Читать книгу Pisa. De Aarde en haar Volken - Unknown - Страница 3

II

Оглавление

De stichting van den dom, de “primaziale”, zoo als men te Pisa zegt, valt samen met een der roemrijkste wapenfeiten van de oude republiek: vaderlandsliefde had aan dit grootsche werk misschien evenveel aandeel als vrome godsdienstzin. Trouwens, wat schooner sieraad, wat nobeler monument voor de geliefde vaderstad, dan een tempel ter eere van dien God, aan wiens zegen zich allen in de eerste plaats dank schuldig wisten voor iedere glorie, voor elken voorspoed en alle goede gaven.—Het was in 1063: de Pisanen hadden eene schitterende overwinning behaald op de Sarraceenen te Palermo; zij waren de haven binnengedrongen en hadden zich meester gemaakt van zes groote rijk beladen schepen; vijf daarvan werden aan de vlammen prijs gegeven; het zesde werd verkocht en met de opbrengst daarvan werden, volgens eene inscriptie op den dom, de kosten voor den bouw van het heiligdom bestreden.

De nieuwe kathedraal zou verrijzen op de plek, waarop eene basiliek uit de vierde eeuw, de Santa-Reparata in Palude, stond, die zelve de plaats had ingenomen van baden, door Keizer Hadrianus gebouwd. De moerassige gesteldheid van het terrein rechtvaardigt ten volle den bijnaam in Palude; zij is ook de reden van de herhaalde zettingen of verzakkingen, zoowel van de kerk als van den campanile.

De naam van den bouwmeester Buschetto is door een geheimzinnigen nimbus omgeven. Men weet niet van waar hij geboortig was; sommigen beweren dat hij een Griek van geboorte was. Is dit werkelijk het geval, dan zou de oudste school van Bladzijde 23Pisa eene dochter zijn van die van Byzantium. En waarom ook niet? Riep niet de abt Desiderius, juist in dienzelfden tijd, de hulp in van byzantijnsche kunstenaars om de studie der kunst in zijn klooster van Monte-Cassino te reorganiseeren? Wat hiervan zij, naar het schijnt heeft Buschetto merkwaardige proeven van technische vaardigheid gegeven, die zijne tijdgenooten met bewondering vervulden en hem den bijnaam verwierven van den Daedalus zijner eeuw.

Zoo als ik zeide, werd met den bouw van den dom in 1063 een aanvang gemaakt; het werk werd met buitengewonen spoed voortgezet. Indien het Buschetto al niet vergund was de laatste hand aan den arbeid te leggen, dan was die toch bij zijn dood zoo ver gevorderd, dat zijn leerling Rainaldus dien in korten tijd ten einde kon brengen: het kolossale gebouw werd in 1100 voltooid, binnen de veertig jaren alzoo na het leggen van den eersten steen. De officieele inwijding had echter eerst in 1118 plaats, in tegenwoordigheid van Paus Gelasius II.

De dom van Pisa heeft de gedaante van een latijnsch kruis; hij is verdeeld in vijf schepen, met vensterloozen koepel boven het kruispunt van het transept. De lengte bedraagt ongeveer vijf-en-negentig el, de breedte twee-en-dertig en een halve el, de hoogte van het middenschip iets meer dan drie-en-dertig el. De voorgevel is in vijf verdiepingen verdeeld, die door acht-en-vijftig zuilen worden gedragen; de benedenste verdieping wordt gevormd door zeven blinde booggewelven, in drie waarvan deuren zijn aangebracht; de andere, die als het ware twee frontons boven elkander vormen, bestaan uit eene reeks rondbogen; op zuiltjes rustende. De zijgevels van het gebouw zijn op dezelfde wijze met blinde bogen versierd; alleen de bovenverdiepingen hebben kleine, deels getraliede vensters.—Dat men bij den bouw ruimschoots van antieke materialen gebruik heeft gemaakt, valt vooral in de apsis duidelijk in het oog. Eene menigte zuilen, van porfier, van graniet, van numidisch marmer, sommigen glad, anderen gekanneleerd of gedraaid, zijn ongetwijfeld uit romeinsche gebouwen afkomstig. Men heeft zelfs niet de moeite genomen om ze voor de nieuwe bestemming pasklaar te maken, of de kapiteelen, die zelfs in afmeting verschillen, te vervangen; korinthische en ionische nemen hier broederlijk hunne plaats in naast komposietkapiteelen.

Voorwaar, wel mag van de steenen van den dom te Pisa gezegd worden, dat zij spreken: zij hebben ons eene geschiedenis te verhalen van twintig eeuwen. Hier ziet ge eene romeinsche inscriptie, waarvan de letters ten onderste boven staan; daar, aan den voorgevel, de sarkophaag waarin Buschetto rust; op eene zuil in de kerk het woord Ugolinus, in fraaie middeleeuwsche letterteekens en voorafgegaan door een kruis; aan den ingang van het koor, ter rechterhand, een opschrift, vermeldende dat in 1810 de sarkophaag van de gravin Beatrix, de moeder van de beroemde gravin Mathilde, naar het Campo-Santo is overgebracht; daarboven het eerwaardige grafschrift van de gravin zelve; eenige schreden verder, in gekleurde letters, die ondubbelzinnige inscriptie, door een of anderen heethoofdigen Culturkämpfer op de gewijde wanden gegrift: ”Non vogliamo i Gesuiti” (wij willen geen Jezuïeten). Of liever dat stond er eenmaal: want—naar echt italiaansche manier!—men heeft het opschrift in hoofdzaak laten staan, maar alleen het woordje non uitgewischt, zoodat de zin nu juist is omgekeerd!

Het inwendige van den dom is arm aan beeldwerk, vooral aan standbeelden. Naar het schijnt, was deze wijze van versiering, in de oogen der ernstige romaansche architekten, te ijdel en te wereldsch. Alleen de voorgevel maakt den indruk van pracht en rijkdom. De twee prachtige kolommen met gebeeldhouwde schachten ter wederzijde van den hoofdingang; de liggende leeuwen op die zuilen; de ingelegde figuren van gekleurd marmer; de vijf standbeelden uit de school van Giovanni Pisano (de Madonna en vier heiligen) aan de hoeken en op de spits van de bovenverdiepingen; de moderne mozaïeken in de lunetten, zij allen bewijzen dat beeldhouwers en mozaïekwerkers geen moeite hebben ontzien, om althans dit deel van het gebouw waardiglijk te tooien. Vroeger prijkte de voorgevel bovendien met een aantal sarkophagen en antieke beeldwerken; maar deze monumenten zijn sedert lang naar het Campo-Santo overgebracht. Alleen de sarkophaag, waarin het stoffelijk overschot van den bouwmeester der kathedraal, Buschetto, rust is achter gebleven; men ziet hem nabij de linkerdeur in den muur gemetseld.

Het voornaamste sieraad van den voorgevel zijn de drie bronzen deuren, door den beroemden kunstenaar Giovanni da Bologna—eigenlijk Jean Bologne van Douai—vervaardigd, ter vervanging van de vroegere deuren, het werk van Bonanno van Pisa, die in 1596 door brand werden vernield. Deze kolossale arbeid (de middelste deur is bijna zeven ellen hoog en omstreeks drie-en-een-halve el breed) werd in weinige jaren voltooid, dank zij de hulp van talrijke medewerkers, waaronder wel met name mogen genoemd worden: Pierre Francheville, Pietro Tacca en Antonio Susini, drie van de meest geliefde leerlingen van Jean Bologne; voorts Fra Domenico Portigiani, de bekwame gieter, die reeds herhaaldelijk onder leiding van den meester gewerkt had; Angelo Serrano en zijn neef Zanobi Orazio Mocchi, Giovanni Bandini van Castello en Gregorio Pagani. De deuren kostten achtduizend-zeshonderd-een scudi, dat is, naar de waarde van dien tijd berekend, omstreeks twintigduizend gulden, Zoo rusteloos ijverig werkte de oude fransche meester, dat de drie deuren reeds in 1603 hare plaats konden innemen. De deuren van Ghiberti hadden acht- of tienmaal meer tijd gevorderd: daar is dan ook een zeer merkbaar verschil van uitvoering tusschen de beide werken.

De drie deuren zijn in twintig vakken verdeeld, waarop het leven van de Madonna en dat van den Heiland in tafreelen is voorgesteld. Het is niet moeilijk te raden, welk voorbeeld den kunstenaar voor den geest heeft gestaan of hem is aangewezen: geen ander namelijk dan diezelfde deuren van Bladzijde 24de doopkapel te Florence, waarop ik zoo even doelde. Maar wat heeft, in de sedert verloopen honderd jaren, het verval der kunst snelle vorderingen gemaakt! Het was wel eene groote onvoorzichtigheid van Jean Bologne, om zoowel door de geheele ordonnantie als door de details van zijn werk, telkens de herinnering op te roepen aan de meesterlijke schepping van Ghiberti. Laat ons, bij voorbeeld, de omlijsting der vakken eens bezien. Hier is de navolging onloochenbaar: wij zien er olijf- en eikenbladeren, druiventrossen, bonen, rozen, tomaten, slakken, een uil, een eekhorentje, padden, twee hagedissen waarvan de eene de andere bijt, twee doggen die elkander aanblaffen, een rhinoceros, een hert, voorts vazen, waaruit rozen opschieten: juist als gevoelde de eeuw van Jean Bologne voor de natuur nog dezelfde vurige en eerbiedige liefde en vereering als de groote kunstenaars der veertiende eeuw. Maar die bloemen, die vruchten, die dieren zijn wel met groote vaardigheid, met zekere chic gemaakt, doch niet ernstig en met oprechte toewijding bestudeerd; zij zijn als in den blinde saamgebracht, zonder acht te geven op rythmische wetten, zonder smaak en overleg. Gij kunt de handigheid van den kunstenaar bewonderen, maar verder maken deze vluchtige improvisatiën geen indruk.


Maria-Boodschap (bas-relief van de deur der kathedraal).


Beschouwen wij de tafreelen zelven, dan doen zich de leemten in de opvoeding van Jean Bologne in volle kracht gevoelen. De machtige kunstenaar ontplooit eerst dan al zijn talent als hij standbeelden en vrije groepen mag scheppen; voor het bas-relief ontbreekt het hem aan de kalmte, de soberheid, de evenmaat, toch zoo noodzakelijk bij een kunstwerk, dat altijd eene min of meer ondergeschikte plaats moet innemen in een architektonisch geheel. Ge vindt bij hem geen spoor van die harmonische afwisseling tusschen ronding en holte, die een wet was voor de beeldhouwers der oudheid en der eerste Renaissance; nu eens zijn zijne figuren als tegen den achtertergrond vastgeplakt; dan weer, slechts door een bronzen kram of band met den achtergrond verbonden, hebben zij de volle ronding van vrije beeldwerken.—Dit neemt niet weg, dat de kompositiën van de middelste deur, de eenige die inderdaad Jean Bologne waardig is—de twee anderen zijn van veel minder beteekenis en blijkbaar het werk van leerlingen;—getuigen van groote bekwaamheid en zelfs van gevoel en bezieling; sommige tafreelen munten uit door stoutheid van vinding, onberispelijke zuiverheid van teekening en dramatische kracht.

Pisa. De Aarde en haar Volken

Подняться наверх