van de lengte dezer spoorweglijn. De hoofdlijnen hebben namelijk een lengte van ruim 14.000 kilometer en de bijlijnen van 4000 kilometer, terwijl dagelijks daarop 950 treinen zich bewegen. Die lengte van lijnen vertegenwoordigt een afstand van St. Louis over den Oceaan naar Petersburg en terug.
Over de 40.000 personen zijn bij deze enkele spoorwegmaatschappij werkzaam en 1300 locomotieven zijn in gebruik. Deze kolossale ontwikkeling – 40 jaar geleden was het nog maar een kleine lijn met 54 locomotieven – heeft het in de eerste plaats te danken aan de uitnemende keuze die het deed, bij de uitbreiding van haar net. Want in Amerika zijn het niet de keuter-boeren, die als pioniers der beschaving optreden, maar de spoorwegmaatschappijen. Deze leggen haar lijn door en naar gronden, waar nog niemand te voren een voet gezet heeft. Daarna begint de reclame om nederzettingen te lokken. Gelukt dit en blijkt de keuze der gronden een goede geweest te zijn, dan volgen spoedig andere en grootere waagstukken van denzelfden aard. Zoo is het gegaan met de “Burlington”-lijnen en met nagenoeg alle andere groote spoorweg-lijnen in Amerika. De “Burlington” heeft bovendien het voordeel gehad van eenige steden, aan haar lijn gelegen, tot groote ontwikkeling te zien komen. Zoo o.a. St. Louis, waarvan in dezen tijd zooveel geschreven is, in verband met de wereld-tentoonstelling. En zoo ook de stad, waarheen het gezelschap zich het eerst begaf: Kansas-City, evenals St. – Louis in den Staat Missouri gelegen. In 15 jaren is de bevolking van Kansas-City verdubbeld; zij bedraagt nu 300.000. De stad is door de groote slachterijen, die er in die jaren gekomen zijn, als slachtplaats de tweede in rang van Amerika. Chicago staat nog altijd bovenaan.
De ingezetenen hadden door vrijwillige bijdragen het gemeentebestuur in staat gesteld de vreemde gasten te ontvangen en dat geschiedde op de onbekrompen wijze waarop die ontvangst overal elders plaats had. O.a. werden wij op talrijke automobielen en four-in-hands door en om de stad gereden en waren wij zoodoende in staat de groote fabrieken en werkplaatsen, de mooie winkelstraten en de talrijke villa’s en het enorme verkeer in de straten in korten tijd waar te nemen. De Staat Missouri, met ruim drie millioen inwoners, is in de laatste jaren tot groote welvaart gekomen.
Vooral door zijn landbouw en veeteelt, maar het meest nog door zijn toenemende industrie. Op 1 Januari van dit jaar waren ruim 250 millioen dollar in industrieele ondernemingen belegd. Van dit alles heeft de Burlington-spoorwegmaatschappij natuurlijk mede geprofiteerd en heeft zij mede daaraan haar groote uitbreiding te danken.
Van Kansas-City ging het door den Staat Kansas naar Colorado’s hoofdstad: Denver.
Wij waren den Staat Missouri reeds uitgestoomd, toen wij bemerkten nog altijd in Kansas-City te zijn.
De Missouri-rivier scheidt namelijk den Staat Missouri van den Staat Kansas en nu heeft zich vlak tegenover Kansas-City van Missouri, aan de overzijde der rivier, nog eens een Kansas-City ontwikkeld, in den Staat Kansas gelegen. Deze helft is in handel en verkeer één met de overzijde der rivier, maar heeft een ander administratief beheer en staat onder een andere wetgeving.
Door den Staat Kansas, met z’n anderhalf millioen inwoners en onafzienbare prairiën ging het naar het rijke en om zijn heerlijk klimaat zoo gunstig bekende Colorado. Ongemerkt was de overgang van den eenen Staat in den anderen. Want de uitgestrekte, onontgonnen prairiën vindt men ook hier nog aan de oostelijke grens van Colorado. Toch mochten wij hier reeds ontwaren hoe de natuur een handje geholpen wordt ten einde deze gronden in vruchtbare weiden te herscheppen. De Staat Colorado heeft namelijk sedert eenigen tijd de irrigatie dier landen ter hand genomen en waar dit is geschied, ziet men thans uitgebreide boerderijen met ontelbaar rundvee dat daar in de nabijheid graast. Soms zagen wij in de verte de cow-boys hollen op hun rappe paarden, om de horden koeien te verzamelen en in een bepaalde richting te drijven. Na 24 uur sporens waren wij in Colorado-Springs, van waar een uitstapje gemaakt werd naar Cripple Creek, het centrum der mijnwerkers. Hier, ongeveer 3300 meter boven de zee bevindt zich een stad van 17.000 inwoners, allen bij de goud-delving betrokken. Dertien jaar geleden stonden er slechts enkele onbeduidende boerderijen. Sedert men goud ontdekte in de bergen neemt de bevolking met den dag toe. Nog geen dertig jaren is het geleden, dat Colorado in de Staten van Noord-Amerika werd opgenomen en nu, na de ontdekking der talrijke goud- en zilver-mijnen, der lood- en koper-mijnen in de Rocky Mountains, die den Staat van het Noorden naar het Zuiden doorsnijden, wordt het gerekend tot de rijkste der Staten van de Unie. En geen wonder! Er wordt jaarlijks voor 30 millioen dollar aan goud en 12 tot 15 millioen dollar aan zilver gedolven. Voeg daarbij 8 millioen dollar aan lood en de waarde van vijf millioen ton steenkolen en men kan zich voorstellen welk een welvaart deze, aan de aarde onttrokken rijkdom, in dit land moet verspreiden. Daar komt nog bij dat de valleien gebleken zijn uitnemend geschikt te wezen voor ooftteelt, en deze op groote schaal met gunstigen uitslag wordt beoefend. Thans wedijvert Colorado met alle andere Staten in fijne vruchten en wordt er jaarlijks voor millioenen aan waarde naar elders uitgevoerd.
Het behoeft nauwlijks gezegd dat de arbeidsloonen hier het hoogst zijn van geheel Amerika. Loonen van 5 tot 10 dollar per dag voor geoefende mijnwerkers, zijn niet zeldzaam. Het leven is hier echter ook duur. Verbaasd staat men over de gemakkelijke wijze waarop werklieden hier geld uitgeven. Na 4 of 5 dagen achtereen gewerkt te hebben wordt voor de rest van de week een uitstapje per spoor met vrouw en kinderen ondernomen. Men denke niet dat het daarbij dan zuinig toegaat. Hier wordt inderdaad bewaarheid dat “gemakkelijk verdiend” ook “gemakkelijk verteerd”, met zich brengt.
Cripple Creek is heerlijk gelegen, maar de stad zelve draagt, met hare primitief gebouwde houten woningen en onooglijke werkplaatsen rondom tegen de bergen, het karakter van een opkomend mijnwerkersoord. In de verte een prachtig gezicht op de reuzen der Rocky Mountains. De Sierra Bianca o.a. is 14.500 voet hoog, slechts 1300 voet lager dan de Mont Blanc.
Op de rondwandeling in Cripple Creek, werd ons eene brochure uitgereikt, waarin, van een werkgeversstandpunt, de werkstaking van het vorig jaar onder de mijnwerkers met de vele daaraan verbonden gewelddadigheden, werd verklaard. Die werkstaking is geeindigd met totale onderwerping der arbeiders en heeft dientengevolge de arbeiders-beweging onder de mijnwerkers grootelijks achteruit gezet. Hoe moeilijk het ook moge zijn voor een buiten-staander, om, na uitvoerige voorlichting van beide zijden, een oordeel uit te spreken, toch schijnt het mij toe vast te staan, dat de oorzaak van de strike, die door de mijnwerkers werd aangevangen om de stakende arbeiders van de smelterijen te steunen, aan bedenking onderhevig is. Dit rechtvaardigt echter niet het met geweld optreden der overheid om de werkgevers, die deze gelegenheid aangrepen om de labor-union der mijnwerkers den kop in te drukken, te steunen. Mijnwerkers, die weigerden op de aangeboden voorwaarden in dienst der werkgevers te treden, werden gewoon-weg uit hun woning gehaald en per spoor over de grens van Colorado gebracht in Kansas, vanwaar zij natuurlijk dadelijk naar Colorado-Springs of Denver terug spoorden. In Cripple Creek durfden zij echter niet terugkomen, omdat men dáár inmiddels niet-aangesloten mijnwerkers had aangesteld en die zoodanig tegen de aangeslotenen had opgezet, dat dezen hun leven niet zeker waren geweest, indien zij waren teruggekeerd. Er zijn in die dagen gruweldaden gepleegd, die de eene partij ten laste van de andere brengt en waarvan het nu onmogelijk is na te sporen op wiens rekening zij moeten gebracht worden. Maar één ding staat m.i. vast, dat namelijk het hoofd van den Staat, de gouverneur, onbevoegd heeft ingegrepen, door het geheele gebied der mijnwerkers tijdelijk onder militair beheer te plaatsen en toen zonder vorm van proces de arbeiders, die zich niet aan de voorwaarden der patroons wilden onderwerpen, uit den Staat Colorado te laten verwijderen. In November a.s. treedt deze “gouverneur” af en moet een nieuwe gekozen worden. De kans, dat de tegenwoordige zal herkozen worden acht ik niet groot, na al hetgeen ik daaromtrent in verkiezingsvergaderingen heb gehoord. Ook de groote pers staat in deze aan de zijde der werklieden en doet mede om zijn val voor te bereiden.
Er zijn uit dezen strijd wijze lessen te putten, ook voor het vak-vereenigingsleven in ons land. Ik zal daarom in mijn volgend schrijven nog even op het verloop der staking terugkomen.