Читать книгу Verteluurtje - Hermanna - Страница 4
ALLEEN!
Оглавление„Die vervelende Piet stoot aldoor aan de tafel; ik kan nooit ’s prettig kleuren,” riep Annie met een zeurig stemmetje uit. „Hè, Moeder, kijk nu eens, zoo’n leelijke groene veeg op de jurk van ’t boerinnetje! Daarnet stootte hij ook zoo, net toen ik met de appeltjes bezig was; toen zijn er allemaal roode halen over ’t papier gekomen.—Nare jongen!”
„Annie kan ook niets velen,” pruttelde Piet, in antwoord op Moeders vermaning van wat stiller te zitten en hij liet zich van zijn stoel glijden. In een wip had Annie haar penseel neergelegd en stond ook op den grond. „Waar ga je naar toe?” vroeg ze haastig en volgde haar broertje met de oogen.
„O neen, Piet, niet naar het speelhoekje; daar mag je niet komen.” Zij vloog er ook heen en ging met uitgespreide armen voor haar poppen, ledikantje en wagentje staan.
„Ik mag best mijn bal krijgen,” zei Piet; „is ’t niet Moeder?”
„Natuurlijk; Piet heeft evenveel recht op ’t speelhoekje als jij, Annie!”
„Hij rommelt altijd in mijn poppenhuisje; ik kan nooit ’s leuk met de poppen spelen, of hij wil meedoen en dan brengt hij alles in de war,” klaagde Annie. „Toe Piet, ga weg!”
„Neen, ik wil hier ook spelen.”
„Dat ’s niks mooi gekleurd,” klonk ’t bij de tafel. Daar stond Arnold, die in de vensterbank had zitten lezen. „Dat hondje moet je bruin met wit maken! Wacht, ik zal ’t eens netjes voor je doen!”
En ging met uitgespreide armen voor haar poppen, ledikantje en wagentje staan.
„Moeder!”—Annie gilde ’t uit. „Moeder, zegt u toch eens, dat de jongens uitscheiden! Ik kan nooit ’s prettig spelen; ze plagen me altijd!”
„Dat ’s ook wat, ik je plagen? Ik wil je juist helpen!”
Annie stampvoette. „Blijf van mijn kleurboek af!”
„Foei Annie,” zei Moeder, „wat ben je weer stout. Wat zal Tante Mies wel zeggen? Tante komt er juist aan!”
Annie stond mokkend in een hoekje, toen Tante Mies binnenkwam. Tante vroeg maar niet, wat er aan scheelde; ze begreep ’t wel, want ’t was vandaag niet voor den eersten keer, dat Annie zulke kuurtjes vertoonde.
Moeder en Tante Mies wisselden een blik van verstandhouding.
Later, toen ’t heele troepje in den tuin was, praatten Moeder en Tante lang met elkaar. „Zoo flauw,” pruttelde Annie, die altijd erg nieuwsgierig was, „waarom nou in ’t Fransch, waar we niets van begrijpen?”—
Met ’t jongste broertje, Kees, gaf ’t bij den zandhoop warempel al weer gescharrel. Annie kon niet verdragen, dat de kleine jongen een van haar vormpjes pakte. Al gebruikte ze ’t zelf ook niet op dit oogenblik, Kees mocht ’t tòch niet hebben.
Geen wonder, dat Kees begon te schreien; Annie rukte ’t hem zoo ruw uit de hand. Toen kwam Moeder en stuurde Annie naar binnen.—
Den volgenden morgen vond Annie, toen ze beneden kwam, een brief op haar bord. Dat was leuk, een brief en ze was toch niet jarig! Hij was met drukletters geschreven; Annie kon goed drukletters lezen en begon dus maar dadelijk hardop:
„Lieve Annie.
Ik ben de zuster van Tante Mies en ik kom vragen, of je vandaag en morgen en net zooveel daagjes als je maar wilt, prettig bij mij komt spelen. Ik heb veel mooi speelgoed, maar geen kindertjes, die er mee kunnen spelen. Wil je dus je broertjes ook soms meebrengen, of kom je liever alleen? Dag Annie.
De zuster van Tante Mies, die je maar
Tante Bets moet noemen.”
Annie had een kleur van plezier gekregen. „Wat een leuke brief, hè Moeder? Is dat die mevrouw, die we laatst bij Tante Mies gezien hebben? Mag ik gaan, Moeder? Maar Moeder, de jongens blijven thuis, hè? Woont Tante Bets, zal ik maar zeggen, hier in de stad?”
„Wat een vragen tegelijk,” lachte Moeder. „Ik zal de laatste maar ’t eerst beantwoorden. Neen, Tante Bets woont even buiten de stad op een mooie villa; je kunt er met de tram komen. Als je ’t prettig vindt, mag je gerust een paar daagjes bij Tante Bets logeeren. Ik weet zeker, dat je veel van Tante zult houden. Tante Bets is altijd zoo aardig met kinderen.”
„Maar de jongens blijven thuis,” zei Annie nog eens met nadruk. „Ik ga veel liever alleen!”
„Waarom, vrouwtje?”
„Wel, ze zijn altijd zoo vervelend en lastig; ik kan nooit ’s prettig spelen, of ze plagen me. Hè nee, als de jongens mee moeten, vind ik er niets aan!”
„Ze moeten volstrekt niet mee,” sprak Moeder kalm, „als je ’t wilt, mogen ze mee—”
„O nee—”
„Dan ga je alleen; afgesproken!—”
Moeder bracht Annie zelf weg. Annie voelde zich erg gewichtig, dat ze uit logeeren ging en had thuis aan iedereen verteld, dat ze wel een week zou uitblijven.
Toen de tram stil hield voor ’t groote huis, dat in een prachtig aangelegd park lag, keek Annie wat bedremmeld en greep Moeders hand stevig vast.
Maar Tante Bets kwam haar zoo vriendelijk tegemoet en geleek zoo veel op Tante Mies, dat Annie’s verlegenheid gauw verdwenen was. Moeder bleef nog een poosje en mocht zien, waar Annie zou slapen. Ook deed Tante Bets even de deur open van de ruime speelkamer, waar zooveel moois en aardigs klaar stond!
„Nu, ik zie wel, dat je een leventje als een prinsesje zult hebben,” zei Moeder en Annie knikte opgetogen. Ze liet Moeder rustig vertrekken en wuifde haar vroolijk toe, totdat de tram uit ’t gezicht was verdwenen.
„Hè, hier kon je eerst nog ’s prettig spelen,” dacht Annie, toen ze voor de kast vol speelgoed in haar eentje op den grond zat. Geen vervelende Piet, die in ’t poppenhuis rommelde, geen wijsneuzige Arnold, die haar zou bedillen, en geen kleine Kees, die overal aan kwam! Hier was niemand, dan zij alleen;—over al dit moois was zij nu alleen de baas, had Tante Bets gezegd.
Annie speelde eerst met de poppen, die zoo keurig waren aangekleed, alsof ze naar een partijtje moesten. De poppen van Annie hadden maar gewone schooljurken aan, dus je kunt begrijpen, hoe Annie deze bewonderde. Ze kleedde ’t heele troepje voorzichtig uit, lei de kinderen te slapen in beeldige ledikantjes achter rose gordijnen en kleedde ze toen weer aan. Thuis speelde ze vaak schooltje, met Piet er bij, als meester; hij deed wel vervelend en zonder kibbelen ging ’t nooit maar.... Annie keek eens om zich heen in de ruime, stille kamer.... ’t was haar hier toch alsof ze wat miste.—
Van de poppen, hoe mooi ze ook waren, had Annie veel gauwer genoeg dan thuis. Kwam Tante Bets nu maar ’s wat bij haar zitten met haar naai- of verstelwerk, zooals Moeder altijd deed! Annie ging wat bladeren in de prentenboeken, die op de tafel lagen. Thuis was ’t altijd een toer om ze uit Arnolds handen te krijgen en als Annie eens een boek voor zich alleen had, wou Kees geregeld meekijken. Vervelend was dit, hoor! Je was prettig aan ’t lezen en wou omslaan, en dan patste Kees met zijn handje op ’t blad of hield het vast om het plaatje nog ’s te bekijken. Wat was Annie daar al vaak ongeduldig en boos om geworden!
Nù kon ze heerlijk rustig lezen, net zoo lang als ze maar wou! Ze begon aan een aardig verhaaltje, maar toen ze halverwege was, deed ze ’t boek dicht. ’t Was zoo vreeselijk stil in de kamer en door het huis was ’t óók al zoo stil!
Thuis hoorde je altijd wàt,—deuren open of dichtdoen, fluiten van Piet en Arnold, Kees’ stemmetje, dat zoo aardig babbelen kon, stommelen op de trap van vlugge jongensvoeten.—Hè, zou ’t hier altijd zoo stil wezen?—Voorzichtig deed Annie de deur open, keek eens in de gang, waar een dikke, mollige looper lag;—geen wonder, dat je hier geen voetstappen hoorde—thuis op ’t zeil was dat heel wat anders.
Als een wezeltje zoo behendig gleed Annie de trap af.
Tante Bets kwam gelukkig juist uit een van de benedenkamers, want alleen had Annie geen wijs kunnen worden uit al die deuren.
Samen met Tante ging ze nu naar buiten. Hè, hier was ’t heerlijk! Wat een mooie bloemperken, en zelfs een fontein ook. Hoog sprong ’t water op, om dan klaterend met een regen van zilveren droppels neer te komen in een bassin, waar goudvisschen zwommen; terwijl ze er naar keek, dacht Annie op eens aan Kees. Wat zou hij een schik in de goudvischjes hebben! Onwillekeurig zag ze om zich heen, alsof ze hem roepen wou.—Hoe dom! Kees was hier immers niet!—
Aan ’t eind van den tuin was een stal. Tante Bets deed de deur open en bracht Annie bij een bruinen ponnie, die mak en aardig was en zelfs kunstjes kon doen. Als Tante hem vroeg om een poot, lichtte hij den voorpoot op en hij kon ook een klontje suiker uit Tante’s zak halen. Wat zouden de jongens dat leuk vinden!—Maar nog mooier werd ’t, toen Annie op den ponnie mocht rijden! Tante Bets hield haar vast en zoo ging het ’t geheele park door.
Annie genoot, maar vond ’t onderwijl toch jammer, dat Piet en Arnold en Kees haar nu niet konden zien. Wat zouden ze voor oogen opzetten: Annie zoo deftig op een ponnie!—
Aan tafel was Annie stil. Ze zat daar in een groote, groote kamer, ja, je kon wel zeggen: een zaal,—alleen met Tante Bets, voor een tafel heerlijke dingen. Tante bediende haar van alles en praatte vroolijk en gezellig, maar telkens was ’t Annie alsof ze iets miste. Als er een feestje thuis was en er kwam dessert op tafel, dan was Annie er altijd op uit om gauw met haar oogen de lekkerste stukjes vast uit te kiezen. O wee, als één van de jongens dan ook juist zijn zin op zoo’n stukje had gezet,—wat kon Annie dàn kwaad zijn! Wat had ze dàn vaak gedacht: „hè, ik wou, dat er eens dessert op tafel kwam, zonder dat jullie er bij waren.” Maar dat gebeurde natuurlijk nooit. Zoo iets bijzonders als dessert zou Moeder toch nooit geven, als ze niet allemaal present waren!
Nu, hier waren de jongens er dan niet bij; je zoudt dus meenen, dat Annie nu wel erg genieten zou. Tante Bets liet Annie zelf de lekkerste dingen van de schaaltjes kiezen en had er ’t grootste geduld bij. Toch was en bleef Annie stil; je kon wel zien, dat ze ondanks dit alles niet den rechten schik had.
Na ’t eten zou ze wat kleuren.
Tante bediende haar van alles en praatte vroolijk.
Tante had een pracht van een verfdoos en mooie, duidelijke platen.
„Hè ja,” zei Annie, met iets van opluchting in haar stem,—„kleuren, dat ’s leuk!”
Vol ijver begon ze; Tante Bets bleef bij haar zitten; dat was prettig. Wat zou Annie nu mooi kleuren! Niemand, die aan de tafel stootte of haar ’t penseel afpakte of wel wijze opmerkingen maakte over Annie’s werk.
Ja, dàt zou je zoo denken,—maar als je na een minuut of tien over Annie’s schouder gekeken hadt, zou je gezien hebben, dat er allemaal vegen en halen buiten ’t lijntje gekomen waren—een boom werd blauw in plaats van groen en de bruine verf van ’t hek was doorgeloopen, alsof ’t er op geregend had.—En ’t regende nog aldoor: druppelde, druppelde, druppel ging ’t op de plaat. Dat waren Annie’s tranen. Annie schreide toch zoo en daardoor kon ze ook niet zien, of ze blauw, dan wel groen nam voor den boom.
„Mijn lieve kind, wat scheelt er aan?” vroeg Tante Bets verschrikt, toen ze Annie’s verdriet gewaar werd.
„’t Is,—’t is hier ook zóó stil;—je hoort hier niets,” schreide Annie; „ik wou weer naar huis, naar Vader en Moeder, en naar Piet en Arnold en—K—Kees!” Met een snik kwam dit laatste er uit.
Tante Bets nam haar op den schoot; ze was gelukkig niets boos; neen, ze zei, dat ze ’t zich best kon begrijpen. ’t Was hier bij haar ook erg stil en als je thuis dan ook zulke aardige broertjes hadt als Annie....
„Ja,” knikte Annie en stemde ’t volmondig toe, dat ze aardige broertjes had.
Ze plaagden wel eens of deden wild, vervolgde Tante, maar ’t waren toch leuke jongens, en ’t was heel natuurlijk, dat Annie ’t geen dagje buiten hen kon stellen.
Toen Tante en Annie ’t dus hierover zoo eens waren, konden de tranen spoedig gedroogd worden. Samen bedachten ze nu een mooi plannetje en toen liet Annie zich zoet naar bed brengen. Ze was nu weer heelemaal getroost, maar wel tien keer moest Tante haar nog verzekeren, toen ze er al in lag, dat ’t heusch zoo zou gebeuren, als ze ’t samen afgesproken hadden, namelijk dat Tante morgenochtend vroeg Piet, Arnold en Kees zou laten halen om met Annie met ’t mooie speelgoed te spelen en op den ponnie te rijden.—O, die Annie!—’t Alleen-zijn was haar dus niets bevallen. Zou je niet denken, dat ze er door geleerd had in ’t vervolg ook meer van de broertjes te verdragen?—
„Ik wou weer naar huis, naar Vader en Moeder, en naar Piet en Arnold en—K—Kees!”