Читать книгу Natuurkunde in de Huiskamer: ongeveer 100 proeven met huishoudelijke voorwerpen - Том Тит - Страница 21
ОглавлениеHet water in wijn veranderd.
Hoewel hier van geen wonder sprake is, mag de volgende proef wel interessant genoemd worden.
Neem twee even wijde glazen, welke ik duidelijkshalve A en B zal noemen, en dompel ze in een emmer water. Als ze vol zijn, keer dan het glas B onder water het onderst boven en plaats het met den rand juist op A. Haal nu de beide glazen in dien stand uit het water, houd ze goed rechtstandig, laat ze afdruipen en veeg ze af. Ge zult dan opmerken, dat B vol water blijft, zelfs als ge den rand een weinig verschuift, zoodat er tusschen B en A eene kleine tusschenruimte ontstaat, waarvan we zoo aanstonds het nut zullen zien. Als ge nu nog op den voet van B een kleiner glas C met rooden wijn plaatst, kunt ge aannemen, onder het oog der toeschouwers, en zelfs zonder den welbekenden doek der goochelaars, den wijn uit C in B over te brengen, zonder dat er een druppel in A komt, en dat wel zonder een der glazen aan te raken.
De proef blijkt tweeledig te zijn: 1o de wijn moet het glas C verlaten, en 2o in het omgekeerde glas B komen. Een draad tapisserie wol hangt met een boog in het glas C en met de beide einden over den rand; zoo doet hij door de capillariteit uitstekend dienst als hevel, en aan ieder einde vertoont zich dan ook weldra een druppel, die, allengs grooter wordende, eindelijk op den voet van B valt, om ten slotte langs dit glas naar de op elkaar geplaatste randen der beide groote glazen te vloeien.
Als de wijn hier gekomen is, stroomt hij niet verder onder de werking der zwaartekracht naar omlaag, maar wordt, vreemd genoeg, tusschen de beide randen opgezogen.
Dit verschijnsel is een gevolg van de capillariteit en herinnert aan de proef met eene vloeistof, welke opstijgt tusschen twee dicht bij elkaar geplaatste glazen platen of in een zeer nauw buisje. Als de wijn eenmaal tusschen den rand der glazen is binnengedrongen, zullen wij zien, dat hij zich in fijne straaltjes naar het bovendeel van het glas B begeeft, waar het water eene steeds donkerder wordende roode kleur aanneemt, welke naar den onderrand toe lichter en lichter wordt.
Als de proef lang genoeg wordt voortgezet, waartoe men niets anders behoeft te doen, dan de geheele inrichting rustig te laten staan, zal ten slotte het water in A nog steeds helder zijn, terwijl B eene roode vloeistof bevat, en C geheel ledig is.