Читать книгу Zwartgevleugelde Engel - Amy Blankenship, Amy Blankenship - Страница 5

Hoofdstuk 3 "Spookhuis"

Оглавление

Darious stond in de schaduw en keek toe hoe de groepsleden verschillende kanten opgingen. Hij had niet eens de moeite gedaan om zich onzichtbaar te maken, want uitgerekend vanavond zou hij niet opvallen. Zijn ogen vernauwden zich toen hij zag dat Toya zijn arm over de schouder van de vrouw had geslagen. Hoe kwam het dat zij zo geaccepteerd waren binnen de menselijke kring... terwijl hij altijd was afgewezen? Wat maakte de Bewakers zo verdomde speciaal?

Zijn peinzende blik streelde Kyoko's gezicht toen ze glimlachte. Hij wist dat ze niet bang voor ze was, maar in plaats daarvan tussen hen stond alsof ze er thuishoorde. Wat hij er niet voor zou willen geven om haar zo naar hem te zien glimlachen...als naar een man in plaats van een monster. In zijn borst verstrakte er iets, maar Darious schudde zijn melancholie van zich af en richtte zijn aandacht weer op de twee agenten die het geïmproviseerde spookhuis binnengingen.

Hij kon de demonische activiteit binnen voelen, maar hij was meer geïnteresseerd in de bron van de demonische activiteit. Hij moest degene die aan de touwtjes trok zien te vinden. Vernietig de leider en je vernietigt hun ondergeschikten. Het was een eenvoudig concept dat de meesten te gemakkelijk over het hoofd zagen... tot je daadwerkelijk tegenover een heerser kwam te staan in een gevecht. Dan bleek het meestal toch minder eenvoudig.

Allereerst moest hij de meesterdemonen vinden en doden. De Bewakers konden de rest van het ongedierte vanavond wel aan... de makkelijke doelwitten. Hij draaide langzaam zijn hoofd en staarde in de richting van het kerkhof voordat hij verdween.

Kamui slurpte luid van zijn bosbessenslushy en kauwde toen even op het rietje. Hij zag de verdwijntruc van de man die Kyoko had gestalkt sinds zij en Toya waren aangekomen en hij grijnsde. Hij draaide zich naar een van de laptops die naast hem openstonden en scande het beeld van Darious.

Zo, je hebt ons eindelijk gevonden,' dacht Kamui bij zichzelf. Hij zorgde ervoor dat hij die bepaalde gedachte weghield van Amni en Yuuhi. Hij had zich vaak afgevraagd of de duistere engel nog steeds door het land struinde.

Hij vergrootte de foto en zijn glimlach vervaagde toen hij de eenzame blik in de ogen van Darious zag.

***

Kotaro en Yohji naderden de vrouw die bij de ingang van het Huis der Schreeuwen stond en gingen naar binnen. Ze zagen onmiddellijk een bord dat aangaf dat er niemand onder de achttien werd toegelaten, wat betekende dat er ID-controle zou zijn.

"Wat is er zo belangrijk aan die leeftijdsgrens? Hebben ze naakte zombies of zo?" grapte Yohji, terwijl hij stiekem hoopte dat hij gelijk had.

"Het spijt me heren," zei de vrouw. "Het kost tien dollar om binnen te komen."

Yohji verslikte zich. "Twintig dollar? Dat is gewoon diefstal."

Kotaro toonde haar zijn badge en glimlachte. "Je wilt ons geld niet en het is tijd dat je gaat pauzeren."

De badge trok de aandacht van de vrouw en ze volgde hem met haar blik, niet in staat om weg te kijken toen hij zachtblauw opgloeide.

"Ik wil je geld niet," herhaalde ze met een verdwaasde stem.

Kotaro wierp een blik op Yohji, zijn glimlach was verdwenen. "Laten we gaan."

Ze liepen naar binnen. De vrouw bij de ingang bleef hoofdschuddend en verward achter, voordat ze een blik op haar horloge wierp en besloot dat het tijd was om een hapje te gaan eten.

De voordeur ging achter hen dicht en de twee mannen keken om zich heen. De voorkamer had de vorm van een zeshoek, met kleine ronde tafels in elke hoek. In het midden stond een grotere ronde tafel met verwelkte bloemen en namaak rottend fruit in een schaal. Alles was bedekt met zaagsel en nepspinnenwebben.

Beide mannen werden zeer alert toen ze het bord met het woord 'Ingang' in scheve letters gekrabbeld zagen naast een deur waar een gordijn voor hing, en waar geen gids meer stond. Uit de luidsprekers klonk griezelige pijporgelmuziek, die de kamer een sfeer gaf die naar zij aannamen eng was bedoeld, maar die vooral afgezaagd overkwam.

"Het lijkt wel een begrafenis," mompelde Yohji. "Ze hebben hier zelfs een doodskist."

Yohji liep naar de kist en uit morbide nieuwsgierigheid tilde hij het deksel op. Hij had direct spijt van zijn beslissing en hij trok zijn neus op bij de geur.

"Kotaro... zeg me dat dit nep is," smeekte Yohji zachtjes terwijl hij ineenkromp.

Kotaro was al onderweg in de richting van het gordijn dat de volgende deur bedekte. Hij keerde terug om in de kist te kijken en draaide zich onmiddellijk om. Op bebloed satijn lag een half opgegeten mens, grotesk gedraaid zodat de twee helften van zijn lichaam in twee verschillende richtingen keken, drie als je de manier meetelde waarop zijn hoofd was gekanteld.

Dit was een onschuldig persoon die zich waarschijnlijk vrijwillig had aangemeld voor een avondje plezier, om te doen alsof hij uit de kist zou opstaan en de spookhuisbezoekers de stuipen op het lijf te jagen als ze de kamer binnenkwamen. Maar deze man zou nooit meer opstaan... tenminste dat hoopte Kotaro.

Kotaro sloot het deksel van de kist. Er was niets meer dat ze voor de man konden doen.

"Ik denk dat dit verklaart waarom er geen gids naast de deur staat," mompelde Yohji terwijl hij zich terugtrok van de kist en een verlangende blik wierp op de deur waardoor ze waren binnengekomen.

"hier heb je voor getekend Yohji," zei Kotaro. "Je wist het toen Kyou je de baan aanbood. Het enige wat we kunnen doen is ervoor zorgen dat er niet meer slachtoffers eindigen zoals deze arme jongen."

Hij legde zijn hand op zijn oortje, hij wist dat de anderen luisterden. "Het eerste lichaam hebben we al."

"En de duivelsnacht begint," zei Kamui zacht.

Kotaro liet zijn hoofd zakken, terwijl hij hoopte dat het hiernamaals vriendelijker was voor de verminkte man, maar iets trok al snel zijn aandacht op de vloer naast de kist... bloederige voetafdrukken.

"Hé Yohji," zei Kotaro zacht en stapte weg van de kist. "Moet je kijken," eindigde hij, en hij wees naar het tapijt.

Yohji staarde naar wat bloederige voetafdrukken leken te zijn. De afdrukken gingen over het tapijt en verdwenen achter de gordijndeur.. Het waren geen menselijke voetafdrukken. Voor zover hij kon zien, waren ze vreemd gevormd met abnormaal lange tenen en nog langere teennagels.

Kotaro legde een vinger op zijn lippen om stilte te manen en Yohji knikte, terwijl hij zijn geweer uit zijn holster haalde. Yohji vormde de achterhoede en volgde Kotaro naar de volgende kamer achter het gordijn.

Ze waren al een paar kamers verder in het doolhof van stroboscooplichten en geschreeuw via bewegingssensoren en begonnen zich te ontspannen, in de veronderstelling dat de rest van het huis leeg was. Tot ze de hoek omgingen naar de volgende kamer. Ze bevroren toen ze een groepje springende en gillende huisbezoekers aantroffen, sommigen lachend om het tafereel dat zich voor hen afspeelde.

Tegen de muur achter een roodfluwelen touw stond een opstelling uit een van de Chainsaw-films... een van Kotaro's favorieten. Het enige probleem was dat de man die de kettingzaag in het lichaam op de met bloed bedekte tafel dreef, geen mens was. Maar het lichaam op de tafel was wel echt... en nog in leven. De vrouw was vastgebonden en schreeuwde, smeekte om hulp, maar de bezoekers dachten dat het bij de show hoorde.

Kotaro voelde gal opwellen in zijn keel en staarde naar het monster dat een echte mensenhuid over zijn gezicht had gespannen. Ongetwijfeld van een ander arm mens dat deze nacht het slachtoffer was geworden van deze griezel.

"Waarom hebben we buiten geen geschreeuw gehoord?" fluisterde Yohji vol afschuw.

Kotaro bewoog toen de kettingzaag in de richting van het bebloede been van de vrouw zakte. Op het moment dat de flikkerende lichten even uitgingen, sprong hij over het touw en hakte naar het plafond waardoor er een pijp barstte en er koud water op de horrorfanaten neerviel.

"Zorg ervoor dat deze mensen door de voordeur weggaan," siste Kotaro in het oortje naar Yohji terwijl hij zijn Beretta tevoorschijn haalde. "Ik regel dit wel."

Yohji knikte en navigeerde de mensen de kamer uit en terug door de salon. Hij deed de deur achter hen op slot zodat er niemand meer binnen kon komen. Yohji had het gevoel dat er vanavond veel mensen hun geld terug zouden vragen, maar beter teleurgesteld dan dood.

Hij ademde luid uit, keerde zich van de deur af en verstijfde van schrik toen het lichaam in de kist plotseling rechtop ging zitten. Het bewoog stijfjes... en vloeistof waarvan Yohji niet eens wilde weten wat het was sijpelde langs de zijkant van de kist naar beneden op de vloer. Door de schok reageerde hij traag toen het lichaam overeind kwam, naar hem uithaalde, en zijn tanden in zijn schouder zette.

Yohji viel om door de kracht van het lichaam en raakte in paniek toen de pijn in zijn nek explodeerde. Hij had zijn PPK laten vallen, dus gebruikte hij zijn vuisten om op het ding te beuken voor hij eindelijk in staat was om de tanden los te krijgen.

Hij greep zijn pistool van de grond en zag dat de draad van zijn oortje was doorgesneden, zodat hij Kotaro niet om hulp kon vragen... iets wat hij sowieso niet had kunnen doen als zijn partner midden in een eigen gevecht zat.

Het schepsel kwam weer op hem af en deze keer deed Yohji het enige wat hij kon bedenken... hij schreeuwde en rende als een bezetene.

De demon, die zag dat hij gestoord werd, zwaaide de kettingzaag onhandig naar Kotaro. Kotaro bukte om weg te duiken en liet zijn geweer vallen voor een veel effectiever wapen. Het enige probleem was om voorbij de kettingzaag te komen. Toen het monster zijn evenwicht hervond, ging dat ten koste van het leven van de vrouw. De kettingzaag sneed in haar middenrif en bleef hangen, waardoor het bloed overal terecht kwam.

Kotaro keek achterom om er zeker van te zijn dat Yohji uit het zicht was. Hij hief zijn hand op en wierp een blauw licht recht in de boze geest. De geest raakte in de war, tilde de kettingzaag op en richtte het blèrende apparaat op zichzelf. De zaag kwam in zijn schouder terecht, ging diagonaal richting zijn borst en kwam er aan de andere kant weer uit. Toen het hoofd van de demon en een arm de grond raakten, tikte Kotaro op zijn oortje.

"Yohji, ik heb hem te pakken," zei Kotaro en wachtte even voor hij fronste. "Yohji?"

De stilte was oorverdovend tot hij een doodsbange gil hoorde die hem veel deed denken aan de tekenfilmfiguur Johnny Bravo die erom bekend stond harder te gillen dan een stel meisjes die een gilwedstrijd hielden.

Kotaro zag plotseling Yohji voorbijrennen, langs hem heen, de volgende deur uit, zo snel dat hij een briesje veroorzaakte. Toen hoorde hij de misselijkmakende voetstappen die alleen door een bezeten lijk gemaakt konden worden. Hij versperde hem de weg en wachtte in stilte tot het naar hem toe zou komen.

Het ding strompelde de kamer binnen en stopte, oog in oog met de knappe detective. Kotaro's ijsblauwe ogen glinsterden van sadistische vreugde terwijl hij zijn handpalm in het gezicht van het monster ramde.

"Blijf liggen!" gromde Kotaro naar het bezeten lichaam dat nu een gat in zijn gezicht had, groot genoeg om zijn vuist door te steken. Hij draaide zich om en ging door de deur waar Yohji zich net door had teruggetrokken.

Yohji was niet eens langzamer gaan lopen toen hij Kotaro voorbij rende, omdat hij met alles in hem geloofde dat het dode lichaam hem nog steeds achtervolgde en vlak bij hem was. Het laatste wat hij wilde was door het hele spookhuis rennen, dus toen hij een gedeeltelijk verborgen deur zag, prees hij inwendig welke god er ook maar luisterde dat hij een uitgang had gevonden. Maar toen hij de deur opende, ging hij te snel en kon hij zichzelf niet op tijd tegenhouden.

Hij had een deur geopend met daarachter een trap naar beneden...Yohji schreeuwde opnieuw toen hij viel, de duisternis in.

Kotaro haalde Yohji in net toen zijn partner de deur opende en een vliegende sprong maakte... letterlijk.

Kotaro gebruikte zijn krachten en bewoog zich sneller dan de wind zelf. Hij ving Yohji op net voordat hij op het meedogenloze beton van de keldervloer terecht kwam. Hij hield hem tegen zich aan en merkte dat hij was flauwgevallen van de schrik... maar dat was het probleem niet. Het probleem was de enorme hap die het monster uit Yohji's schouder had genomen.

"Verdomme," riep Kotaro uit voordat hij op zijn oortje tikte. "Kamui, we hebben een probleem. Yohji is uitgeschakeld. Ik herhaal Yohji is..."

Hij kreeg de kans niet om zijn zin af te maken, omdat er een stel geesten uit een vrij groot gat in de muur kwamen. Kotaro gebruikte zijn scherpe zicht om langs hen heen in de ondergrondse tunnel te kijken, waarvan hij zeker was dat het de tunnel was waar Kamui het over had gehad, die het huis met de begraafplaats verbond.

"Kotaro?" antwoordde Kamui, "Suki!"

"Ik ben er mee bezig!" riep Suki die met hoge snelheid over de binnenwegen reed in de richting van het spookhuis. "Hebben we enig idee waar we mee te maken hebben?"

"Grafgeesten.” Yuuhi's griezelige stem kwam over de intercom.

"Vuur. Je kunt ze doden met vuur," voegde Kamui er snel aan toe. Suki glimlachte toen ze de hoek om draaide en gierend tot stilstand kwam. Ze zette de Hummer in de parkeerstand, stapte uit en opende de achterdeur. Met een grote grijns op haar gezicht pakte ze de vlammenwerper uit de kofferbak en hees de benzinetank op haar rug.

Terwijl ze het ongewoon zware wapen vasthield, sprintte Suki naar de voorkant van het spookhuis.

Ze droeg groene militaire kleding, met gevechtslaarzen. Twee borstgordels met kogels liepen kruislings over haar borst en om haar middel zat een standaardriem met een zwaard- en mesholster op haar heup. Om haar hals hingen een paar dog tags met haar naam en een identificatienummer erop.

De look werd afgemaakt met een bloedrode bandana om haar voorhoofd en haar haren hingen los en zwiepten om haar gezicht. Ze zag eruit alsof ze net van een slagveld kwam, wat als effect had dat bijna alle mannen naar haar staarden.

De kogels, het mes en de vlammenwerper zagen er nep uit voor Halloween, maar wat niemand wist was dat ze honderd procent echt waren.

"Jezus, Suki," fluisterde Kamui. " Kan het nog sadistischer?"

Suki grijnsde naar de camera die boven op het verkeerslicht op de hoek was gemonteerd. "Vind je het leuk?"

" Zeker weten!" riep Kamui uit. "Maar Shinbe zou het nog leuker vinden."

" Wat is er dan?" Shinbe's stem klonk over de zender, maar Suki negeerde hem terwijl ze naar de voordeur liep en er een harde trap tegenaan gaf. De deur vloog open en klapte tegen de muur.

"Oh niets," zei Kamui onschuldig. "Tenzij je het leuk vindt dat Suki er stoer uitziet terwijl ze een vlammenwerper vasthoudt en zoveel decolleté laat zien dat een playboymodel er nog verlegen van zou worden."

Suki negeerde ook die opmerking terwijl ze zich een weg baande dieper het spookhuis in. Ze zou die PC-nerd later wel krijgen. Ze liep door het gordijn, stapte over de dode grafgeest op de grond en trok haar neus op tegen de ander die in tweeën gesneden was.

"Ik zweer dat die twee agenten een grotere zooi maken dan een stel driejarigen bij het eten," mompelde ze. Haar lippen tuitten toen ze de dame op de tafel zag liggen. Toen ze door de kamer naar boven liep, merkte ze een open deur op aan de zijkant en een vreselijk kabaal vanuit de duisternis beneden. Met de vlammenwerper in haar hand liep Suki de trap af.

" op hoop van zegen," informeerde ze iedereen die luisterde.

Kotaro legde Yohji zachtjes tegen de onderste trede en draaide zich om naar de dodelijke menigte voor hem. Hij wilde hen weghouden van zijn gewonde partner en stormde naar voren. Het was alsof hij door dikke modder moest waden en zo rook het ook.

Pijn explodeerde in zijn rechterwang toen een van de lijken hem beet. Hij tilde degene die hem gebeten had op en slingerde hem over de anderen heen, terug in de richting van de tunnel, waarbij hij er nog meer omverliep die geprobeerd hadden de kelder binnen te komen.

Terwijl hij achter zich reikte, haalde Kotaro een mes met een lang lemmet uit de verborgen schede in de achterkant van zijn broek. Hij zwaaide zijn arm in een wijde boog terwijl hij het mes omhoog bracht, waardoor het vlees doorboord werd en zwart bloed overal heen spoot.

Hij schreeuwde het uit toen een ander stel tanden in zijn linkerarm beet en hij zijn mes in het hoofd van het monster stak. Een woeste grom barstte uit zijn keel toen hij er nog drie in zijn benen voelde bijten. Hij trok zijn zwaard terug, zwaaide opnieuw, en onthoofde de meest nabije grafgeest.

Een scherpe klik en luid gesis deden de monsters opkijken naar de trap en hij grijnsde naar de grafgeesten om hem heen.

" Heb je de barbecuesaus meegebracht?" vroeg hij aan de dame die nu ieders aandacht had.

*****

Darious stond in de achtertuin van het spookhuis met zijn ogen dicht, en was niet alleen getuige van het gevecht binnen, maar hoorde het ook. Hij had met het idee gespeeld om door het huis te gaan om de ondergrondse tunnels te bereiken, maar omdat hij wist dat dat hem zou vertragen, hield hij vast aan zijn oorspronkelijke plan.

De Bewakers konden voor zichzelf zorgen... net zoals ze hem dat lang geleden hadden laten doen.

Terwijl hij zijn gezichtsvermogen uit de kelder terugtrok, begroef Darious zijn haatgevoelens en dwong de waardeloze emoties opzij. Hij inhaleerde diep en rook de geur van de meesterdemonen achter de chaos... hij had ze eerder geroken. Helleheksen....mensen noemden ze gewoon heksen, maar hij wist wat ze waren en dat er vanavond drie van hen in de stad waren. Dat was niet zo vreemd, ze reisden meestal in groepen van drie.

Hij moest ze doden voordat de geesten terug zouden keren naar de hel waar ze thuishoorden.

Darious vond zonder problemen de richting en liep bijna onverschillig door de steegjes van de stad. Toen hij eenmaal het centrum had verlaten, werd hij al snel omringd door de geluiden van de nacht. In de donkere hoeken zaten demonen verstopt, die zijn naam spuwden en sisten als hij langsliep. Hij negeerde ze, in de wetenschap dat hij belangrijker dingen te doen had deze Allerheiligen.

Toen hij in de buurt van het kerkhof kwam, voelde Darious een maar al te bekende aanwezigheid en gromde. Het irriteerde hem dat de zwakste meester als eerste wakker was geworden, terwijl de echte dreiging nog ergens onder de stad lag te slapen.

Wat hem nog het kwaadst maakte, was dat hij nooit meer naar deze plek had willen terugkeren nadat hij voor de tweede keer de rollen had gelezen. Nadat het klooster was verwoest, waren er monniken teruggekomen om het weer op te bouwen... om het vervolgens ten onder te laten gaan toen ze zich realiseerden wat er zich onder het klooster bevond. Ze hadden dit land verlaten omdat ze wisten dat het onbruikbaar was.

Nu hadden de onwetende mensen een bloeiende metropool gebouwd over het hart van het slapende kwaad.

*****

Kyou stond midden op de begraafplaats en scande het gebied met zijn scherpe ogen. Hij had geluisterd naar de gesprekken van de anderen via de zender en hoewel hij zich er wel mee vermaakt had, wist hij dat het probleem niet in het spookhuis lag. Het kerkhof was het echte centrum van demonische activiteit. Het lag niet in de aard van een grafgeest om zijn voedingsbodem te verlaten zonder dat een meester hem daartoe opdracht had gegeven.

Kyou sloot zijn ogen en liet zijn zintuigen rond en onder hem uitwaaieren... op zoek naar de kracht waarvan hij wist dat die er was.

Hij kon de doden onrustig voelen worden in hun graven en begreep dat het al een tijdje onrustig was op dit kerkhof. De doden waren verstoord... iets waarvan alle Bewakers het eens waren dat het een groot taboe was... het mocht gewoon niet.

Zijn lippen werden dunner. Hij wist dat de meeste graven onder hem leeg waren. Of de doden verslonden waren, of nu opgestaan waren en rondliepen was de vraag. Zijn gouden ogen openden zich en vernauwden zich voordat hij zijn hoofd naar het enorme mausoleum rechts van hem draaide.

Kyou stapte naar voren en opende de zware deur naar de crypte, waarbij hij het kraken en kreunen van de scharnieren negeerde. Hij nam de aangerichte schade in zich op en begreep waarom juist deze crypte was uitgekozen. De familie in de crypte moet eeuwen oud zijn geweest en zonder levende familieleden die voor de familie konden zorgen, werd de crypte in feite genegeerd, wat in het voordeel van de demon werkte.

Alle kisten waren opengemaakt en lagen open over de vloer. De vloer lag bezaaid met skeletresten, sommige hingen nog aan hun gewelven... opengereten en blootgesteld aan de elementen. In het midden lagen twee grotere kisten, duidelijk de matriarchen van de familie. De kant van de vrouw was vrijwel onaangeroerd, maar die van de man was geschonden.

In de kist van de man en wat er nog over was van het lichaam dat erin lag, zat een groot gat. Niemand hoefde hem te vertellen waar het andere eind van die tunnel heen leidde. De demon had waarschijnlijk de lijken die tunnel laten graven om hem met de hoofdtunnels te verbinden.

Een geluid van verder achter in de crypte maakte dat hij opkeek. Kyou stapte weg van de verstoorde gewelven en volgde een smal pad dat naar achteren leidde, en naar beneden afliep. Hij kon onmiddellijk merken dat hij zich volledig onder de grond bevond, want de lucht werd zwaar en schimmelig.

Wat hij hoorde klonk vreemd genoeg als iemand die praatte. Hij stapte om een muur heen en ontdekte een andere rij kisten. Verschillende waren uit hun kelders getrokken en open op de vloer gegooid. Een helleheks in haar ware gedaante stond over een van de gedeeltelijk vergane lichamen gebogen en siste een bezwering in het oor van het lijk Ze zag er afschuwelijk uit, met lang wit haar dat rond haar ingevallen wangen hing en ogen die veel te groot waren voor haar gezicht. Haar huid was droog en gebarsten, alsof ze levend gemummificeerd was. Lange onverzorgde nagels schraapten over de grond en streelden het lichaam van het lijk, alsof ze een geliefde aanraakte.

Kyou gromde toen het lijk begon te trillen, waarop de heks haar hoofd ophief om hem met die afschuwelijke ogen aan te staren. Een storm van kracht leek op hem neer te dalen terwijl onzichtbare wind om zijn kleren en haren waaide. De lucht om hem heen kraakte en doorschijnende gouden vleugels kwamen tevoorschijn uit zijn rug, die zich bijna beschermend om hem heen krulden terwijl hij naar voren vloog.

Hij vloog langs de kist, greep de heks bij haar nek in de holte van zijn elleboog en sloeg haar door de muur aan de andere kant. Er kwam steen en mortel naar beneden toen ze aan de andere kant door de muur kwamen. Hij zat schrijlings op haar buik met een hand om haar verschrompelde keel.

"Durf jij die smerige dingen mijn stad in te sturen?!" brulde Kyou in haar gezicht terwijl ze naar hem krijste en klauwde.

De helleheks kon geen goede slag uitdelen omdat Kyou's doorschijnende vleugels nog steeds om hem heen gekruld waren, wat zo'n aanval verhinderde. Ze veranderde abrupt van kracht en haar gedaante veranderde van die van een verdorde oude heks in een visioen van schoonheid. Haar stem werd zacht en soepel terwijl haar grimmige haar steil werd en wit werd als de zuiverste sneeuw.

"Jij hebt de macht niet om me tegen te houden," fluisterde ze terwijl ze haar vingers op zijn wang legde. "Je lijkt zoveel op hem... en toch ben je zo anders," mijmerde ze, terwijl haar klauwen zich in zijn gezicht groeven.

Kyou was stomverbaasd toen een felle flits vlak voor hem ontplofte en hij achteruit werd geslingerd door het gat dat ze hadden gemaakt en tegen de tegenoverliggende muur van de crypte. Zijn hartslag bonsde in zijn oren terwijl hij zijn woede toeliet om hem te verteren. Deze demon was machtig en hij moest haar afmaken voordat de ondergeschikten die zij controleerde nog meer onschuldige mensen zouden doden.

Hij zette zich af tegen de muur om aan te vallen, net toen haar knokige handen door de baksteen achter hem braken. Ze sloten zich om zijn borst en trokken hem er met zo'n kracht doorheen dat hij geen adem meer kreeg.

Hij was plotseling omringd door grafgeesten... hun vlezige handen trokken hem weg van de heks, die alleen maar lachte terwijl ze keek hoe haar ondergeschikten haar bevelen uitvoerden. Net voordat de geesten hem uit het zicht trokken, zag Kyou mist uit de vloer opstijgen, haar omringen en griezelig wervelen. Een man verscheen in de mist recht voor haar. Zijn lange zwarte haar danste toen hij zich op de grafgeesten richtte die op hem afkwamen en een sliert vuur uit zijn handpalm losliet die hen in brand stak.

Darious draaide zijn hoofd en staarde recht in de ogen van de heks. Hij zag de angst in haar bloedrode ogen verschijnen en grijnsde tevreden. Ze siste naar hem en probeerde te vluchten, maar bleef doodstil staan toen er een zwart gat onder haar voeten verscheen... dat haar gevangen hield in een demonenval.

"Niet zo snel, kreng," De stem van Darious was zo donker dat de toch al lage temperatuur in het mausoleum een paar graden daalde.

Heel langzaam draaide de heks zich om en staarde hem aan met een huiveringwekkende grijns op haar lippen. "Ik herinner me jou," siste ze met valse bravoure terwijl ze weer haar ware gedaante aannam. "Jij droeg de kettingen... we hanteerden om beurten de zwepen... wat een genot was het om de meesters je vleugels van je rug te zien rukken...."

Haar woorden werden afgekapt en ze slaakte een kreet toen er plotseling magma omhoogkwam uit de leegte onder haar voeten, waarbij kettingen werden gevormd... die rond haar enkels en polsen vastklikten en het vlees verbrandden waar ze elkaar raakten.

Zijn ogen werden karmozijnrood bij de herinnering. "Er was meer voor nodig dan alleen jij en je zusters om mij geketend te houden, maar ik zal je een geschenk geven... hetzelfde geschenk dat de demonen mij gaven. Deze kettingen hebben een bijnaam... ze heten Eeuwigheid. Je zult niet lang alleen in het donker zijn." Hij gaf haar een sinistere glimlach, "Je zusters zullen zich spoedig bij je voegen." Daarmee trokken de boeien strakker en trokken haar mee de diepte in.

"Je zult het niet overleven!" schreeuwde de helleheks terwijl ze vocht tegen de kracht van de kettingen. "Onze meester zal je uit elkaar trekken en verminken, net zoals je bij ons deed toen je ontsnapte... je zult nooit van ons afkomen."

Darious stond met koude ogen toe te kijken hoe de heks verder afdaalde. Ze spuwde een aantal vloeken naar hem, waardoor Darious zich geamuseerd voelde. Zelfs toen hij hen hun eigen nederlaag liet zien, zouden deze demonen nooit zwijgen.

Het geschreeuw van de heks nam in volume toe toen geklauwde handen vanuit de leegte omhoog reikten en zich aan haar vorm vastgrepen. Ze bleef vechten tot het allerlaatste moment, zelfs toen de leegte tot aan haar oren reikte.

Ze kantelde abrupt haar hoofd naar achteren en grijnsde naar hem: "Als Hij jou niet kan terugwinnen, dan zal Hij de trut terugwinnen die jou bevrijd heeft!"

"Hij?" fluisterde Darious terwijl hij toekeek tot ze wegzonk in de leegte, haar geschreeuw eindelijk verstomd. Er was niemand in de kuil geweest behalve demonen, dus wie was dan die Hij?

Toen de leegte zich over de demon verzegelde, werden zijn gedachten donkerder en dacht hij terug aan de helleheks. Zij en vele andere demonen hadden hem aangevallen toen hij schreeuwde om iemand die hem kon redden... maar er was nooit iemand gekomen. Demonen en hun leugens... niemand had hem bevrijd.

Hij herinnerde zich nog de pijn van zijn vleugels die verwijderd werden... uitgetrokken... uit het vlees van zijn rug gerukt. Die pijn was niets vergeleken met de kwelling van de ketenen waarin ze hem hadden gewikkeld. Nu zullen ze weten hoe het gevoeld had... fysiek en mentaal. Ze zullen schreeuwen om iemand die hen zal bevrijden, maar er zal niemand antwoorden.

Kyou was stil geweest toen hij de overgebleven grafgeesten had afgeschud. Er was niemand meer door de tunnels gekomen, wat betekende dat Kotaro en Suki afgerekend hadden met degenen aan hun kant. Met een beetje geluk zouden de grafgeesten in het niets verdwijnen voor de vlammen uitdoofden. Het zou hun taak zijn de doden naar hun rustplaatsen terug te brengen als het spreekwoordelijke stof was neergedaald.

Kyou stond stil en keek hoe de uitdrukking van de man veranderde van woede naar pijn en toen... verdriet. Schimmen vlogen om hem heen, alsof ze wilden aanvallen, maar ze konden en wilden hem niet raken. Kyou deed een stap naar voren... en herkende de kracht die hij eerder die dag in zijn kantoor had gevoeld.

De man hief zijn hoofd maar keek niet eens in Kyou's richting voordat hij verdween zonder een spoor. De lucht rimpelde en siste... en zond zuiverende energie uit, die alles overspoelde voordat de begraafplaats in een vrede viel waarvan hij zeker wist dat het in jaren niet meer gevoeld had.

Kyou's gouden ogen gloeiden in de duisternis terwijl hij luisterde naar de stemmen van de andere Bewakers via de zender in zijn oor.

Zwartgevleugelde Engel

Подняться наверх