Читать книгу Een Lied Voor Wezen - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 11
HOOFDSTUK DRIE
ОглавлениеDe laatste keer dat Angelica naar de vertrekken van de Weduwe was gegaan, was het omdat ze haar bij zich had laten roepen. Ze had zich toen al genoeg zorgen gemaakt. Nu ze op eigen initiatief kwam was ze doodsbang, en Angelica haatte dat. Ze haatte het gevoel van machteloosheid dat haar achtervolgde, ondanks het feit dat ze een van de belangrijkste aristocraten in het koninkrijk was. Ze kon doen wat ze wilde met haar dienstmeisjes, met haar zogenaamde vrienden, met de helft van de adel in het koninkrijk. Maar de Weduwe kon haar nog altijd laten executeren.
Het feit dat Angelica haar die macht had gegeven maakte de situatie nog erger. Ze had het gedaan op het moment dat ze had geprobeerd Sebastian te drogeren. Dit was geen koninkrijk waar de monarch iemand kon laten executeren door met haar vingers te knippen, maar in haar geval… er was geen jury van aristocraten die wat zij had gedaan als iets anders dan verraad zou beschouwen, mocht de Weduwe het zover willen laten komen.
Dus ze dwong zichzelf om kalm te blijven toen ze bij de deuren naar de vertrekken van de Weduwe arriveerde. De wachters zeiden niets. Ze wachtten slechts tot Angelica hen zou verzoeken om naar binnen te mogen. Als ze meer tijd had gehad, zou Angelica een dienstmeisje hebben gestuurd om een verzoek te doen. Als ze meer vertrouwen in haar macht had, zou ze de mannen berispt hebben om het feit dat ze haar geen respect toonden.
“Ik wil hare majesteit spreken,” zei Angelica.
“Wij zijn er niet van op de hoogte gesteld dat de koningin iemand zou ontvangen,” zei een van de wachters. Er was geen verontschuldiging, geen beleefdheid. Angelica nam zich stilletjes voor dat ze de man daarvoor zou laten boeten. Misschien als ze een manier kon vinden om hem uit te zenden naar de oorlog?
“Ik wist tot even geleden niet dat het noodzakelijk was,” zei Angelica. “Vraag haar of ze me wil ontvangen, alsjeblieft. Het gaat over haar zoon.”
De wachter knikte en ging naar binnen. Het noemen van Sebastians naam was voldoende om hem te motiveren, zelfs al kon Angelica’s positie dat niet. Misschien wist hij al wat de Weduwe Angelica duidelijk had gemaakt: dat wanneer het op haar zoons aankwam, er weinig was dat ze niet zou doen.
Dat was ook wat Angelica de hoop gaf dat dit zou kunnen werken, maar het was ook wat dit gevaarlijk maakte. De Weduwe zou kunnen voorkomen dat Sebastian zou vertrekken, maar ze kon er net zo goed voor kiezen om Angelica te laten executeren voor het feit dat ze er niet in was geslaagd om hem te verleiden, zoals haar was opgedragen. Maak hem gelukkig, had de oude tang haar gezegd, laat hem niet aan andere vrouwen denken. Ze was duidelijk genoeg geweest.
De wachter kwam al snel weer terug en hield de deur voor Angelica open. Hij boog niet zoals hij zou moeten, en kondigde haar ook niet met haar volledige titel aan.
“Milady d’Angelica,” riep hij in plaats daarvan.
Maar ja, wat voor titels had Angelica die het op konden nemen tegen die van een koningin? Welke macht had zij, die niet verbleekte naast de macht van de vrouw die in de zitkamer van haar vertrekken stond, haar gezicht als een zorgvuldig opgemaakt masker?
Angelica boog, want ze durfde niets anders te doen. De Weduwe gebaarde ongeduldig dat ze moest staan.
“Een onverwachts bezoek,” zei ze zonder te glimlachen, “en nieuws over mijn zoon. Ik denk dat we de formaliteiten wel kunnen overslaan.”
Maar als Angelica niet had gebogen, zou Sebastians moeder het haar ongetwijfeld kwalijk hebben genomen.
“U zei dat ik u ieder nieuwtje over Sebastian moest vertellen, Uwe Majesteit,” zei Angelica.
De Weduwe knikte en ging in een comfortabel uitziende stoel zitten. Ze nodigde Angelica niet uit om te gaan zitten.
“Ik weet wat ik gezegd heb. Ik weet ook wat ik gezegd heb dat er zou gebeuren als je dat niet deed.”
Angelica kon zich de dreigementen maar al te goed herinneren. Het Masker van Lood, de traditionele straf voor verraders. Alleen de gedachte al deed haar huiveren.
“Wel?” vroeg de Weduwe. “Ben je erin geslaagd om mijn zoon de meest gelukkige aanstaande echtgenoot ter wereld te maken?”
“Hij zei dat hij wegging,” zei Angelica. “Hij was kwaad omdat hij vond dat hij gemanipuleerd werd, en zei dat hij achter de hoer aanging waar hij van hield.”
“En jij hebt niets gedaan om hem tegen te houden?” wilde de Weduwe weten.
Angelica kon nauwelijks geloven dat ze dat zei. “Wat had ik moeten doen? Hem bij de deur tackelen? Hem in zijn kamer opsluiten?”
“Moet ik het voor je uitschrijven?” zei de Weduwe. “Sebastian mag dan geen Rupert zijn, maar hij is en blijft een man.”
“Denkt u dat ik dat niet geprobeerd heb?” kaatste Angelica terug. Dat deed haar nog het meeste pijn. Ze was nog nooit eerder afgewezen. Wie ze ook had gewild, of dat nu uit oprecht verlangen was geweest of simpelweg om te bewijzen dat ze hem kon krijgen, ze waren allemaal op haar avances ingegaan. Sebastian was de enige die haar ooit had afgewezen. “Hij is verliefd.”
De Weduwe zat daar en leek een beetje te kalmeren. “Dus je wil me vertellen dat je niet de echtgenote kunt zijn die ik voor mijn zoon nodig heb? Dat je hem niet gelukkig kunt maken? Dat je nutteloos voor me bent?”
Angelica zag het gevaar te laat.
“Dat zei ik niet,” zei ze. “Ik ben alleen gekomen omdat—”
“Omdat je wilde dat ik je problemen voor je oploste, en omdat je bang was voor wat er zou gebeuren als je niet kwam,” zei de Weduwe. Ze ging staan en prikte met haar vinger tegen Angelica’s borst. “Wel, ik ben bereid om je wat advies te geven. Als hij het meisje volgt, zij zal waarschijnlijk naar Monthys gaan, in het noorden. Is dat voldoende voor je, of moet ik ook een kaart voor je tekenen?”
“Hoe weet u dat?” vroeg Angelica.
“Omdat ik weet waar dit om gaat,” snauwde de Weduwe terug. “Laat het duidelijk wezen, Milady. Ik heb al iets gedaan om mijn zoon onder controle te houden. Ik heb jou gestuurd om hem af te leiden. Nu, als het nodig is, zal ik die optie verwerpen, maar dan zou er geen huwelijk zijn, en ik zou… zeer teleurgesteld in je zijn.”
Ze hoefde er verder geen woorden aan vuil te maken. In het beste geval zou Angelica van het hof worden weggestuurd. In het ergste geval…
“Ik maak het goed,” beloofde ze. “Ik zal ervoor zorgen dat Sebastian van mij gaat houden, en alleen van mij.”
“Doe dat,” zei de Weduwe. “Wat het ook kost.”
***
Angelica had geen tijd voor de gebruikelijke finesses van reizen. Dit was niet het moment om in een rijtuig door de stad te hobbelen, ingesloten door een menigte van aanhangers, en omgeven door genoeg dienstmeisjes om haar tot een slentergangetje te vertragen. In plaats daarvan liet ze haar dienstmeisjes haar rijkleding opduiken, en pakte ze zelf een kleine tas in met spullen die ze nodig had. Ze bond zelf haar haar naar achteren in plaats van het te laten invlechten, wetend dat er voor dergelijke zaken geen tijd zou zijn onderweg. Trouwens, er waren dingen waarbij het beter was als ze niet herkend werd.
Ze ging Ashton in met een mantel met kap om zich heen gewikkeld, zodat niemand zou zien wie ze was. Ze zette ook een half masker op, iets dat in de stad gebruikelijk was bij gelovigen. Niemand zou het in twijfel trekken. Ze reed eerst naar de poorten van het kasteel en hield halt bij de wachters, terwijl ze een munt tussen haar vingers ronddraaide.
“Prins Sebastian,” zei ze. “Welke kant is hij opgegaan?”
Ze wist dat ze haar identiteit voor de wachters niet kon verbergen, maar zij zouden waarschijnlijk ook geen vragen stelen. Ze zouden er simpelweg vanuit gaan dat ze de man waar ze van hield, de man met wie ze wilde trouwen, achternaging. En dat was niet eens zo ver van de waarheid.
“Die kant op, Milady,” zei een van de mannen, wijzend. “Dezelfde kant die de meisjes opgingen een paar dagen geleden.”
Angelica had het kunnen weten. Hij wees, en Angelica vertrok. Ze volgde Sebastian door de stad als een hond tijdens de jacht, hopend dat ze hem kon vinden voor hij te ver ging. Ze voelde zich bijna als een soort geest die aan de stad was gebonden. Thuis was ze machtig. Daar kende ze de mensen, en wist ze met wie ze moest praten. Maar hoe verder ze van huis ging, hoe meer ze op haar verstand moest vertrouwen. Ze stelde dezelfde vragen die Sebastian gesteld moest hebben, en kreeg dezelfde antwoorden.
Mensen die zo smerig waren dat ze hen anders nooit zou hebben aangesproken, vertelden haar over hoe Sophia en het dienstmeisje de stad uit waren gevlucht. Ze herinnerden het zich nog omdat het de meest opwindende gebeurtenis van de laatste weken uit hun trieste bestaan was geweest. Misschien zouden zij en Sebastian wel de nieuwste roddel worden. Angelica hoopte van niet. Een roddelende vissersvrouw, die voor haar op haar knieën viel toen ze passeerde, vertelde Angelica over een achtervolging door de straten van de stad. Een straatrat die zo smerig was dat Angelica niet wist of het een jongen of een meisje was, vertelde haar hoe ze in de vaten van een wagen waren gedoken om zich te verstoppen.
“En toen zei de vrouw van de wagen dat ze met haar mee moesten gaan,” zei het smerige wezen tegen haar. “Ze zijn met zijn drieën vertrokken.”
Angelica wierp de straatrat een kleine munt toe. “Als je tegen me liegt, zal ik erop toezien dat je van een van de bruggen wordt gegooid.”
Nu ze over de wagen wist, was het makkelijker om ze te volgen. Ze waren naar de meest noordelijke uitgang van de stad gereden, en dat bevestigde waar ze heen gingen: Monthys. Angelica dreef haar paard aan. Ze hoopte dat de informatie van de Weduwe correct was, en vroeg zich tegelijkertijd af wat de oude vrouw achterhield. Ze vond het niet prettig om een pion in andermans spel te zijn. Op een dag zou die oude heks ervoor boeten.
Vandaag moest ze er echter voor zorgen dat ze Sebastian inhaalde.
Angelica had nog niet bedacht hoe ze zou proberen hem van gedachten te laten veranderen. Hij zou nog altijd een brandend verlangen hebben naar die… die… Angelica kon geen woorden bedenken die wreed genoeg waren voor een Onvrije die zich voordeed als iemand anders, die Angelica’s prins had verleid, die niets dan een belemmering was geweest sinds ze was gearriveerd.
Ze moest voorkomen dat Sebastian haar vond, maar hij zou zijn zoekactie natuurlijk niet stopzetten omdat zij dat vroeg. Dat betekende dat ze moest handelen, en snel ook, als ze wilde dat dit goed afliep.
“Uit de weg!” riep ze, en ze spoorde haar paard aan tot een snelheid die beloofde iedereen die stom genoeg was om in de weg te lopen te verpletteren. Ze reed de stad uit en volgde de route die ze dacht dat de wagen had genomen. Ze reed dwars door velden heen en sprong over heggen, terwijl ze de takken langs haar laarzen voelde schrapen. Zolang ze Sebastian maar kon inhalen voor het te laat was.
Ze naderde een kruispunt en zag een man tegen de wegwijzer leunen. Hij had een fles cider in zijn hand, en zag eruit als iemand die niet van plan was om in beweging te komen.
“Jij,” zei Angelica. “Ben je hier elke dag? Heb je een wagen met drie meisjes langs zien komen, een paar dagen geleden?”
De man aarzelde en staarde naar zijn drank. “Ik—”
“Het maakt niet uit,” zei Angelica. Ze haalde haar portemonnee tevoorschijn, en het gerinkel van Royals was onmiskenbaar. “Nu wel. Een jonge man genaamd Sebastian zal het je vragen, en als je deze munten wilt, moet je zeggen dat je hen hebt gezien. Drie jonge vrouwen, één met rood haar, één gekleed als een dienstmeisje uit het paleis.”
“Drie jonge vrouwen?” zei de man.
“Eén met rood haar,” herhaalde Angelica met wat ze hoopte een gepast geduld. “Ze vroegen om de weg naar Barriston.”
Dat was de verkeerde kant op, natuurlijk. Bovendien was het een reis die Sebastian een tijdje bezig zou houden, en als hij haar niet kon vinden, zou dat zijn dwaze verlangen naar Sophia doen afkoelen. Het zou hem de kans geven om aan zijn verplichtingen te denken.
“Hebben ze dat echt gedaan?” vroeg de man.
“Als je de munten wilt wel,” snauwde Angelica. “De ene helft nu, de andere helft als het gedaan is. Herhaal wat ik heb gezegd, zodat ik weet dat je niet te dronken bent als het zover is.”
Hij slaagde erin om Angelica’s woorden te herhalen, en dat was goed genoeg. Dat moest wel. Angelica gaf hem zijn munt en reed door terwijl ze zich afvroeg hoe lang het zou duren voor hij besefte dat ze niet met de rest terug zou komen. Hopelijk pas nadat Sebastian langs was geweest.
Tegen die tijd zou zij allang verdwenen zijn. Ze kon het zich niet veroorloven dat Sebastian haar zou zien, of dat hij erachter zou komen wat ze had gedaan. Bovendien kon ze wel een goede voorsprong gebruiken. Het was een lange reis naar Monthys, en Angelica moest doen wat ze moest doen voordat Sebastian besefte dat hij een fout had gemaakt en achter haar aan kwam.
“Ik red het wel,” verzekerde Angelica zichzelf terwijl ze naar het noorden reed. “Ik zal het gedaan krijgen, en ik ben terug in Ashton voordat Sebastian doorheeft dat er iets mis is.”
Het gedaan krijgen. Dat was een delicate manier om het te verwoorden. Alsof ze nog in het paleis was en schok veinsde, terwijl ze de indiscreties van een of andere aristocrate in de geruchtenmolen gooide. Waarom niet gewoon zeggen wat ze bedoelde? Dat er, zodra ze Sophia had gevonden, maar één ding was dat ervoor zou zorgen dat ze zich nooit meer met haar leven of dat van Sebastian kon bemoeien; één ding dat duidelijk zou maken dat Sebastian van haar was, en dat de Weduwe ervan zou overtuigen dat Angelica tot alles bereid was om haar positie veilig te stellen. Eén ding waardoor Angelica zich veilig zou kunnen voelen.
Sophia moest sterven.