Читать книгу De afsluiting en droogmaking der Zuiderzee - A. A. Beekman - Страница 8
II. Geschiedkundig overzicht der plannen tot afsluiting en droogmaking.
ОглавлениеWerk van v. Diggelen.
In 1849 verscheen van de hand den Ingenieur van 's Rijks Waterstaat B. P. G. van Diggelen te Zwolle zijn bekend werk over de afsluiting en droogmaking der Zuiderzee1). De schrijver wilde de geheele Zuiderzee met de Wadden en de Lauwerszee afsluiten en droogleggen, doch zóó, dat een breede open verbinding overbleef tusschen het Marsdiep en het Vlie. Het water van den IJsel zou door breede stroombanen langs de kusten van de Zuiderzee naar de Noordzee worden geleid. Het werk bevat betrekkelijk weinig omtrent techniek en uitvoering, maar zet vooral uiteen de groote economische en andere voordeelen voor ons land, die naar schrijver's meening van de uitvoering het gevolg zouden zijn.
De groote aandacht die dit werk trok noopte de Regeering den Inspecteurs van 's Rijks Waterstaat Ferrand en Van der Kun op te dragen daarover een rapport uit te brengen. Dit is 3 Nov. 1849 uitgebracht, maar eerst in 1867 bekend geworden. Het adviseerde om eene Staatscommissie te benoemen, die zou bepalen of het plan wenschelijk was,—daarna aan den Ingenieur Van Diggelen het maken van een ontwerp op te dragen.
Op initiatief van het 1e en 2e Dijksdistrict van Overijsel werd in 1864 een request van waterschapsbesturen aan de Regeering gericht om de afsluiting en droogmaking ter hand te nemen.
Plan Beijerinck.
In 1865 vestigde de Minister Rochussen de aandacht van de Maatschappij van Grondcrediet op de Zuiderzeezaak. Deze deed daarop maken een ontwerp tot droogmaking van het zuidelijk gedeelte der Zuiderzee door den Inspecteur van 's Rijks Waterstaat J. A. Beijerinck, dat spoedig gereed was2). Dit stelde voor een afsluiting door een dijk van Enkhuizen over Urk naar een punt t. Z. van den Ketelmond (IJsel) en droogmaking van de geheele oppervlakte daarbinnen.
Daarop werd 28 Aug. 1866 een Raad v. Waterstaat ingesteld, die had te onderzoeken of 1º de uitvoering naar de hoofdtrekken van dat plan mogelijk was; 2º of de uitvoering aan particulieren kon worden overgelaten, dan wel of uitvoering van Staatswege aan te raden was. De Raad, hoewel hij veel technische bezwaren had, nam de mogelijkheid der droogmaking aan; zeide dat geen geldelijk voordeel daarmee te behalen was, geloofde dat de noodzakelijkheid voor de uitvoering niet bestond en raadde daarom aan den Staat de onderneming af.