Читать книгу Multatuli: Multatuli en Mr. J van Lennep; Multatuli en de Vrouwen - Lodewijk van Deyssel - Страница 3

VOORAF

Оглавление

Inhoudsopgave

Het jaar 1890 is wel een rijk jaar geweest voor boekhandel en letterkunde; rijk aan voor den boekhandel veelbelovende en te gelijk—wat maar al te zelden het geval is—voor de letterkunde interessante uitgaven. Van de in dat jaar verschenen werken, welke betrekking hebben op de geschiedenis der letterkunde, kan er ongetwijfeld geen in beteekenis wedijveren met de deelen Brieven1, waaraan het ons een genoegen is eene bespreking te kunnen wijden.

Er zijn drie hoofdsoorten van auteursbrieven. Vooreerst die, waarvan de schrijvers er naar streven de minste met hun naam geteekende schrifturen tot vlekkeloos grammatikaal-korrekte stukjes te fatsoeneeren, waarvan de schrijvers geen onderscheid maken tusschen hun voor de drukpers en het publiek en hun voor een post-couvert en een enkelen persoon bestemde bladzijden. Hun eenvoudigste briefjes zullen glad, netjes en „mooi” zijn als de steeds „aan kant” gehouden zitkamer eener Hollandsche vrouw, maar zullen ook geen spoor van de charme eener huiselijk-intieme, ongewild-oprechte en pittoresque wanorde vertoonen. Het echte intérieur van hun gemoedsleven, bevroren in keurige spraakkunstvormen,—zij ’t ook met de koude pracht van een ijspaleis,—getoiletteerd met eene onberispelijke punktuatie, zal voor hun lezers nooit gemakkelijk te betreden en geheel te leeren kennen zijn.

De tweede soort auteursbrieven zijn die, wier schrijvers een radikaal onderscheid maken tusschen gedrukt en ongedrukt. Als deze de pen ter hand nemen om haar gedurende eenige uren in dienst te stellen van de drukpers, doen zij hunner gedachte en de uitdrukking daarvan iets als een officiëel, konventioneel tuig aan, gebruiken alleen algemeen aangenomen en vaststaande zins- en stijlwendingen, die hun overigens even gemeenzaam zijn als aan ambtenaren van den Burgerlijken Stand en aan Geestelijken de formule der huwelijksplechtigheden. Maar, als ware daar toch iets minder aangenaams in, hoe wreken zij zich op hunne eigene, in hun schatting verplichte, deftigheid, als, in een ander gedeelte van den dag, het uur der gemeenzame korrespondentie heeft geslagen! Dan vermeien zij er zich in, zoo gemakkelijk mogelijk, ja, meer dan gemakkelijk, achteloos, slordig, zich in hemdsmouwen te bewegen. Daardoor ontstaat zulk een buitensporig verschil tusschen hun publieke en hun private geschriften, dat eene vergelijking van die twee soorten voortbrengselen zou doen wanen, dat men met twee menschen te doen heeft in plaats van met een en denzelfden.

De derde soort auteursbrieven gelijken den eerstgenoemden, doch op omgekeerde wijze. Het zijn de brieven dier schrijvers, die denken, spreken, boeken schrijven, en brieven schrijven, alles op de zelfde manier, en wel niet op een vooraf door hen bedachte of aangenomene, maar alleen zóo, als hun gemoed en geest het hun op ’t oogenblik van ’t schrijven zelf ingeeft. Van hen kan men met alle recht zeggen, dat zij schrijven in den meest ongebonden aller stijlen. Zij bemoeien zich niet met stijl, zij laten de kompositie van hun stijl geheel aan de spontane werking hunner stemming over.

Multatuli behoorde tot deze laatste schrijvers. Behalve dat de toon in zijn publieke werken hier en daar iets hooger is aangezet, heeft hij al die werken geschreven alsof het intieme brieven waren. Dát althans kunnen wij nu met de meeste stelligheid weten. Wij zijn nu in staat de brieven, de huishoudelijkste en innigste brieven naast de openbare werken te leggen en te konstateeren: Multatuli heeft nooit kunnen vermoeden, dat deze brieven eens openbaar zouden worden, hij schreef, zooals hij dacht, en: zijn ander werk is precies als deze brieven. Ook in dat andere werk schreef hij dus zooals hij dacht. Deze man heeft de o. a. door Zola in Musset als zeldzaam geprezen verdienste van nooit te hebben gelogen.

Laat ons dus herhalen: nu wij deze brieven bezitten, nu wij dus zonder zweem van twijfel weten, dat Multatuli zich steeds gaf, zooals hij was, nú kunnen wij pas degelijk aan de karakteristiek van zijn persoon arbeiden, zonder vrees dat later eventueel te ontdekken gegevens onze waardeeringen zouden kunnen beschamen. En daarom zijn deze Brieven zulk een belangrijke uitgaaf te achten, en daarom behoort het Nederlandsch publiek mevr. Dekker dankbaar te zijn, dat zij deze uitgave heeft ondernomen.

Er is een belangrijk verschil in opvatting van hunne taak als uitgeefster der Brieven hunner echtgenooten tusschen mevr. Dekker en mevr. Huet, belangrijk en zeer eigenaardig. De koele en effen brieven van onzen scherpen en kalmen officiëelen kritikus heeft zijne vrouw ons gegeven, zoo maar, zooals zij daar lagen, zonder eenig kommentaar, zonder emendaties, als archiefstukken ten behoeve der letterkundige geschiedenis. De ongedurige, woelige, nooit eens even bedaarde maar altijd hartstochtelijke epistolaire uitingen van onzen niet-officiëelen philosoof, romanschrijver en prozadichter, worden ons voorgelegd als heftige pleidooien in een polemiek, die nog maar niet wil uitsterven, en mevr. Dekker omgeeft ze van, wikkelt ze als ’t ware in, kommentaren, in even intiemen toon gesteld als de brieven zelf, en waar zij onophoudelijk zoo nadrukkelijk mogelijk partij kiest voor haar beminden en vereerden man. Multatuli’s vurige ziel werkt na zijn dood nog na, er komt nog vuur uit zijn graf, deze brieven zijn als de laatste brandende opwellingen van een vulkaan, dien men ten onrechte reeds voor geheel uitgeput hield.

1 Brieven van Multatuli. Bijdragen tot de kennis van zijn leven. Gerangschikt en toegelicht door Mevr. Douwes Dekker, geb. Hamminck Schepel. Het ontstaan van den Havelaar, 1859. Amsterdam, W. Versluys. 1890. Brieven van Multatuli, enz. De Havelaar verschenen, 1860. Amsterdam, W. Versluys, 1890.

Multatuli: Multatuli en Mr. J van Lennep; Multatuli en de Vrouwen

Подняться наверх