Читать книгу Het Urantia Boek - Urantia Foundation - Страница 344
6. De Geest in de mens
Оглавление34:6.1 (380.2) Wanneer de evolutie van een bewoonde planeet vordert en zijn bewoners verder vergeestelijken, kunnen er nog meer geestelijke invloeden worden ontvangen door deze rijpe persoonlijkheden. Naarmate stervelingen voortgang maken in de beheersing van hun denken en in geest-inzicht, worden deze meervoudige vormen van geestelijk dienstbetoon steeds gelijkwaardiger in functie: in toenemende mate raken zij vermengd met het overkoepelend dienstbetoon van de Paradijs-Triniteit.
34:6.2 (380.3) Ofschoon Goddelijkheid meervoudig in manifestatie kan zijn, is de Godheid in de menselijke ervaring enkelvoudig, altijd één. Geestelijk dienstbetoon is in de menselijke ervaring ook niet meervoudig. Ongeacht hun meervoudige oorsprong zijn alle geestelijke invloeden één in functie. Zij zijn inderdaad één, want zij zijn het geest-dienstbetoon van God de Zevenvoudige in en aan de schepselen van het groot universum; en naarmate de schepselen groeien in waardering en ontvankelijkheid voor dit unificerend dienstbetoon van de geest, wordt het in hun ervaring het dienstbetoon van God de Allerhoogste.
34:6.3 (380.4) Vanuit de hoogten der eeuwige heerlijkheid daalt de goddelijke Geest een lange reeks van treden af, om u tegemoet te komen zoals ge zijt en waar ge zijt, en om dan in het partnerschap van het geloofsvertrouwen de ziel van sterfelijke oorsprong liefdevol te omhelzen en langs de treden van minzaamheid de veilige en zekere terugkeer te aanvaarden, nimmer aflatend totdat de evolutionaire ziel veilig is verheven is tot de hoogten van gelukzaligheid vanwaar de goddelijke Geest oorspronkelijk was uitgetogen op deze missie van barmhartigheid en dienstbetoon.
34:6.4 (380.5) Geestelijke krachten zoeken en bereiken feilloos hun eigen niveau van oorsprong. Uitgegaan van de Eeuwige, zullen zij zeker daarheen terugkeren en alle kinderen uit tijd en ruimte met zich meevoeren die de leiding en het onderricht van de inwonende Richter hebben aangenomen, zij die waarlijk ‘geboren zijn uit de Geest,’ de geloofszonen van God.
34:6.5 (380.6) De goddelijke Geest is de bron van voortdurende bijstand aan en bemoediging van de kinderen der mensen. Uw kracht en prestatie is ‘naar zijn ontferming, door de vernieuwing door de Geest.’ Geestelijk leven wordt, evenals fysische energie, verbruikt. Geestelijke inspanning heeft een betrekkelijke geestelijke uitputting tot gevolg. De gehele opklimmingservaring is zowel werkelijk als geestelijk; derhalve staat er naar waarheid geschreven: ‘De Geest is het die levend maakt.’ ‘De Geest geeft leven.’
34:6.6 (380.7) De dode theorie van zelfs de hoogste godsdienstige leerstellingen is niet bij machte het menselijk karakter te transformeren of het gedrag van de sterveling te beheersen. Wat de wereld van vandaag nodig heeft is de waarheid waarvan uw leraar oudtijds zei: ‘Niet slechts in woorden, maar ook in kracht en in de Heilige Geest.’ Het zaad van theoretische waarheid is dood en de hoogste morele ideeën blijven zonder uitwerking, tenzij en totdat de goddelijke Geest zijn adem laat gaan over de vormen van waarheid en de formules van rechtvaardigheid levend maakt.
34:6.7 (381.1) Zij die de inwoning Gods hebben ontvangen en erkend, zijn uit de Geest geboren. ‘Gij zijt de tempel Gods en Gods geest woont in u.’ Het is niet voldoende dat deze geest over u wordt uitgestort: de goddelijke Geest moet ieder aspect der menselijke ervaring regeren en beheersen.
34:6.8 (381.2) Het is de tegenwoordigheid van de goddelijke Geest, het water des levens, die de verterende dorst van de onvoldaanheid van de sterveling en de onbeschrijflijke honger van het niet-vergeestelijkte menselijke bewustzijn voorkomt. Geest-gemotiveerde wezens zijn ‘nimmer dorstig, want dit geestelijk water zal een bron van voldoening in hen zijn die opwelt tot in het eeuwigdurend leven.’ Met betrekking tot de vreugden van het leven en de voldoeningen van het aardse bestaan, zijn zulke goddelijk gelaafde zielen nagenoeg onafhankelijk van hun materiële omgeving. Zij worden geestelijk verlicht en verfrist, moreel gesterkt en begiftigd.
34:6.9 (381.3) In iedere sterveling leeft een tweevoudige natuur: de erfenis van dierlijke neigingen en de hoge impuls van de geest waarmee hij is begiftigd. Tijdens het korte leven dat ge op Urantia leidt, kunnen deze twee verschillende, tegengestelde impulsen zelden volledig met elkaar worden verzoend; zij kunnen moeilijk geharmoniseerd en verenigd worden; uw leven lang staat de gecombineerde Geest u echter bij om u te helpen het vlees steeds meer te onderwerpen aan de leiding van de Geest. Ook al moet ge uw materiële leven tot het einde doormaken en al kunt ge niet aan het lichaam en zijn behoeften ontkomen, niettemin wordt ge in staat gesteld om in doelstelling en idealen de dierlijke natuur meer en meer te onderwerpen aan de heerschappij van de Geest. Er bestaat in u waarlijk een samenzwering van geestelijke krachten, een verbond van goddelijke machten die uitsluitend ten doel hebben u ten slotte te bevrijden van materiële gebondenheid en eindige belemmeringen.
34:6.10 (381.4) De bedoeling van al deze bijstand is, ‘Dat ge versterkt moogt worden met kracht door Zijn geest in de innerlijke mens.’ En dit alles betekent nog maar een voorbereidende schrede op de weg naar het uiteindelijke bereiken van de volmaaktheid van geloofsvertrouwen en dienstbaarheid, de ervaring waarin ge ‘vervuld’ zult worden ‘met alle volheid van God,’ ‘want allen die door de geest Gods geleid worden, zijn de zonen Gods.’
34:6.11 (381.5) De Geest drijft nooit, maar leidt alleen. Indien ge een gewillige leerling zijt, indien ge geest-niveaus en goddelijke hoogten wilt bereiken, en indien ge oprecht verlangt het eeuwige doel te bereiken, dan zal de goddelijke Geest u zachtkens en liefdevol langs het pad van zoonschap en geestelijke vooruitgang leiden. Iedere stap die ge zet, moet blijk geven van bereidwilligheid, intelligente en blijmoedige medewerking. De heerschappij van de Geest wordt nimmer bezoedeld door dwang, of gecompromitteerd door onvrijwilligheid.
34:6.12 (381.6) En wanneer zulk een leven onder leiding van de geest vrijelijk en intelligent wordt aanvaard, ontwikkelt zich in het bewustzijn van de mens geleidelijk een positief besef van goddelijk contact en de zekerheid van geestelijke gemeenschap; vroeg of laat ‘getuigt de Geest met uw geest (de Richter) dat gij een kind van God zijt.’ Uw eigen Gedachtenrichter heeft u reeds verteld van uw verwantschap met God, zodat de schrift verklaart dat de Geest getuigt ‘met uw geest,’ niet aan uw geest.
34:6.13 (381.7) Wanneer een mens zich bewust wordt dat zijn leven wordt beheerst door de geest, gaat dit besef weldra gepaard met steeds toenemende blijken van de kenmerken van de Geest in de levensreacties van zulk een door de geest geleide sterveling, ‘want de vruchten van de geest zijn liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, en zelfbeheersing.’ Zulke door de geest geleide en goddelijk verlichte stervelingen, die nog de nederige paden van moeizame arbeid begaan en in menselijke getrouwheid de plichten van hun aardse taken volbrengen, zijn intussen reeds begonnen de lichten van het eeuwige leven te ontwaren die op de verre kusten van een andere wereld schemeren; zij zijn reeds de werkelijkheid gaan begrijpen van de inspirerende, troostende waarheid: ‘Het koninkrijk Gods is geen spijs en drank, maar rechtvaardigheid, vrede, en blijdschap in de Heilige Geest.’ En gedurende iedere beproeving en in iedere tegenspoed worden uit de geest geboren zielen geschraagd door de hoop die alle vrees te boven gaat, omdat de liefde Gods in ieder hart wordt uitgestort door de aanwezigheid van de Goddelijke geest.