Читать книгу Het Urantia Boek - Urantia Foundation - Страница 125
9. De uniciteit van het Paradijs
Оглавление11:9.1 (126.6) Het Paradijs is uniek in de zin dat het het gebied is van de eerste oorsprong van alle geest-persoonlijkheden en tevens hun finale bestemming. Ofschoon niet alle lagere geestelijke wezens van de plaatselijke universa het Paradijs als rechtstreekse bestemming hebben, blijft het Paradijs toch het doel waarnaar het verlangen van alle bovenmateriële persoonlijkheden uitgaat.
11:9.2 (126.7) Het Paradijs is het geografische centrum der oneindigheid; het is geen deel van de universele schepping, zelfs geen werkelijk deel van het eeuwige Havona-universum. Wij spreken gewoonlijk over het centrale Eiland als behorend tot het goddelijke universum, doch in werkelijkheid is dit niet het geval. Het Paradijs bestaat eeuwig en uitsluitend op zichzelf.
11:9.3 (127.1) In de eeuwigheid van het verleden, toen de Universele Vader oneindige persoonlijkheidsuitdrukking gaf aan zijn geestelijk zelf in het wezen van de Eeuwige Zoon, openbaarde hij tegelijkertijd het oneindigheidspotentieel van zijn niet-persoonlijke zelf als het Paradijs. Het niet-persoonlijke en niet-geestelijke Paradijs lijkt de onvermijdelijke repercussie te zijn geweest van het willen en handelen van de Vader, waardoor de Oorspronkelijke Zoon werd vereeuwigd. Aldus projecteerde de Vader de werkelijkheid in twee actuele fasen — het persoonlijke en het niet-persoonlijke, het geestelijke en het niet-geestelijke. De spanning daartussen, gezien de wil tot handelen van de Vader en de Zoon, deed de Vereend Handelende Geest ontstaan, alsmede het centrale universum van materiële werelden en geestelijke wezens.
11:9.4 (127.2) Wanneer de werkelijkheid gedifferentieerd wordt als het persoonlijke en het niet-persoonlijke (de Eeuwige Zoon en het Paradijs), is het minder juist om datgene wat niet-persoonlijk is ‘Godheid’ te noemen, tenzij dit op de een of andere wijze nader wordt bepaald. De energie en de materiële repercussies van de daden van de Godheid kan men moeilijk Godheid noemen. De Godheid kan veel veroorzaken dat geen Godheid is, en het Paradijs is geen Godheid; evenmin is het bewust, in enige zin die de sterfelijke mens ooit aan deze term zou kunnen geven.
11:9.5 (127.3) Het Paradijs is niet de voorzaat van enig wezen of levende entiteit; het is geen schepper. Persoonlijkheid en bewustzijn-geest-verhoudingen zijn overdraagbaar, maar met een patroon is dit niet het geval. Patronen zijn nooit weerspiegelingen; het zijn duplicaten — reproducties. Het Paradijs is het absolutum van patronen; Havona is een expositie van dit potentieel in actualiteit.
11:9.6 (127.4) Gods residentie is centraal en eeuwig, heerlijk en ideaal. Zijn huis is het prachtige patroon voor de hoofdkwartierwerelden van alle universa; het centrale universum dat hij onmiddellijk bewoont, is het patroon voor alle universa wat betreft hun idealen, organisatie en uiteindelijke bestemming.
11:9.7 (127.5) Het Paradijs is het universele hoofdkwartier van alle persoonlijkheidsactiviteiten en de bron en het centrum van alle kracht-ruimte- en energiemanifestaties. Alles wat geweest is, nu is, en nog zal zijn, is uit deze centrale residentie van de eeuwige Goden voortgekomen, komt daar nu uit voort, of zal daaruit voortkomen. Het Paradijs is het centrum der ganse schepping, de bron van alle energieën en de plaats waar alle persoonlijkheden hun eerste oorsprong hebben.
11:9.8 (127.6) Per slot van rekening is het belangrijkste aangaande het eeuwige Paradijs voor stervelingen het feit dat dit volmaakte verblijf van de Universele Vader de werkelijke, verre bestemming is van de onsterfelijke ziel van de sterfelijke, materiële zonen van God, de opklimmende schepselen van de evolutionaire werelden in tijd en ruimte. Iedere Godkennende sterveling die het doen van de wil van de Vader als zijn levensweg heeft gekozen, heeft reeds de eerste stap gezet op het zeer, zeer lange spoor naar het Paradijs, het najagen van goddelijkheid en het bereiken van volmaaktheid. En wanneer zulk een van de dieren afstammend wezen voor de Goden op het Paradijs komt te staan, zoals tallozen thans doen na te zijn opgeklommen van de nederige werelden in de ruimte, vertegenwoordigt deze prestatie de realiteit van een geestelijke transformatie die de limieten van het allerhoogst bewind nabijkomt.
11:9.9 (127.7) [Aangeboden door een Volmaker der Wijsheid, aan wie zulks is opgedragen door de Ouden der Dagen op Uversa.]