Читать книгу Lord Lister: De speelvorst van Monaco - Kurt Matull - Страница 3

Оглавление

DE SPEELVORST VAN MONACO.

EERSTE HOOFDSTUK.

EEN OFFER VAN DE SPEELHOLEN.

Inhoudsopgave

„Het is toch een wonderlijk plekje gronds, dat Monte-Carlo en terecht een paradijs,” sprak Charly Brand tot zijn vriend en gebieder lord Lister, of, zooals hij werd genoemd, John Raffles. „Het gezicht op de diepblauwe zee met dien eeuwig lachend-blauwen hemel is gewoon weg verrukkelijk.”

„Je hebt gelijk, Charly. Het is heerlijk, hier op het terras van het „Café de Paris” te zitten en onbezorgd zijn sigaret te kunnen rooken.”

Bij deze woorden blies Raffles een aantal van de mooiste kringetjes de lucht in, die vervaagden in de ruimte.

„En toch geldt ook hier het spreekwoord: „men wandelt niet ongestraft onder palmen.”

„Ik zou niet weten welke schaduwzijde er kleeft aan ons verblijf hier!” antwoordde de secretaris, terwijl hij zijn meester vragend aankeek.

„Ons? Hm? Ons bedoelde ik ook niet! Maar denk eens aan al die honderden, die duizenden, die aan den speel duivel zijn overgeleverd en die geen rust hebben, voordat ze heelemaal geruïneerd zijn! De gedachte aan die rampzalige slachtoffers is toch wel in staat een druppel weemoed te werpen in het genot van deze schoone omgeving.”

„Meen je inderdaad, Edward, dat het zóó erg is?”

„Helaas, ja!”

„Er verloopt bijna geen dag zonder dat men hier onder de palmen iemand vindt, die een eind maakte aan zijn verwoest leven.”

„Vreeselijk!”

„Allen verliezen ze hun kapitaal en ze rusten niet, voordat ze hun laatste centime verspeeld hebben!”

„Dat is toch hun eigen schuld!”

„Ja, feitelijk wel! Maar toch zijn ze niet allemaal [2]te veroordeelen. Het spel is een geweldige hartstocht. Slechts weinigen kunnen daaraan weerstand bieden, als—ze eens het genot gesmaakt hebben.”

„Dan zal ik maar liever heelemaal niet ermee beginnen,” antwoordde Brand met schuwen blik naar het Casino, dat, overgoten door zonnegoud, prachtig afstak tegen het azuur van den hemel en het groen der palmen.

„Kijk eens hoe ze stroomen naar de speelzaal, alsof ze niet gauw genoeg hun ongeluk kunnen te gemoet gaan!”

„Ik heb er altijd het land aan gehad, Charly! Kom laat ons een eindje in het park gaan wandelen!”

Raffles betaalde de koffie.

Daarna stond het tweetal op en verliet het terras met zijn gewemel van menschen.

De vrienden wandelden naar stille, bekoorlijke plekjes en Charly wilde reeds weer allerlei uitroepen slaken van bewondering, toen plotseling de hand van den grooten onbekende zwaar drukte op zijn arm.

De secretaris keek zijn vriend verbaasd aan.

Raffles had zijn sigaret uit den mond laten vallen.

Wat zou er gebeurd zijn?

Charly zou niet langer in twijfel blijven verkeeren.

Reeds in het volgende oogenblik snelde lord Lister naar een palmgroep toe.

Verbaasd keek Brand toe naar wat gebeuren ging.

Hij zag, dat Raffles zijn zakmes te voorschijn haalde, het opende en vlug als een kat in den palmboom klom.

In het volgende oogenblik zag Brand een zwarte schaduw door de lucht glijden.

Was het een menschelijk lichaam geweest?

Raffles misschien?

Neen!

Deze sprong van den palmboom af en bukte zich ter aarde.

Brand haastte zich naar de plaats, waar hij den vriend zoo juist had zien verdwijnen achter een groep aloë’s en kaktussen.

Wat hij daar zag, was niet in staat hem te kalmeeren.

Raffles knielde er neer bij het uitgestrekte lichaam van een jongeman, die, naar zijn uiterlijk te oordeelen, tot den voornamen stand moest behooren.

Zijn lang, smal gezicht, de vorm van zijn mond en zijn lichtblond haar teekenden duidelijk den Engelschman.

Het jonge gelaat toonde echter eenige rimpels, die wezen op zware zorgen.

Raffles was bezig den jongeman, die nog niet dood was, in het leven terug te roepen.

Hij had een fleschje te voorschijn gehaald en voorhoofd en slapen van den vreemdeling met den inhoud ervan ingewreven.

Daarna bewerkte hij de borst van den ongelukkige.

„Leeft hij nog?” vroeg Brand.

„Ik hoop het! Zijn lichaam is nog warm. Help mij, Charly, hier, wrijf zijn zijden! Het hart moet weer gaan werken!”

Charly Brand was verbluft.

Maar hij poogde zich zoodra mogelijk weer te herstellen en hij knielde neer bij den ongelukkige, om zoodra mogelijk hulp te verleenen.

„Ik hoop hem nog in het leven te behouden; de arme kerel!” sprak lord Lister.

„Zou het ook alweer een slachtoffer zijn van daarginds, Edward?”

„Natuurlijk! En het zal ook niet het laatste offer zijn. Kijk eens! Zijn borst begint waarachtig weer op en neer te gaan! Masseer hem flink, vooral in de hartstreek, maar voorzichtig, niet drukken!”

Charly deed, wat hem gevraagd was en werkte, alsof hij zijn heele leven masseur was geweest.

Raffles boog het hoofd over het uitgestrekte lichaam.

Aandachtig luisterde hij.

„Hij leeft!” riep hij toen uit met verheugd gelaat, „hij leeft, Charly, ga door met je werk! Wij moeten dien ongelukkigen kerel weer in het leven terugroepen! [3]Hem redden van den dood, die zijn dorre, knokige vingers reeds naar hem had uitgestrekt.”

Lord Lister goot nu een paar druppels Eau de Cologne in den mond van den jongeman, die nog altijd bewusteloos lag uitgestrekt.

Nog eens wreef hij hem voorhoofd en slapen en zag toen met schitterende oogen, dat de kleur terugkeerde op de wangen van den ongelukkige.

„Kijk, Charly, kijk! Hij krijgt een kleur!”

Raffles hielp nu mee masseeren en al spoedig smaakte het tweetal de voldoening, dat de bewustelooze een diepen zucht slaakte.

Zijn borst begon te beven en plotseling sloeg hij de oogen op.

Het waren twee blauwe oogen met een uitdrukking vol droefheid.

Verwonderd keken ze de redders aan.

„Waar ben ik?” fluisterde de vreemde in het Engelsch.

„Onder vrienden,” antwoordde Raffles in dezelfde taal.

De ander zweeg.

Toen, plotseling, werd hij zich van zijn toestand bewust en hij herinnerde zich wat hem in den dood had gedreven.

Hij wierp zich met het gelaat ter aarde en brak los in krampachtig snikken.

„Waarom hebt ge mij niet laten sterven?” riep hij uit in woeste smart.

„Wat moet ik nog op de wereld doen? Ik ben geruïneerd! Laat mij! Laat mij sterven!”

Charly wilde den ongelukkige overeind helpen.

John Raffles echter wenkte hem dit niet te doen.

„Laat hem liggen,” fluisterde hij, „zijn smart moet uitwoeden en eerst als deze heeft uitgeraasd, zullen wij eens verstandig met den jongeling spreken. Doe nu niets, dat hem zou kunnen vertoornen!”

Bedaard ging lord Lister naast den ongelukkige in het gras zitten.

Charly Brand schudde het hoofd.

Hij kon die bedaardheid van zijn vriend en meester niet goed begrijpen.

De ongelukkige Engelschman snikte nog steeds voort met krampachtige schokken en een paar keer wilde hij opspringen om opnieuw zelfmoord te plegen.

Maar Raffles drukte hem dan telkens weer met zacht geweld omlaag en legde zijn koele hand op het brandende voorhoofd van den ongelukkige.

Eindelijk werd deze wat kalmer.

Een verlichtende tranenstroom vloeide hem over de wangen en hij werd zoo zacht en leidzaam als een kind.

Dat was juist de stemming, die de groote onbekende had willen afwachten.

Nu kon hij praten met den ongelukkige, wiens lichamelijke redding hem tenminste reeds gelukt was. [4]

Lord Lister: De speelvorst van Monaco

Подняться наверх