Читать книгу Een Lied Voor Wezen - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 10
HOOFDSTUK TWEE
ОглавлениеSophia liep terug naar het kamp dat ze met de anderen had gebouwd, niet wetend wat ze moest doen, wat ze moest denken, wat ze moest voelen. Ze moest zich focussen op elke stap in het donker, maar in werkelijkheid kon ze zich niet concentreren. Niet na wat ze zojuist ontdekt had. Ze struikelde over boomwortels, hield zich aan bomen vast terwijl ze het nieuws probeerde te bevatten. Ze voelde hoe takken met bladeren in haar lange rode haar verstrikt raakten, en hoe boomschors strepen van mos op haar jurk schilderde.
Siennes aanwezigheid kalmeerde haar. De boskat streek met haar lichaam langs haar benen en leidde haar terug naar de plek waar de wagen stond. De cirkel van licht die afkomstig was van het kampvuur leek de enige veilige plek in een wereld die ineens geen fundering meer leek te hebben. Cora en Emeline zaten bij het vuur; het voormalige dienstmeisje van het paleis en het straatmeisje met de gave om gedachten te lezen, en ze keken Sophia aan alsof ze in een geest was veranderd.
Op dat moment wist Sophia niet zeker of dat niet zo was. Ze voelde zich niet substantieel; ze voelde zich onwerkelijk, alsof het minste zuchtje van de wind haar in tien verschillende richtingen kon blazen, en ze zichzelf nooit meer terug zou kunnen vinden. Sophia wist dat ze eruitzag als een wilde, na haar wandeling tussen de bomen door. Ze ging tegen een van de wielen van de wagen zitten en staarde wezenloos voor zich uit. Ondertussen kroop Sienne tegen haar aan, bijna zoals een huiskat gedaan zou hebben.
“Wat is er?” vroeg Emeline. Is er iets gebeurd? voegde ze mentaal toe.
Cora liep ook naar haar toe en raakte Sophia’s schouder aan. “Is er iets aan de hand?”
“Ik…” Sophia lachte, ondanks het feit dat lachen helemaal níét de juiste respons was op wat ze voelde. “Ik denk dat ik zwanger ben.”
Terwijl ze het zei veranderde haar gelach in tranen, en toen ze eenmaal begonnen kon Sophia ze niet meer tegenhouden. Ze stroomden over haar wangen, en zelfs zij wist niet of het tranen van geluk of wanhoop waren, of het door de spanning kwam, of door iets compleet anders.
De anderen hielden haar vast en sloegen hun armen om haar heen, terwijl Sophia’s wereld wazig werd.
“Het komt wel goed,” zei Cora. “We zorgen wel dat het goed komt.”
Sophia zag niet hoe dit ooit goed zou kunnen komen.
“Sebastian is de vader?” vroeg Emeline.
Sophia knikte. Hoe kon ze denken dat er iemand anders was geweest? Toen besefte ze… Emeline dacht aan Rupert, en ze vroeg zich af of zijn poging tot verkrachting misschien verder was gegaan dan ze hadden gedacht.
“Sebastian…” bracht Sophia uit. “Hij is de enige met wie ik ooit naar bed ben geweest. Het is zijn kind.”
Hún kind. Of dat zou het worden, uiteindelijk.
“Wat ga je doen?” vroeg Cora.
Dat was de vraag waar Sophia geen antwoord op had. Het was de vraag die haar weer dreigde te overweldigen, de vraag die de tranen in haar ogen deed springen als ze erover nadacht. Ze kon niet bedenken wat ze nu moest doen. Ze kon niet bedenken hoe het goed zou komen.
Toch deed ze haar best om erover na te denken. In een ideale wereld zouden zij en Sebastian nu getrouwd zijn. Ze zou erachter zijn gekomen dat ze zwanger was terwijl ze was omgeven door mensen die haar zouden helpen, in een warm, veilig thuis waar Sophia een kind kon grootbrengen.
In plaats daarvan was ze in de koude, natte buitenlucht, en had ze alleen Cora en Emeline om het nieuws aan te vertellen. Zelfs haar zusje kon haar nu niet helpen.
Kate? stuurde ze de duisternis in. Kun je me horen?
Er kwam geen antwoord. Misschien kwam het door de afstand, of doordat Kate te druk was om antwoord te geven. Misschien waren er nog een tiental andere factoren van toepassing. Sophia wist simpelweg niet genoeg over het talent dat zij en haar zusje hadden om te weten wat het kon beperken. Het enige dat ze wist was dat de duisternis haar woorden opslokte, alsof ze ze had geschreeuwd.
“Misschien komt Sebastian je wel zoeken,” zei Cora.
Emeline keek haar ongelovig aan. “Denk je echt dat dat zal gebeuren? Dat een prins op zoek gaat naar een meisje dat hij toevallig zwanger heeft gemaakt? Dat het hem ook maar iets kan schelen?”
“Sebastian is niet zoals de meeste mensen in het paleis,” zei Sophia. “Hij is lief. Hij is een goede man. Hij—”
“Hij heeft je weggestuurd,” merkte Emeline op.
Daar kon Sophia niets tegenin brengen. Sebastian had niet echt een keus gehad toen hij erachter was gekomen dat ze tegen hem had gelogen, maar hij had een manier kunnen vinden om de bezwaren van zijn familie te omzeilen, of hij had achter haar aan kunnen gaan.
Het voelde goed om te denken dat hij zou proberen om haar te vinden, maar hoe waarschijnlijk was dat? Was het realistisch om te hopen dat hij op zoek zou gaan naar iemand die hem had misleid, iemand die had gelogen over wie ze was? Dacht ze soms dat dit een of ander liefdeslied was, waar de galante prins erop uit trok om de liefde van zijn leven te vinden. Zo zat het leven niet in elkaar. De geschiedenis schreef over tal van koninklijke bastaarden, dus wat zou één kind meer uitmaken?
“Je hebt gelijk,” zei ze. “Ik kan er niet op rekenen dat hij me komt zoeken. Zijn familie zou erop tegen zijn, zelfs al zou hij het willen. Maar ik moet hoop houden, want zonder Sebastian… ik denk niet dat ik dit zonder hem kan.”
“Er zijn mensen die kinderen in hun eentje opvoeden,” zei Emeline.
Die waren er inderdaad, maar kon Sophia een van hen zijn? Na alles dat ze in het Huis der Onbekenden had meegemaakt wist ze dat ze nooit, nooit een kind aan een weeshuis zou kunnen overdragen. Maar hoe kon ze nu een kind opvoeden als ze niet eens een veilige plek voor zichzelf kon vinden?
Misschien lagen de antwoorden op die vraag ook wel in de buurt. Het grote huis was nu niet te zien in het donker, maar Sophia wist dat het er was, en de belofte van geheimen had een onweerstaanbare aantrekkingskracht. Het was de plek waar haar ouders hadden gewoond, de plek met de brandende gangen die haar dromen nog altijd teisterden.
Ze zou de waarheid over wie ze was achterhalen, en erachter komen waar haar plek in de wereld was. Misschien zouden die antwoorden haar genoeg stabiliteit geven om haar kind groot te brengen. Misschien zouden ze haar een plek geven waar alles goed zou komen. Misschien kon ze dan eindelijk naar Kate roepen en haar zusje vertellen dat ze een thuis voor hen had gevonden.
“Je… hebt opties,” zei Cora. De aarzeling in haar stem vertelde Sophia wat die opties waren, nog voor ze een blik in haar gedachten had geworpen.
“Je wil dat ik mijn kind weghaal?” zei Sophia. Alleen de gedachte al was… ze wist niet of ze dat wel kon. Hoe kon ze dat nu doen?
“Ik wil dat je doet wat jij denkt dat het beste is,” zei Cora. Ze reikte in een zakje aan haar riem, naast de buideltjes met make-up. “Dit is rakkas poeder. Elke onvrije vrouw leert hierover, want ze kan geen nee zeggen tegen haar meester, en haar meesters echtgenote wil geen kinderen die niet van haar zijn.”
Er zat een pijnlijke, bittere toon in haar stem die Sophia wilde begrijpen. Instinctief reikte ze naar Cora’s gedachten, en ze vond pijn, vernedering, een vrouw van adel die tijdens een feestje de verkeerde kamer was ingelopen.
Er zijn dingen waar zelfs wij ons buiten moeten houden, stuurde Emeline naar haar. Haar uitdrukking verraadde niets van wat ze dacht, maar Sophia kon haar afkeuring voelen. Als Cora ons iets wil vertellen, dan doet ze dat wel.
Sophia wist dat ze gelijk had, maar toch deed het haar pijn dat ze er niet voor haar vriendin kon zijn, zoals Cora er voor haar was geweest met Prins Rupert.
Je hebt gelijk, stuurde ze terug, het spijt me.
Laat Cora maar niet weten dat je aan het rondsnuffelen was. Je weet nooit hoe persoonlijk zulke dingen kunnen zijn.
Sophia wist dat, want Ruperts poging om haar te dwingen zijn minnares te worden was iets waar ze niet over wilde praten, of over wilde denken, of op wat voor manier dan ook mee geconfronteerd wilde worden.
Maar haar zwangerschap was iets anders. Dat ging om haar en Sebastian, en dat was iets groots, gecompliceerd, iets dat mogelijk geweldig zou kunnen zijn. Het was alleen ook een potentiele ramp, voor haar en iedereen om haar heen.
“Je lost het op in water,” legde Cora uit, “en dan drink je het op. De volgende ochtend ben je niet meer zwanger.”
Ze deed het zo simpel klinken. Ze overhandigde het buideltje aan Sophia, maar Sophia aarzelde om het poeder van haar aan te nemen. Ze stak haar hand uit, en alleen al de aanraking voelde als een verraad van iets dat tussen haar en Sebastian was. Toch pakte ze het aan. Ze voelde het gewicht van het buideltje in haar hand, en staarde ernaar alsof het haar de antwoorden kon geven die ze nodig had.
“Je hoeft het niet te doen,” zei Emeline. “Misschien heb je gelijk. Misschien komt die prins van je wel. Of misschien kun je een andere manier bedenken.”
“Misschien,” zei Sophia. Op dat moment wist ze niet wat ze moest denken. Het idee dat ze een kind kreeg met Sebastian had fantastisch kunnen zijn onder andere omstandigheden. Het zou haar gevuld hebben met het vreugdevolle vooruitzicht dat ze een gezinnetje zou beginnen, dat ze zou settelen, dat ze veilig was. Maar hier voelde het als een uitdaging die minstens zo groot was als alle andere gevaren die ze tijdens hun reis naar het noorden waren tegengekomen bij elkaar. Ze wist niet zeker of ze wel tegen die uitdaging opgewassen was.
Waar kon ze nu een kind grootbrengen? Het was niet zo dat ze een plek had om te wonen. Ze had niet eens een eigen tent. Ze had alleen maar de gedeeltelijke beschutting van de wagen om zichzelf te beschermen tegen de motregen in de duisternis. Ze hadden de wagen ook gestolen, dus ze voelden zich nog steeds een beetje schuldig, elke keer dat ze iets aten of dronken. Kon Sophia de rest van haar leven blijven stelen? Kon ze dat doen terwijl ze een kind opvoedde?
Misschien zou ze het halen naar het grote huis dat in het hart van Monthys lag. En wat dan? Het zou een ruïne zijn, niet geschikt voor menselijke bewoning, laat staan een veilige plek om een kind groot te brengen. Het was dat, of er zouden al mensen zijn, en dan zou het nog een heleboel moeite kosten om hen te bewijzen wie ze was.
En zelfs als ze daarin zou slagen, wat dan? Ze was een meisje met een tattoo van het masker van de godin, een teken dat bewees dat ze één van de onvrijen was. Dacht ze nu echt dat mensen zo’n meisje zomaar zouden accepteren? Dacht ze echt dat mensen haar zomaar zouden binnenlaten, haar een plek zouden geven waar ze haar kind kon grootbrengen, of haar op wat voor manier dan ook zouden helpen? Dat was niet wat mensen deden met meisjes zoals zij.
Wilde ze wel een kind op deze wereld zetten? Was het wel juist om een hulpeloos kind in zo’n wrede wereld groot te brengen? Het was ook niet zo dat Sophia iets wist over het moederschap, of dat ze haar nakomeling iets te leren had. Alles dat ze had geleerd in haar leven had te maken met de wreedheid die kwam na ongehoorzaamheid, of het geweld dat een wees mocht verwachten.
“We hoeven nu geen beslissing te nemen,” zei Emeline. “Dit kan wachten tot morgen.”
Cora schudde haar hoofd. “Hoe langer je wacht, hoe moeilijker het wordt. Het is beter als—”
“Stop,” zei Sophia, die de naderende discussie onderbrak. “Ophouden. Ik weet dat jullie allebei willen helpen, maar dit is niet iets dat jullie voor mij kunnen beslissen. Ik weet niet eens of ik dat zelf wel kan, maar ik zal wel moeten, en ik moet het alleen doen.”
Ze wenste dat ze er met Kate over kon praten, maar toen ze weer met haar gedachten de nacht in riep, kwam er nog altijd geen antwoord. Hoe dan ook, Kate was waarschijnlijk beter in het oplossen van problemen die te maken hadden met vijanden of achtervolgers. Dit was niet iets waar ze al eerder mee te maken had gehad.
Sophia liep naar de andere kant van de wagen en nam Cora’s poeder met zich mee. Ze vertelde hen niet wat ze ging doen, want op dat moment wist ze dat zelf niet eens. Sienne stond op om achter haar aan te lopen, maar Sophia duwde de boskat met haar gedachten van zich af.
Ze had zich nog nooit zo alleen gevoeld.