Читать книгу Eens Gepakt - Блейк Пирс - Страница 6
Proloog
ОглавлениеKapitein Jimmy Cole had net een oud spookverhaal over de rivier de Hudson aan zijn passagiers verteld. Het was een goed verhaal, over een bijlmoordenaar in een lange, donkere jas. Perfect voor een mistige nacht als deze. Hij leunde naar achteren in zijn stoel en liet zijn knieën even rusten. Ze kraakten na de vele operaties. Hij dacht voor de zoveelste keer aan zijn pensioen. Hij had bijna elke uithoek van de Hudson gezien en een dezer dagen zou zelfs een klein vissersbootje als dat van hem, genaamd Suzy, hem de baas worden.
Hij was klaar voor vandaag en stuurde zijn boot naar de kant. Terwijl het vaartuig rustig naar de aanlegsteiger bij Reedsport voer, haalde een van zijn passagiers hem uit zijn gemijmer. “Hé kap’tein, is dat daar niet jouw spook?”
Jimmy nam niet de moeite om te kijken. Alle vier de passagiers – twee jonge stelletjes op vakantie – waren behoorlijk dronken. Een van de jongens probeerde ongetwijfeld de meisjes bang te maken.
Maar toen zei ook een van de vrouwen: “Ik zie het ook. Is dat niet raar?”
Jimmy draaide zich om naar zijn passagiers. Verdomde dronkenlappen. Dit was de laatste keer dat hij zijn boot zo laat in de avond zou verhuren.
De tweede man wees. “Kijk, daar,” zei hij.
Zijn vrouw bedekte haar ogen. “O, ik kan er niet naar kijken!” zei ze met een nerveus en beschaamd lachje.
Geërgerd besefte Jimmy dat hij geen rust zou krijgen. Uiteindelijk draaide hij zich om. Hij keek waar de man naartoe wees. Hij zag iets tussen de bomen langs de oever. Het glinsterde, dacht hij, en het had een vage menselijke vorm. Wat het ook was, het leek boven de grond te zweven. Maar het was te ver weg om het duidelijk te zien. Voordat Jimmy zijn verrekijker kon pakken, verdween het ding achter de bomen op de oever.
De waarheid was dat Jimmy zelf ook een paar biertjes op had. Wat hem betrof was dat geen probleem. Hij kende deze rivier goed. En hij vond zijn werk leuk. Hij was graag op de Hudson, vooral rond deze tijd, wanneer het water stil en vredig was. Er waren hier maar een paar dingen die zijn gemoedsrust konden verstoren.
Hij ging langzamer varen en stuurde de Suzy voorzichtig tegen de stootkussens van de aanlegsteiger. Trots vanwege de zachte landing zette hij de motor uit en legde de boot vast aan de bolders. De passagiers stommelden giechelend en lachend van boord. Ze wankelden over de aanlegsteiger naar de wal, terug naar hun B&B. Jimmy was blij dat ze vooruitbetaald hadden.
Maar hij bleef aan dat vreemde voorwerp denken dat hij had gezien. Het was een stuk terug langs de oever en het was onmogelijk vanaf hier te zien. Wie of wat zou het kunnen zijn? Het irriteerde hem en hij wist dat het hem dwars zou blijven zitten totdat hij had uitgezocht wat het was. Zo was hij nu eenmaal.
Jimmy zuchtte luid, dubbel zo geërgerd nu, en begon te lopen. Hij sjokte langs de rivieroever en volgde de spoorlijn die langs het water liep. Dit spoor was honderd jaar geleden gebruikt, toen Reedsport voornamelijk uit bordelen en gokhuizen had bestaan. Nu was het niets meer dan een overblijfsel uit een vervlogen tijd.
Jimmy sloeg een bocht om en naderde een oud pakhuis naast het spoor. Een paar beveiligingslampen op het gebouw hulden de plek in een gedempt licht. Toen hij zag het: een glinsterende menselijke vorm die in de lucht leek te zweven. De vorm was aan een van de dwarsbalken van een elektriciteitsmast opgehangen.
Toen hij er dichterbij kwam en het goed kon zien, liep er een rilling langs zijn rug. De vorm was echt menselijk, maar er was geen enkel teken van leven te zien. Het lichaam hing met de rug naar hem toe, in een of andere stof gebonden en in zware kettingen gewikkeld en veel beter vastgebonden dan dat je een gevangene zou ketenen. De kettingen schitterden in het licht.
O god, niet weer.
Jimmy kon het niet helpen. Hij dacht terug aan de afschuwelijke moord die het hele gebied een aantal jaar geleden op zijn kop had gezet. Zijn knieën werden slap toen hij naar de andere kant van het lichaam liep. Hij kwam dichtbij genoeg om het gezicht te zien, en hij viel bijna in shock op het spoor. Hij herkende haar. Het was een vrouw uit het stadje, een verpleegster met wie hij al heel lang bevriend was. Haar keel was opengesneden en haar dode mond werd opengehouden door een ketting die rond haar hoofd gewikkeld was.
Jimmy hapte naar adem van verdriet en afschuw.
De moordenaar was terug.