Читать книгу De Ridders - Аристофан, Aristophanes - Страница 7

Vijfde tooneel

Оглавление

Demosthenes. De worstverkooper.

Tweede Slaaf.

155Kom, leg jij eerst maar je bagaadje op den grond,

En groet daarna eerbiedig d’aarde en de goôn.


Worstverkooper

(legt z’n boel neer).

Ziedaar. Wat is er?


Tweede Slaaf.

Ziedaar. Wat is er? O gelukkige, rijke man!

In ’t heden niets, maar morgen overmachtig groot!

„O hertog van het zalige Atheensche volk!”


Worstverkooper.

160Laat jij me liever darmen schoonmaken, beste vrind,

En beuling verkoopen. Waarom hou je me voor den gek?


Tweede Slaaf.

Wat voor een beuling, gekke kerel? Kijk ’t publiek!

„Ziet gij geschaard der volken rijen?”


Worstverkooper.

„Ziet gij geschaard der volken rijen?” Ja, dat zie ’k.


Eerste Slaaf.

„Van al die scharen zult gij zelf de hertog zijn,”

165En van de markt, en van de havens, en de Pnyx,

Den raad zal je trappen, klein zal je houden de generaals,

En binden en boeien, en vrouwen pakken op ’t stadhuis.


Worstverkooper.

Ik?


Tweede Slaaf.

Ik? Jij, welzeker! je ziet nog niet eens je heele macht.

Stap op het tooneel, ga op je eigen worstplank staan.

170Zie d’eilanden die in een kring gelegen zijn.


Worstverkooper

(doet dit).

Die zie ik.


Tweede Slaaf.

Die zie ik. De handelsplaatsen en de schepen ook?


Worstverkooper.

Ik zie ze.


Tweede Slaaf.

Ik zie ze. Ben je dan niet een overgelukkig man?

Kijk nu eens met je rechteroog naar Karië,

En met je linker moet je tot Karthago zien.


Worstverkooper.

175Ik verrek m’n oogen, noem je dat soms m’n geluk?


Tweede Slaaf.

Dat niet, maar alles wordt op ùwen wenk verkocht.

Gij wordt in waarheid, zóó als ’t oud orakel zegt,

Een man van aanzien.


Worstverkooper.

Een man van aanzien. Zeg mij eerst, hoe zal ik ooit

Van aanzien worden, als ik niets dan worst verkoop?


Tweede Slaaf.

180Juist dàt is de reden dat j’ een man van aanzien wordt,

Je komt van de markt, je fopt de menschen, bent brutaal.


Worstverkooper.

Maar ’k vind niet dat ik zelf zoo’n aanzien waardig ben.


Tweede Slaaf.

Wat zeg je? vindt je zelf niet dat j’ een rang verdient?

Het komt me voor dat jij jezelven heel goed kent.

185Ben je soms van nette ouders?


Worstverkooper.

Ben je soms van nette ouders? Bij de goden, neen!

Dat zou ’k je kunnen leeren…


Tweede Slaaf.

Dat zou ’k je kunnen leeren… Zalig is dan uw lot,

Dan zijt g’ uitnemend voor het staatsbestuur geschikt.


Worstverkooper.

Maar beste man, ’k bezocht niet eens de lagere school,

De letters ken ik, maar ik schrijf ze als een smid.


Tweede Slaaf.

190Het eenige nadeel is dat je nog een beetje schrijft!

Om ’t volk te leiden heeft men nù geen lagere school

Meer noodig, en ook geen menschen meer van goed fatsoen,

Wèl dommen en schaamteloozen! Weiger niet het lot,

Dat in ’t orakel door de goôn is voorbeschikt.


Worstverkooper.

195Hoe zijn de woorden van ’t orakel?


Tweede Slaaf.

Hoe zijn de woorden van ’t orakel? Bij de goden! mooi,

Heel dubbelzinnig en heel wijsgeerig is voorspeld:

„Doch als de aadlaar van leêr, kromsnavelig, met zijn gebekte

„Den bloeddorstigen draak, den heer Domkop, vreeslijk gepakt heeft,

„Dan gaat meteen ook uw stank, Paphlagonische looier, verloren,

200„Aan de verkoopers van worst schenkt macht en aanzien de godheid,

„Wen ze niet liever besluiten om steeds dóór worst te verkoopen.”


Worstverkooper.

Slaat dàt nu op mij? leg dat ereis uit, m’n beste vrind.


Tweede Slaaf.

„Adelaar van leêr” is de Paphlagoniër dien je kent.


Worstverkooper.

En wat is „kromsnavelig?”


Tweede Slaaf.

En wat is „kromsnavelig?” Dat heeft ongeveer den zin,

205Dat hij met zijn handen, als een snavel, alles gapt.


Worstverkooper.

En wat is de „draak?”


Tweede Slaaf.

En wat is de „draak?” O, dat is duidelijk als de zon.

Een draak is lang, en ook een worst is altijd lang,

En bloed verslindt een worst zoowel als iedre draak.

Hij meent dus dat de draak den leêren adelaar

210Zal overwinnen, „wen hij niet geeft om zijn geklets.”


Worstverkooper.

Dat wen, daar kan ik aan wennen! maar ik sta verbaasd,

Hoe iemand als ik het heele volk regeeren kan!


Tweede Slaaf.

Een makkelijk werkje! Ga maar door met je beroep!

Haal alle zaken, of het een worst is, door mekaar,

215Ja alles, en geef altijd maar aan ’t volk zijn vet,

Dan houdt je het zoet met woordjes uit de keukentaal.

Volksleiderstalenten heb je overigens genoeg:

Een stem als een oordeel, lage komaf, aan de markt gewend,

Dat ’s alles wat er voor een staatsman noodig is!

220Het Delfisch orakel, en de andre, stemmen saam.

Zet gauw een krans op, en offer aan God Domkop nu!

Overwin dien andren kerel.


Worstverkooper.

Overwin dien andren kerel. Maar wie staat mij bij

In dit gevecht? de goede standen zijn bang voor hem,

En ’t arme volk, dat rilt en beeft al voor z’n stem.


Tweede Slaaf.

225Er zijn nog duizend ridders, heele flinke lui,

Die haten hem, en helpen ù door dik en dun,

Dan verder alle burgers die ontwikkeld zijn,

En van het publiek hier ieder die fatsoenlijk is,

En ik met hen, en de godheid zelf zal mèt u zijn.

230Wees maar niet bang, z’n tronie is niet nagevolgd!

Geen van de kappers heeft, uit pure vrees voor hem,

Z’n masker durven maken. Toch zal iedereen

Hem gauw herkennen. Het publiek is slim genoeg.


(De Paphlagoniër komt naar buiten).

Worstverkooper.

O wee, o wee, daar komt de Paphlagoniër.


De Ridders

Подняться наверх