Читать книгу De complete werken van Joost van Vondel - Joost van den Vondel - Страница 3

Оглавление

OP DE AANKOMSTE VAN DE
KONINGINNE VAN 'T ZUIDEN TE HIERUSALEM.

Inhoudsopgave

Klinkert.

Inhoudsopgave

Ei! ziet, wat schoonder Zon verlaat de Zuider palen[1],

Opheffend' haar perruik, die op de vorsten smaalt[2]

Met steenen, daar natuur op 't Goddelijkst meê praalt;

Wat ijver perst haar doch zoo wijd te loopen dwalen?

Hoe nu, is 't om een peerl nog aan haar kroon te halen?

Ach! neen, de liefd' die heeft haar eedle borst gewond,

Om smaken, hoe den dauw, uit 's wijzen konings mond,

Veel liefelijker vloeit als honig in de dalen;

Een vrouwe, eene koninginne, en heidene, die komt

Beschamen onzen roem, hoe schoon die is verblomd[3]:

't Licht van dees gouden lamp wischt, met zijn groote klaarheid,

Al onzen luister uit, vermids wij, zwaar gejokt[4],

Ons Kristus' wijsheid nooit zoo wijd heeft uitgelokt:

Dies derven wij het heil van de aangeboden waarheid.

DOOR EEN IS 'T NU VOLDAEN.

[1] grenzen, landen.

[2] blinkt.

[3] versierd.

[4] gejukt, belast; een zoogenoemde afgebroken zin, welks onderwerp in den volgenden regel voorwerp wordt.

De complete werken van Joost van Vondel

Подняться наверх