Читать книгу De schipbreuk van de "Berlin" 21 Februari 1907 - Jean-Louis Pisuisse - Страница 6

De eerste geredde.

Оглавление

Inhoudsopgave

Eén enkele man van de ongeveer 150 personen, die aan boord van de Berlin waren, was op den dag van de schipbreuk gered. Men hoopte en bad dat meerderen het leven er bij af zouden brengen, maar de nacht ging in en nog altijd was het maar die éene.

Wij, de verslaggevers—ons aantal groeide bij 't uur—volgden elkander op den voet, verloren elkaar niet uit 't oog, bang als we waren dat de een eer dan de ander den geredde,—kapitein Parkinson heette hij—spreken zou en de primeur van diens interessante ervaringen zou hebben.

Dadelijk bij onze aankomst des avonds in het Hotel Amerika, waar de geredde was ondergebracht, vernamen wij reeds het consigne: »Niemand wordt bij den geredde toegelaten,« doch een Handelsblad-collega wenkte mij terzijde en fluisterde geheimzinnig: »Ik heb 'm al.«

Hij, de bekende Haagsche »hoefijzer«-correspondent van ons blad, was uit niet veel meer dan persoonlijke belangstelling naar den Hoek gekomen, behoefde dus niet zooveel tijd te besteden aan het verzamelen van bijzonderheden en was kalm in het Hotel Amerika gaan zitten wachten tot Parkinson wakker zou worden.

Trouwens het geluk diende ook mij, want, tijdens een haastig middagmaal mij even op het bovenportaal van het Hotel bevindend, zag ik hoe juist iemand door mej. Tuin, de dochter van den hotelhouder, die den geredde verpleegde, tot hem werd toegelaten. En ik zou geen goed journalist zijn geweest als ik toen niet was meegegaan.

Ik combineer thans de interviews welke mijn collega en ik met den heer G. W. Parkinson hadden.

Wij vonden hem natuurlijk nog te bed. Het bleek een forschgebouwde vijftiger, met regelmatige gelaatstrekken, peper-en-zoutkleurig kort geknipt haar en ernstige blauwe oogen. Blijkbaar was hij nog uitgeput door het vreeselijke avontuur, dat hij had meegemaakt, en ik moest mij zelf geweld aandoen om meer reporter dan mensch te zijn door hem te komen lastig vallen om het verhaal van zijn wedervaren.

Vermoeid sloeg mr. Parkinson de oogen op toen ik de kamer binnentrad en er klonk meer ernst dan scherts in zijn woorden, toen hij mij toevoegde: »You reporters are terrible fellows.« Toch deelde hij mij welwillend mede, wat hij vertellen kon, maar, zooals hij zelf zeide, van de oorzaak der stranding wist hij niets. Hij bevond zich toch in zijn kooi toen het ongeluk gebeurde, maar sliep niet, want juist was, zooals op de Harwichbooten gebruikelijk is, de reveille geblazen.

»Zoodra ik door een hevigen schok voelde dat er iets niet in den haak was, trok ik vlug enkele kleedingstukken aan en vervolgens vernemende wat er gaande was, kleedde ik mij verder nagenoeg geheel aan, deed een zwemgordel om, daar overheen mijn overjas en spoedde mij naar het dek.

»Op weg van Londen naar Harwich had ik nog iemand gezien dien ik kende, een zekeren Holden, die voor zaken naar Moskou ging en vóór zijn vertrek, evenals anderen, een verzekering van 500 pond sterling had gesloten. Toen hij mij dat verteld had, zei ik hem dat hij de polis niet bij zich had moeten houden, waarop hij antwoordde, dat ik gelijk had en dat hij het document van Harwich uit terug zou zenden. Of hij dat nog gedaan heeft, weet ik niet. Ik zag hem het laatst terwijl hij half uit zijn kooi was gekomen en ik riep hem toe: »Good bye, Holden, perhaps we'll never meet again.»«

Boven gekomen zag kapitein Parkinson dat het schip zich dwars over een dam bevond, liggende in een vreeselijke branding, die er meters boven uitsloeg, en vlak bij een vuurtoren. Zelf gezagvoerder ter koopvaardij—hij was op weg naar Amsterdam om er het bevel op zich te nemen over het stoomschip Myrmidon van de Maatschappij »Ocean»—zag Mr. Parkinson dadelijk de hachelijke positie van het schip in en deelde hij zijn opinie daaromtrent dan ook onmiddellijk mede aan zijn collega Precious dien hij op de brug aantrof met den loods en den stuurman.

»This is going to be a bad job,» zeide hij tot laatstgenoemden, en deze antwoordde lakoniek: »It is.»

Kapitein Parkinson verlaat hersteld den Hoek. (vergroting 756×1021, 152kb)

De hoofdmachinist kwam op dat oogenblik op de brug melden, dat de machines fullspeed achteruitsloegen. De kapitein hoopte dan ook het schip nog vlot te krijgen, doch spoedig bleek die hoop ijdel. Met ontzaglijke stooten werd de »Berlin» telkens weer op den dam geslagen en Mr. Parkinson begreep dat van behoud van het vaartuig geen sprake kon zijn.

Intusschen zag hij de reddingsboot naderen en hij zoowel als zijn mede-passagiers geloofden, dat deze buiten het hoofd om het wrak zou kunnen bereiken. Dit was waarschijnlijk oorzaak, dat van een eigenlijke paniek aan boord geen sprake was. Het einde kwam nog onverwacht: de boot brak plotseling. Parkinson, die nog juist met zijn tweede stuurman had staan praten, welke ook naar Amsterdam moest, werd, een oogenblik vóór het schip in tweeën viel, overboord geslagen door een stortzee. Zijn zwemgordel bracht hem echter weer boven water en dadelijk sloeg hij de armen uit en begon te zwemmen. »Eerst trachtte ik»—zoo vertelde de heer Parkinson—»een groot stuk wrakhout te bereiken, maar dat gelukte mij niet. Zee na zee sloeg mij over het hoofd. Een tweede maal zag ik weer iets in mijn nabijheid. Ik slaagde er in het te bereiken en te grijpen. Het was een lijk, drijvend met het hoofd en de ledematen onder water. Toen ik dat had losgelaten, zocht ik weer iets anders en slaagde er eindelijk in een stuk hout te grijpen. Ik zag een boot die uitging, het was een Engelsche boot en ik stak mijn stuk hout op om hun aandacht te trekken. Ze zagen mij en schreeuwden mij iets toe, doch zij konden niet bij mij komen. Telkens sloegen de zeeën over mij heen, ik kreeg veel water binnen en werd koud en zeer slaperig. Ik voelde mij alsof ik zacht en aangenaam in slaap begon te gaan.

»Toen kwam daar opeens de reddingsboot. Zij staken mij een bootshaak toe, die ik greep en daarna trokken zij mij aan beide handen aan boord. Nog juist bijtijds.

»Maar even ben ik aanboord der reddingsboot bewusteloos geweest, doch spoedig kwam ik weer bij kennis, trok wat jassen over mij heen en vroeg om cognac. Anders gebruik ik dit wel nooit maar nu dacht ik dat het mij goed zou doen. Ik kon echter geen druppel binnen krijgen.

»Ja, inderdaad, ik ben zeer gelukkig en dankbaar dat ik gered ben, maar »oh, I am so sorry to hear, that I am the only one.««

Vol lof sprak de geredde schipbreukeling over de liefderijke verpleging welke hij in het Hotel Amerika ontving, en van anderen hoorden wij hoe hij uit dankbaarheid een gouden Chineeschen ring van zijn vinger had genomen en die geschonken had aan mej. Tuin, zijn vriendelijke verzorgster.

De schipbreuk van de

Подняться наверх