Читать книгу Specialiteiten - Multatuli - Страница 3

II

Оглавление

Wie 't goede wil, en daarom 't kwade bestrydt, vergist zich vaak—zooals andere geneesheeren—in de keuze der middelen. Ik vrees dat het vorig hoofdstuk niet goed geschreven is. Sommigen zullen 't geestig vinden, en by dezulken heb ik m'n doel gemist, wyl dan de aandacht werd afgeleid van de bestreden kwaal, om die overtebrengen op de eigenaardigheid van den geneesheer. Niet dáártoe meldt zich 'n arts by den zieke. En wie m'n betoog niet geestig vindt, heeft nog meer reden om de strekking daarvan te versmaden. Waartoe ik my dan ook by dezulken vriendelyk aanbeveel.

Indien ik my inderdaad vergist heb in de medikatie … men vergeve het my. Evenzeer als m'n vriend AUGUSTE, de advokaat-likdoornsnyder, ben ik 'n voorstander van emollients. Maar na zóó dikwyls m'n krachten vruchteloos beproefd te hebben aan 't uitroeien der frazenziekte, was ik eindelyk wel genoodzaakt m'n geluk te beproeven met cautéres van spot. Ik verzeker den lezer, dat ik bedroefd ben over de hardnekkigheid van de kwaal. Ingemoede tracht ik met gezond verstand te dienen. De Rede is m'n godin.

Waar ik haar zie miskennen, bloedt my het hart.

Niets natuurlyker alzoo, dan dat ik alles haat wat tot die miskenning aanleiding geeft, of daartoe meewerkt.

Onder de bondgenooten van redelooze Ongodsdienstigheid vinden we steeds in de voorste gelederen: fraze, spreekwoord, zegswys, manier van spreken, dicton, citaat, zaag en deun … altemaal adjudanten van den leugen-duivel, misbruik van het Woord—van den Logos—zonden tegen den H. Geest der Waarheid, Godslastering.

Het eerste woord waarmee de eerste misdadiger den eersten doodslag trachtte te vergoelyken, was … 'n praatje.

–Ben ik myns broeders hoeder? vroeg KAĎN.

–Neen (had het zonderling spook kunnen antwoorden, dat in sommige gedeelten van den bybel—volstrekt niet overal!—voor ŤGodť wordt uitgegeven) neen, maar die ambteloosheid gaf je geen recht dien broeder doodteslaan.

of:

–Niet dáárover loopt onze kwestie. De bedoeling van m'n vraag is, ňf je hem doodsloeg, en met welk recht?

KAĎN gebruikte die zegswyze—hy zal er wel bygevoegd hebben: gelyk de groote dichter zich uitdrukt, of: om 'n oudecht-vaderlandsch spreekwoord te bezigen … dat kleedt 'n fraze!—hy sprak zoo, uit verlegenheid.

Juist. Wie broeders doodstaat, en met Waarheid overhoop ligt, voelt zich verlegen. En 'n fraze is daarvan de korollaire uiting. Waar we dus frazen ontmoeten, ligt ergens een vermoorde broeder in 't kreupelhout.

En daarom zal men my vergeven dat ik naar helschen steen gryp om Ťpraatjesť uittebranden. ŤGodť deed het ook in die cause sélčbre. Hy maakte korte metten met den praatjesmakenden moordenaar, en smeet hem zonder veel vorm van proces 't paradys uit. Bien jugč!

* * * * *

Toen ik zoo-even de uitdrukking: huurfraze ontdekte, was ik zoo vergenoegd dat ik al m'n vrienden 'n driedaagsche champagneparty gegeven heb. Nog niet geheel bekomen van den roes dien ik me by zulke gelegenheden tot 'n gewoonte heb gemaakt, hoop ik in dit hoofdstuk alle geestigheid te vermyden, en de vraag: wat zyn specialiteiten? zoo burgerlyk-ordinair te behandelen, dat daaruit by geen mogelykheid 'n nieuwe champagneparty zal kunnen voortkomen. Dit vooruitzicht is my te aangenamer omdat ik eigenlyk geen wyn lust, en vooral niet het extrakt van rottekruid dat velen zich opdringen—alsof 't 'n zaagcitaat ware!—zoo byzonder lekker te vinden.

M'n vreugde over 't woord huurfraze vindt haar grond in de hoop dat dit woord zelf tot fraze zal verheven worden, en dat nog na veel eeuwen deze of gene woordenkramer zal worden doodgeslagen met 'n verpletterend: Ťje redeneering rydt op huurknollen … gelyk de groote MULTATULI zoo wčl gezegd heeft.ť Similia similibus!

Van m'n onsterfelykheid ben ik zeker. Ik heb te veel gezegd dat tot zaag kan omgeknoeid worden, om niet heel stevig in leven te blyven na m'n dood. Ik schaam my als ik bedenk hoevelen er gereed staan de skeletten van m'n arme statiepaarden, averechts opgetuigd voor hun huurkarretjes te spannen. Iets eerlyker dan PYTHAGORAS waarschuwde ik reeds voorlang tegen 't vervloekte autosephae … óók 'n fraze!

* * * * *

Specialiteiten zyn … byzondere dingen. Nu weet ge 't.

Generaliteiten zyn … algemeene dingen. Dŕt weet ge nu ook.

Wanneer men 't laatste van die beide woorden toepast op personen, dan zou men het allergevoeglykst kunnen toelichten door de omschryving: 'n generaliteit is de zoodanige die van alles—of van niemendal—verstand heeft. Iemand die tot alles bekwaam is, of tot niemendal.

Dat deze definitie even volledig en juist, als bondig is, valt in 't oog door vergelyking met het woord generaal: een militair die alle vyanden—of geen enkele vyand—doodslaat, in tegenstelling van den soldaat die zeer speciaal slechts op 'n enkelen tegenstander aanlegt, en dien enkelen maar zelden raakt.

Na deze zoo nauwkeurige en stipte ontleding van den zin dien wy aan 't woord generaliteit behooren te hechten—ik vermeed het heenwyzen naar species en genus, om m'n pedanterie te verbergen—zyn we nu voorbereid tot het wčl vatten van de beteekenis der uitdrukking die als uithangbord boven dit vertoogjen in zoo passend gezelschap geplaatst is. Een opschrift alzoo: on its right place.

Een specialiteit is …

Lieve lezer, ik weet het waarachtig niet!

Zou ook dŕt woord misschien 'n deun zyn, de basnoot waarop armoed aan denkvermogen 't maseurige wysje doedelt van den right man?

* * * * *

Na de duidelyke uiteenzetting van de beteekenis die we aan 't woord specialiteit moeten hechten, behandelen wy nu—ik hoop even afdoende—de vraag waar zoo'n specialiteit behoort geplaatst te worden?

Wel … niets eenvoudiger. On the right place, natuurlyk.

Wie dáármee niet tevreden is …

De bakker by z'n oven, de smid voor z'n vuur, de kat achter de kachel, en ROLLET in 't tuchthuis, als 't waar is althans, wat BOILEAU van dien heer zeide.

En waar specialiteiten niet behooren? Allereenvoudigst alweer!

ROLLET op 't kussen, enz. enz.

* * * * *

Het doet me waarlyk genoegen de verhandeling in drie deelen zoo goed en kort te hebben afgedaan. Ik gunde me ditmaal den tyd niet, den lezer te vervelen. Daar echter m'n blaadje nog niet vol is, vraag ik 't woord voor 'n klein verhaal. Misschien stelt het den lezer eenigszins schadeloos voor de lankdradigheid van de verhandeling.

Aan 'n table-d'hôte in den Haag, sprak ik. Dit moet vermeld worden als 'n uitzondering, dewyl anders gewoonlyk myn specialiteit in zwygen bestaat. Maar 'n zeer byzondere reden drong my … och, ik zeg niet gaarne waarom ik deel nam aan de konversatie.

Er was spraak van handel, winkeliers-smart, kramers-humbug, koopmanstrouw en verdere Nederlandsche volkomenheden. Ik had 'n paar bydragen geleverd, doch met weinig succes. Men vond ze niet pikant. 't Is dus met schroom dat ik die nu herhaal, maar ze kunnen by 't afspinnen van m'n vertelling niet gemist worden.

Ik verhaalde dan hoe 'n gefortuneerd jong-mens middel had weten te vinden om 'n zoogenaamd arbeiders-horloge van koper, voor honderd gulden te verkoopen aan 'n Ťvriendť die 't ding slechts uit de verte gezien had. De handige verkooper had zorggedragen zich te onthouden van de verzekering dat het van goud was, en op 't schertsend bod van den ander, die meende met 'n tamelyk kostbaar werk te doen te hebben, driemaal gevraagd: meen je 't?

–Ja, ja, ja, was er geantwoord, ik meen het!

–Daar heb je 't dan! werd er gezegd en ernstig volgehouden door den ander, tot de betaling inkluis.

Hierin lag nu de pointe van m'n vertelling niet. Maar ik meende die te leggen in 't vervolg van de historie. Een Ťzeer geachtť groothandelaar, scheepsreeder, diaken, enz. wien ik vroeger dat voorvalletje meedeelde, had me geantwoord: Ťhoor eens, daarin moet ik je nu tegenspreken. Hy had driemaal gewaarschuwd, en niet gezegd dat het van goud was. De ander had niet zoo onvoorzichtig moeten zyn … je begrypt … in den handel … neen, ditmaal ben ik 't niet met je eens … driemaal gewaarschuwd … wat wil je nog meer?

Ik had staat-gemaakt op wat verontwaardiging. Maar m'n table-d'hôte- gezelschap scheen voor 'n goed deel uit groothandelaars, scheepsreeders en kerkvoogden te bestaan. Niemand zei: hč!

Nu, 't gebeurt wel meer dat 'n vertelling dóórvalt. Ik moest me schikken.

Doch dit verklaarde niet waarom 'n heer die schuins tegenover me zat, my zoo vreeselyk boos aankeek. Ik kende hem niet, en pynigde m'n geheugen te-vergeefs met de vraag of ik dien man ooit kon beleedigd hebben? De table-d'hôte was zeer goed, ruim voorzien …

Ik moet er dit by zeggen, om te voorkomen dat men dien zuurkyker verdenke van spysnyd, of my van indiskretie in 't ledigen der schotels. Het stuk speelt in den goeden Toelast, waar de voorraad van gerechten waarlyk tegen grooter onbescheidenheid bestand is, dan ik noodig heb me te veroorlooven.

De man keek zuur, en was deftig.

Het uitvaren tegen witte dassen is wat zagerig geworden, en 't spyt me dus veroordeeld te zyn tot geschiedschryver der verblindende kleurloosheid van z'n keelbedervend halsgewaad. In 's hemelsnaam … dat is nu eenmaal zoo. En ook overigens zat de man vol witte dassen. Z'n zwarte rok was 'n witte das. Z'n welgedaan zachtblozend gelaat was 'n witte das. Z'n embonpoint was 'n witte das. En z'n zuurkyken … 'n luiermand vol witte dassen!

Na den diepen val van m'n vertelling, oogstte een commis voyageur grooten byval met oneindige Ťhé!ť 's in, over 'n verhaal dat met 'n Ťmooien slag in de amerikanenť eindigde.

M'n tweede neerlaag liet zich niet lang wachten. Ik verhaalde hoe 'n eerlyk man te … Groningen gebukt ging onder gewetenswroeging, omdat hy—door fielten meegesleept in Ťhandelszakenť—zich 'n tyd lang …

l'occasion, la faim, l'herbe tendre, Et quelque diable aussi le poussant…

Och, m'n goeie beste LAFONTAINE, die diable had best achterwege kunnen blyven! Honger, gelegenheid en … essenbladen zyn ruim voldoende om 'n afgetobden gebreklyder op 'n dwaalspoor te helpen. De man had meegedaan in 't maken van thee die in Gelderland langs de wegen groeit. En hy leed onder 't besef van die fout …

Ga heen in vrede, roep ik hem by dezen toe, en maak geen valsche thee meer. Uw zonden zyn u vergeven. Ik weet wat gy gedragen hebt. Čn daarover, čn omdat ge overigens uw geheel moeilijk leven offerdet aan de waarheid!

Maar niet dŕt vertelde ik aan m'n table-d'hôters. De tot 'n rampzalig einde veroordeelde pointe van m'n verhaal kwam hierop neer, dat ik—natuurlyk zonder namen te noemen—iets over die Geldersche- theekultuur gezegd had aan … 'n industrieel die allerliberaalst was. De man had me—daar gaat de pointe!—ouwerwetsch en dom gevonden, en geantwoord Ťdat zulke dingen overal gebeurden, en dat hyzelf 'n fabriek had van koffiboonen.ť

De gasten praatten dóór alsof ik niets interessants gezegd had. De witte dassen bleven zuurkyken.

M'n ouderling—hy was dit inderdaad—scheen verstand van wyn te hebben. Gedurig hield hij z'n glas tegen 't licht, en doorboorde het met kennersblikken. Hy dronk echter zeer weinig, waaruit ik opmaakte dat de wyn niet deugde. Ik bedroog me. Hy verzekerde z'n buurman die hem daarnaar vroeg, dat de wyn uitstekend was. Maar … zonderling, hy zei dit op ontevreden toon, en als iemand die 'n onaangename waarheid verkondigt.

Met bliksemsnelheid nam ik die byzonderheid aan als opheldering van z'n zuurkyken. De wyn is goed, hy is er boos om. My ziet-i boos aan, dus is hy goed op me … zóó zal 't wezen!

Weer mis! Hy was me volstrekt niet welgezind. Integendeel. Z'n heele linnenkast was hevig op me verstoord. Dit bleek uit de wys waarop hy 't zoutvat niet zien wilde, dat ik hem toeschoof toen hy dit scheen te zoeken. Hy wou van my en m'n zout niet gediend zyn, en voorzag zich elders, uittartend-duidelyk met opzet.

Twee pointes in 't water, zout versmaad … och, 't was zoo bitter!

–Wie is toch die … heer, vroeg ik aan iemand naast me. ŤManť durfde ik niet zeggen, om de witte dassen.

En er werd my 'n naam genoemd, dien ik kende.

–Dat is 'n vrome familie, zei ik.

–Zeker! En hyzelf is vooral niet minder vroom dan de rest. Hy is …

–Ouderling, wil ik wedden.

–Geraden! En hy is boos op je, omdat je … nu dan, omdat je 'n Ťvrydenkerť bent.

't Was zoo! De witte dassen gloeiden van heiligen toorn Ťomdat ik den CHRISTUS smaade, versmaaddeť enz. Hy zou liever sterven dan een myner werken lezen, en had z'n kinderen verboden m'n naam te noemen, of zelfs van me te droomen. Hoe ik dit later zoo precies te weten kwam, doet nu niets ter zake. Ik begreep eenigszins hoe laag hy op my moest neerzien, en op al de fameuze werken die hy uit afschuw niet gelezen had.

–Ouderling alzoo? Gut, ik dacht dat-i nog meer was dan dat. Z'n heele voorkomen kan dominee wezen.

–O neen! Van beroep is hy fabrikant …

Weer doorboorden de blikken van den christelyken zuurkyker z'n wynglas. Ontevredenheid met den wyn—die goed was, had-i gezegd—lag op z'n wezen.

Zou die wyn ook den CHRISTUS gesmaad hebben? dacht ik.

–Ah zoo … fabrikant! En wat fabriceert de man?

–Hy is 'n specialiteit …

Genade ditmaal voor m'n pointe, lezer! Een derde nederlaag overleef ik niet!

–Hy is specialiteit in wynvervalschingsmiddelen!

* * * * *

Gy die zweert bij 't prachtige right men on right places, eilieve, waar plaatst ge:

m'n horlogeverkooper?

m'n scheepsreeder-groothandelaar?

m'n liberalen koffiboonenfabrikant?

m'n godvreezenden ouderling-wynvervalscher?

* * * * *

Nog altyd zit de kat achter de kachel, en spint. Het beest is op z'n plaats.

De bakker staat voor z'n oven, en bakt. De man is op z'n plaats.

De zon schuilt achter mist en nevel. En al verwarmt ze niemendal … ze staat op haar plaats.

Vuurpook en tang leunen tevreden tegen hun standertje, de kolen liggen rustig in den bak, de asch valt melancholisch door den rooster, de sneeuw op het dak wacht met geduld den tyd van smelten … all things on their right places

Maar de eerlyke JACOB DE VLETTER zit in het tuchthuis.

En heel veel boeven, die daar wezen moesten, zitten er nog altyd niet.

En DUYMAER VAN TWIST zit in de Eerste-Kamer, en vertegenwoordigt daar 'n brok van 't Nederlandsche Volk, en praat mee over Recht, Menschelykheid, Staatkunde, Indische belangen

En CHRESOS schrijft vertellingen over witte dassen, voor 't publiek van Nederland.

* * * * *

Met uw verlof … staat ook dit hoofdstuk wel op the right place?

Wel zeker! 't Is 'n brandmerk, en hoort van rechtswege thuis in een Ietsjen over SPECIALITEITEN.

Specialiteiten

Подняться наверх