Читать книгу Mei-droom - Adama van Scheltema Carel Steven - Страница 2

EERSTE TOONEEL

Оглавление

Weidelandschap, omboord door wilgen en struikgewas, waarlangs witte bloemgroepen met in het midden van den achtergrond ver blauw doorzicht. – Links op den voorgrond een kleine duinachtige heuvel, welke naar rechts zachter dan naar links golvend afglooit en met een nog half groenen takkenbos in de horizontale lijn overgaat. – Op den heuvel, rechts van een kleinen rozerooden meidoornstruik, die naar hen heenbuigt, DE MAN en DE VROUW, twee jonggehuwden, in losse omarming sluimerend, sober gekleed in grijs-en-zwarten toon, zoodat zij, min of meer als een donkerder vlek, afsteken tegen de lichte groene omgeving. – Aanbrekende dag.

DE MAN

zich uit de omarming opheffend tot zittende houding

De nacht ijlt van mijn doove zinnen

En rooft hun wonderlijken waan, –

Het licht daalt door mijn oogen binnen

En doet mijn lippen opengaan.


Met de rechterhand wekt hij de vrouw, zijne linker naar den dag uitstrekkend.

Zie hoe de teedre weide' ontwaken,

Waar stilte met de stilte speelt, –

Nog lijkt het leven zonder sprake –

Nog lijkt de wereld maar een beeld.


De vrouw komt naast hem op.

Doch luister –! waar de nevel over

De droomerige struiken vliedt,

Rijst uit het licht-geworden loover

Van ieder twijg een levend lied!


DE VROUW

naast hem zittend, met saamgevouwen handen

Mijn zingend hart gaat mee naar boven

En houdt zijn zoete beelden vast,

Om er de lente mee te loven

In 't koor, dat uit de velden wast.


Zij ziet rond zich omhoog.

Ik voel de tranen op mijn wangen,

Als dauw op lente's lief gelaat,

Als droppels om mijn oogen hangen,

Als spiegels van den dageraad.


Zoo draag ik in den dag mijn droomen

En tooi ik onze blijde aard –


Zij slaat de armen wijduit en ziet weifelend voor zich neer.

Zoo zie ik Mei ter wereld komen –

Als had ik zelve Mei gebaard!


Mei-droom

Подняться наверх