Читать книгу Eens Gepakt - Блейк Пирс - Страница 7

Hoofdstuk 1

Оглавление

Special Agent Riley Paige bleef stokstijf staan en staarde geschokt voor zich uit. Het handjevol kiezelsteentjes op haar bed hoorde daar niet. Iemand had bij haar thuis ingebroken en ze daar neergelegd. Iemand die haar kwaad wilde doen.

Ze wist meteen dat de kiezelsteentjes een boodschap waren en dat de boodschap van een oude vijand was. Hij vertelde haar dat ze hem uiteindelijk toch niet gedood had.

Peterson leeft.

Ze voelde haar lichaam trillen bij die gedachte. Ze had het al lang vermoed en nu was ze er helemaal zeker van. En erger nog, hij was in haar huis geweest. Die gedachte maakte haar misselijk. Was hij hier nu nog steeds?

Ze hapte angstig naar adem. Riley wist dat haar fysieke mogelijkheden beperkt waren. Uitgerekend vandaag had ze een dodelijke confrontatie met een sadistische moordenaar overleefd. Haar hoofd zat nog in het verband en haar lichaam was overal gekneusd. Zou ze in staat zijn om de confrontatie met hem aan te gaan als hij nog in haar huis was?

Riley pakte meteen haar pistool uit de holster. Met trillende handen ging ze naar haar kast en opende hem. Er zat niemand in. Ze keek onder het bed. Daar was ook niemand.

Riley stond daar maar en dwong zichzelf om helder na te denken. Was ze in de slaapkamer geweest sinds ze thuis was gekomen? Ja, want ze had haar holster boven op de ladekast naast de deur gelegd. Maar ze had het licht niet aangedaan, ze had zelfs niet eens de kamer in gekeken. Ze had alleen haar wapen op de ladekast achtergelaten en was toen weggegaan. Ze had haar nachtjapon in de badkamer aangetrokken.

Kon haar aartsvijand de hele tijd in het huis geweest zijn? Nadat zij en April thuis waren gekomen, hadden ze gepraat en tot laat in de avond tv-gekeken. Toen was April naar bed gegaan. Het zou een verbazingwekkend staaltje van onopvallendheid vereisen om in een klein huis als dat van haar verborgen te blijven. Maar ze kon de mogelijkheid niet uitsluiten.

Toen werd ze door een nieuwe angst gegrepen.

April!

Riley griste de zaklantaarn van het bijzettafeltje. Met haar pistool in haar rechterhand en de zaklantaarn in haar linker liep ze de slaapkamer uit. Ze deed het licht in de gang aan. Toen ze niets vreemds hoorde, ging ze snel naar de slaapkamer van April en gooide de deur open. De kamer was pikdonker. Riley deed het grote licht aan.

Haar dochter lag al in bed. “Wat is er, mam?” vroeg April, die verbaasd haar ogen samenkneep tegen het felle licht.

Riley liep de slaapkamer in. “Kom niet uit bed,” zei ze. “Blijf waar je bent.”

“Mam, je maakt me bang,” zei April met trillende stem.

Wat Riley betreft was dat prima. Ze was zelf al angstig genoeg en haar dochter had alle redenen om net zo bang te zijn als zij. Ze ging naar de kast van April, scheen met haar zaklantaarn naar binnen en zag dat daar niets was. Er lag ook niemand onder het bed van April.

Wat moest ze nu doen? Ze moest ieder hoekje en gaatje in de rest van het huis nakijken.

Riley wist wat haar voormalige partner Bill Jeffreys zou zeggen.

Verdomme, Riley. Bel om hulp.

Haar eeuwige gewoonte om alles alleen te doen had Bill altijd furieus gemaakt. Maar dit keer zou ze naar zijn advies luisteren. Met April in huis wilde Riley geen enkel risico nemen.

“Trek een ochtendjas en schoenen aan,” zei ze tegen haar dochter. “Maar ga niet de kamer uit. Nog niet.”

Riley ging terug naar haar eigen slaapkamer en pakte haar telefoon van het bijzettafeltje. Ze belde de Gedragsanalyse Eenheid. Zodra ze een stem aan de lijn hoorde fluisterde ze: “Dit is Special Agent Riley Paige. Er is een indringer in mijn huis geweest. Hij is hier misschien nog steeds. Ik heb hier snel iemand nodig.” Ze dacht even na en voegde er toen aan toe: “En stuur een forensisch team.”

“We komen er meteen aan,” klonk het antwoord.

Riley hing op en liep de gang weer in. Met uitzondering van de twee slaapkamers en de gang was het huis nog steeds donker. Hij kon overal zijn, op de loer liggend, wachtend om aan te vallen. Deze man had haar al eens eerder overrompeld en ze was bijna door hem gedood.

Terwijl ze door het huis liep deed ze de lichten aan, haar pistool in de aanslag. Riley ging efficiënt door het hele huis. Ze scheen met haar zaklantaarn in elke kast en elk onverlicht hoekje. Uiteindelijk keek ze omhoog naar het plafond in de gang. Het luik boven haar leidde naar de zolder, met een ladder die nu ingeklapt was. Zou ze het aandurven om naar boven te klimmen en te kijken?

Op dat moment hoorde Riley politiesirenes. Ze slaakte een zucht van opluchting bij het horen van het geluid. Ze realiseerde zich dat het Bureau de lokale politie gebeld had, omdat het hoofdkwartier van de GAE ruim een halfuur rijden was.

Ze ging naar haar slaapkamer en pakte een paar schoenen en haar ochtendjas, toen ging ze naar de kamer van April terug. “Kom mee,” zei ze. “Blijf dicht bij me.”

Nog steeds met haar pistool in haar hand sloeg Riley haar linkerarm om Aprils schouders heen. Het arme meisje trilde van angst. Riley leidde April naar de voordeur en opende hem net op het moment dat een aantal geüniformeerde agenten zich de stoep op haastten.

De agent die de leiding had kwam met getrokken pistool het huis binnen. “Wat is er aan de hand?” vroeg hij.

“Er was iemand in het huis,” zei Riley. “Hij is er misschien nog steeds.”

De agent keek ongemakkelijk naar het pistool in haar hand.

“Ik ben van de FBI,” zei Riley. “Er zullen hier snel GAE-agenten zijn. Ik heb het hele huis al doorzocht, behalve de zolder.” Ze wees. “Er is een luik in het plafond in de gang.”

De agent riep: “Bowers, Wright, naar binnen en controleer de zolder. De anderen zoeken buiten, achterzijde en voorzijde.”

Bowers en Wright gingen de gang in en schoven de ladder omlaag. Ze trokken allebei hun wapens. De een bleef onder aan de ladder wachten, terwijl de andere naar boven klom en met een zaklantaarn rondscheen. Binnen een paar tellen verdween de man de zolder op. Al snel klonk een stem: “Hier is niemand.”

Riley wilde zich opgelucht voelen. Maar de waarheid was dat ze wenste dat Peterson wél daar boven was geweest. Dan kon hij meteen worden gearresteerd, of beter nog: neergeschoten. Ze was er zeker van dat hij niet in de voor- of de achtertuin zou verschijnen.

“Hebt u een kelder?” vroeg de leidinggevende agent.

“Nee, alleen een kruipruimte,” zei Riley.

De agent riep naar buiten: “Benson, Pratt, controleer onder het huis.”

April hield haar moeder nog steeds stevig vast. “Wat is er aan de hand, mam?” vroeg ze.

Riley aarzelde. Jarenlang had ze vermeden om April de vreselijke waarheid over haar werk te vertellen. Maar ze was er onlangs achter gekomen dat ze te beschermend was. Dus had ze April over haar traumatische gevangenschap door Peterson verteld, of tenminste, zoveel als ze dacht dat April aankon. Ze had ook haar twijfels over de dood van de man met haar gedeeld.

Maar wat kon ze nu aan April vertellen? Ze wist het niet zeker.

Voordat Riley eruit was zei April: “Het is Peterson, hè?”

Riley knuffelde haar dochter stevig. Ze knikte terug en probeerde de huivering die over haar hele lichaam liep te verbergen.

“Hij leeft nog.”

Eens Gepakt

Подняться наверх