Читать книгу De Chineesche Filosofie, Toegelicht voor niet-Sinologen: Kh'oeng Foe Tsz' (Confucius) - Henri Borel - Страница 3
VOORWOORD.
ОглавлениеTot dusverre zijn in de nederlandsche taal slechts zeer weinig werken over China en chineesche onderwerpen—literatuur, filosofie, ethnografie enz.—geschreven. De voornaamste werken van onze sinologen, de heeren Prof. Schlegel, Prof. de Groot, Groeneveldt enz. verschenen in de fransche of engelsche taal. Het ligt dan ook in den aard der zaak en is niet meer dan natuurlijk dat geleerden, die tientallen van jaren aan de studie van een of anderen tak van wetenschap besteedden, er op uit zijn, hun werk voor een zoo groot mogelijk publiek ter lezing open te stellen en de nederlandsche taal zullen zij hiervoor het allerlaatst kiezen. Alleen de groote nederlandsch-chineesche dictionnaire van Prof. Schlegel maakt hierop eene uitzondering, en dat Zijn Hooggeleerde de nederlandsche taal uitkoos voor een werk, waaraan hij een twintigtal levensjaren besteedde, is een daad, waarvoor het nederlandsche volk hem altijd dankbaar zal moeten blijven. [2]
Had ik eene studie gemaakt op een nog niet door anderen betreden sinologisch gebied, dan zou ik die ook vermoedelijk in een vreemde taal hebben geschreven.
In het beginnen van dit werk echter ben ik juist van het voornemen uitgegaan, iets in het nederlandsch te schrijven, dat door ieder Nederlander kan worden gelezen, en overal in Nederland en Nederlandsch-Indië gemakkelijk te verkrijgen is. Vooral had ik daarbij op het oog de Nederlanders, en meer speciaal ook de nederlandsche ambtenaren, in onze koloniën, die dagelijks met chineezen in aanraking komen, en over hen te bevelen of recht te spreken hebben. Voor dezen, hoopte ik, zou dit boek een niet onwelkom middel wezen om de filosofie der oude chineezen, van welke een gedeelte ook wet is, van meer nabij te leeren kennen dan uit de onzekere mededeelingen daaromtrent van chineesche adviseurs en officieren. Wèl bestaat eene uitstekende engelsche vertaling van de confucianistische en van alle heilige boeken der chineezen, maar ik weet bij ondervinding, dat men er niet even licht toe overgaat die te koopen en vooraf te bestellen, als men eenzelfde nederlandsch werk, dadelijk bij den boekhandelaar verkrijgbaar, zou aanschaffen. En ook zijn er altijd personen, die eene vreemde taal niet zoo vlot lezen als hun eigen, daar drukke bezigheden hen niet toelieten, zich speciaal op die taal toe te blijven leggen.
De filosofie van Confucius is onafscheidelijk van het geheele staatkundige systeem van China, en is de basis, [3]op welke alle instellingen en wetten eigenlijk gegrondvest zijn. Mocht dit werk, door den heer van Kampen zoo bereidwillig uitgegeven, aan mijne verwachting beantwoorden en de kosten dekken, dan zou dit mij eene aansporing zijn, in aansluiting hieraan een ander, over de chineesche staatsinstellingen en wetten te ondernemen.
Dat een speciaal voor niet-sinologen geschreven werk over Confucius wel in eene behoefte voorziet, bewees Prof. Legge’s speciaal voor niet-sinologen uitgegeven bewerking1 van zijn vertaling en verklaring der confucianistische geschriften, die thans reeds een zevenden druk heeft beleefd. Dat het wenschelijk is, zooveel mogelijk te weten van de ideeën en de moraal van een volk als de chineezen, die zulk een gewichtige—ál te gewichtige—rol spelen in onze koloniën, zal verder wel niemand tegenspreken.
Dit boek bevat eene korte inleiding tot de confucianistische filosofie, eene opheldering tot goed begrip van historische feiten, eene levensgeschiedenis van Confucius, de geheele vertaling der hoofdwerken „Choeng Yoeng” en „Ta Hiŏh,” en eene gedeeltelijke van het werk „Loen Yü,” een en ander zooveel mogelijk van besprekingen, verklaringen en noten voorzien.
Het gemakkelijkste ware natuurlijk voor mij geweest, eenvoudig eene hollandsche vertaling te geven van het engelsche werk van Prof. Legge. Ik heb gemeend, mij [4]er niet zóó van af te mogen maken, vooral niet, omdat ik, met al mijn eerbied voor den eminenten arbeid van dezen Nestor der sinologen, het op sommige punten, waaronder wel eens hoofdpunten, niet met dezen geleerde eens kan zijn. Ik heb Prof. Legge’s vertaling, en andere vertalingen bestudeerd en geraadpleegd,—en ook wel de versie daarin, waar ik zelf twijfelde, op vele plaatsen den doorslag laten geven, maar ten slotte heb ik een eigen, onafhankelijke vertaling en verklaring van den chineeschen tekst gegeven. Indien die vertaling op vele plaatsen met de reeds bestaande verschilt is dit, omdat ik vóór alles op mijn eigen voelen afging en dit, zonder oneerlijk te worden in mijn werk, niet aan de autoriteit van anderen, al zijn die over ’t algemeen verre mijn meerderen, kon opofferen. Van géén vertalingen zijn ooit zulke veel verschillende versie’s gegeven als van die uit het chineesch. Opmerkelijk is het b. v. hoe twee even eminente en onbetwistbaar kundige geleerden als Prof. Legge en S. Wells Williams somtijds van schijnbaar eenvoudige zinnetjes zulke uiteenloopende vertalingen kunnen geven, en het is niet onmogelijk, dat twintig sinologen van ééne bladzijde chineesch twintig, somtijds geheel met elkaar in strijd zijnde interpretaties geven.
Dat er ook in mijne vertaling dwalingen zullen zijn, en zij, evenals die van wien ook, altijd bloot staat aan zooveel aanvallen, en te goeder trouw gedane, als er andere sinologen zijn, is iets, waarop ik vooruit voorbereid ben, en dat na het bovengezegde wel verklaarbaar zal wezen. [5]
Dit boek wil echter volstrekt geen bizonder ingenieuze en gewild aparte sinologische verdienste zijn; integendeel, het is voor niet-sinologen geschreven en mijn eenvoudige bedoeling is, de leer van Confucius op zoo eenvoudig mogelijke wijze in hoofdzaak bekend en begrijpelijk te maken voor allen, die uit den aard der zaken geen gelegenheid hebben het chineesche origineel te lezen. Is het mij gelukt, daardoor deze leer in hoofdzaak bij het groote publiek in ruimen kring zóó bekend te doen zijn, dat het goed kan begrijpen de moraal, de gewoonten en de gebruiken van het chineesche element in onze koloniën, dan zal mijn doel bereikt zijn.—De hoofdideeën van Confucius, de grondslag van de geheele staats- en familie-instellingen der chineezen, indien ik déze met dit werk duidelijk heb gemaakt, dan kan ik mij verder gerust de aparte fouten vergeven, die ik zeker weet dat, ondanks ernstige studie, mijne vertaling nog zullen aankleven, fouten in zinsconstructie zoowel als in het kiezen van nederlandsche equivalenten voor chineesche begrippen.
Zijn de vertalingen en besprekingen, zoowel als de beschouwingen in de „Inleiding” oorspronkelijk van eigen hand, in het „Leven van Confucius” heb ik, wat de volgorde der feiten aangaat althans, mij geschikt naar de methode van Prof. Legge en van Robert K. Douglas („Confucianism and Taoïsm”), eene methode, welke deze geleerden hebben geput uit de eveneens door mij geraadpleegde [6]werken „Shʼ Ki” van den geschiedschrijver Szʼ Ma Tsʼien, Kiang Yoengs „Leven van Confucius” en eenige anderen.—Ik heb, dezelfde volgorde van gebeurtenissen daaruit nemende, hier en daar iets bijgevoegd en uitgelaten, en eigen beschouwingen er ingelascht.—Gaarne had ik van het werk „Loen Yü”, evenals ik van de „Choeng Yoeng” en „Ta Hiŏh” deed, het geheel vertaald, maar ik wilde dit boek niet van te grooten omvang maken. Daarom heb ik voor de beknoptheid enkel de voor mij het meest merkwaardige en tot goed begrip van Confucius hoogst noodige fragmenten genomen uit deze „Loen Yü”.
Ik voel mij vereerd, dit boek, waarin een ideale regeeringsvorm wordt beschreven, te mogen opdragen aan een geleerde en een staatsman als de heer Groeneveldt, aan wien onze koloniën zooveel te danken hebben, en naar allen hopen, nog altijd meer te danken zúllen hebben in de toekomst.
8 Maart 1896. [7]
1 „The Life and Teachings of Confucius,” 7th edition, London. Kegan Paul, Trench, Trübner & Co.↑
[]