Читать книгу Eens gelokt - Блейк Пирс - Страница 8
HOOFDSTUK TWEE
ОглавлениеRiley voelde de moet in haar schoenen zakken toen ze keek naar de twee afbeeldingen op de schermen in de vergaderzaal van de BAU. De ene was een foto van een zorgeloos meisje met heldere ogen en een stralende lach. De andere was een foto van haar lijk, dat totaal uitgemergeld was en waarvan de armen in een vreemde positie lagen. Aangezien haar bevolen was om naar deze bijeenkomst te komen, wist Riley dat er meer slachtoffers zoals deze moesten zijn.
Sam Flores, een slimme labtechnicus met een bril met zwart montuur, was bezig met het beeldscherm voor de vier andere agenten rondom de tafel.
“Dit zijn foto’s van Metta Lunoe, zeventien jaar oud,” zei Flores. “Haar familie woont in Collierville, New Jersey. Haar ouders hebben haar in maart als vermist opgegeven–weggelopen.”
Hij bracht een grote kaart van Delaware op het scherm en wees een locatie aan met een laserpointer.
“Haar lijk werd gevonden in een veld net buiten Mowbray, Delaware, op zestien mei.” zei hij. Haar nek was gebroken.”
Flores toonde nog een tweetal afbeeldingen, de ene van een levendig jong meisje, de ander van hetzelfde meisje maar compleet verwelkt, met haar armen op vergelijkbare manier neergelegd.
“Deze foto’s zijn van Valerie Bruner, ook zeventien, die was weggelopen uit Norbury, Virginia. Ze raakte vermist in april.”
Flores wees nog een locatie op de kaart aan.
“Haar lichaam werd gevonden op een zandweggetje vlakbij Redditch, Delaware, op twaalf juni. Duidelijk dezelfde MO als de moord hiervoor. Agent Jeffreys was betrokken in het onderzoek.”
Riley voelde zich overrompeld. Hoe kon Bill nou aan een zaak gewerkt hebben zonder haar? Toen herinnerde ze zich het weer. In juni had ze in het ziekenhuis gelegen, om te herstellen van die vreselijke gebeurtenissen in de kooi van Peterson. Alsnog was Bill regelmatig in het ziekenhuis op bezoek gekomen. Hij had nooit verteld dat hij aan deze zaak werkte.
Ze draaide zich naar Bill.
“Waarom heb je hier niks over gezegd?” vroeg ze.
Bills gezicht was grimmig.
“Het was geen goed moment,” zei hij. “Jij had je eigen problemen.”
“Wie was je partner?” vroeg Riley.
“Agent Remsen.”
Riley herkende die naam. Bruce Remsen was uit Quantico overgeplaatst voordat ze terug naar werk was gekomen.
Na een korte pauze voegde Bill toe “Ik kreeg de zaak niet opgelost.”
Nu snapte Riley zijn gezichtsuitdrukking en toon. Zij en Bill waren al jarenlang vrienden en partners, en zij begreep Bill beter dan wie dan ook. En ze wist dat hij diep teleurgesteld in zichzelf was.
Flores toonde de foto’s die de lijkschouwer gemaakt had van de ontblote ruggen van de meisjes. De lichamen waren zo weggekwijnd dat ze bijna niet echt leken. Beide ruggen zaten vol met oude littekens en nieuwe blauwe plekken.
Riley voelde het ongemak aan haar knagen. Ze was onthutst door dit gevoel. Sinds wanneer werd ze misselijk van foto’s van lijken?
Flores zei, “Ze waren beiden bijna tot aan de dood uitgehongerd voordat hun nek gebroken werd. Ze waren ook flink mishandeld, waarschijnlijk over lange tijd. De lichamen zijn post mortem naar de vindplaatsen gebracht. We hebben geen idee waar ze daadwerkelijk vermoord zijn.”
Riley probeerde het onbehagen de baas te blijven en dacht na over gelijkenissen met andere zaken die zij en Bill de laatste maanden hadden opgelost. De zogenaamde “poppenmoordenaar” had de lichamen van zijn slachtoffers neergelegd waar ze makkelijk te vinden waren, gepositioneerd op groteske, popachtige manieren. De “kettingmoordenaar” hing de lichamen van zijn slachtoffers in de lucht, ingepakt in dikke kettingen.
Flores bracht nu nog een afbeelding van een jonge vrouw op, een vrolijk uitziende vrouw met rood haar. Ernaast was een foto van een krakkemikkige, lege Toyota.
“Dit is de auto van een vierentwintigjarige Ierse immigrante genaamd Meara Keagan,” zei Flores. “Ze is gisterochtend als vermist opgegeven. Haar auto werd gevonden vlakbij een appartementencomplex in Westree, Delaware. Ze werkte daar voor een gezin als dienstmeid en kinderoppas.”
Nu was Special Agent in Charge Brent Meredith aan het woord. Hij was een indrukwekkende, grote Afro-Amerikaan met een vierkant gezicht en een houding die geen onzin duldde.
“Ze was klaar met haar dienst om elf uur eergisteravond,” zei Meredith. “De auto werd de volgende dag vroeg in de ochtend gevonden.”
Special Agent in Charge Carl Walder leunde naar voren in zijn stoel. Hij was de baas van Brent Meredith; een man met een kinderlijk gezicht met sproeten en krullend koperkleurig haar. Riley vond hem niet aardig. Ze vond hem ook niet echt competent. Het hielp niet dat hij haar eens ontslagen had.
“Waarom denken we dat deze vermissing verband houdt met de moorden?” vroeg Walder. “Meara Keagan is ouder dan de andere slachtoffers.”
Nu sprak Lucy Vargas. Ze was een slimme jonge nieuweling met donker haar, donkere ogen en een donkere huidskleur.
“Je ziet het als je kijkt naar de kaart. Keagan is verdwenen in hetzelfde gebied waar de twee lichamen gevonden zijn. Het zou toeval kunnen zijn, maar dat lijkt niet waarschijnlijk. Niet binnen vijf maanden, allemaal zo dicht bij elkaar.”
Ondanks haar gevoel van ongemak genoot Riley ervan dat Walder een beetje huiverde. Zonder dat ze dat zo bedoeld had, had Lucy hem op zijn plaats gezet. Riley hoopte maar dat hij Lucy hier niet later voor zou terugpakken. Zo flauw was Walder wel.
“Dat is correct, Agent Vargas,” zei Meredith. “We denken dat de jongere meisjes zijn ontvoerd terwijl ze probeerden te liften. Waarschijnlijk ergens langs de snelweg die door dit gebied loopt.” Hij wees naar een lijn op de kaart.
“Is liften niet verboden in Delaware?” vroeg Lucy. “Dat is natuurlijk wel moeilijk om te handhaven,” voegde ze toe.
“Daar heb je gelijk in,” zei Meredith. “En dit is ook niet een van de hoofdsnelwegen, dus lifters zullen hier ongetwijfeld gebruik van maken. En de moordenaar blijkbaar ook. Een lichaam werd langs deze weg gevonden en de twee andere binnen vijftien kilometer. Keagan werd ongeveer negentig kilometer verder naar het noorden langs deze weg ontvoerd. Hij heeft bij haar een andere truc gebruikt. Als hij zijn gewoonlijke patroon volgt, zal hij haar gevangenhouden tot ze bijna doodgehongerd is. Dan breekt hij haar nek en laat hij haar lichaam achter zoals we eerder hebben gezien.”
“Dat gaan we niet laten gebeuren,” zei Bill met samengeknepen stem.
Meredith zei, “Agenten Paige en Jeffreys, ik wil dat jullie hier meteen mee aan de slag gaan.” Hij schoof een beige map vol foto’s en verslagen over de tafel naar Riley. “Agent Paige, hier is alle informatie die je nodig hebt om je op de hoogte te brengen.”
Riley stak haar hand uit naar de map. Maar haar hand trok zich terug met een spasme van vreselijke angst.
Wat is er met me aan de hand?
Haar hoofd duizelde en onscherpe beelden kregen vorm in haar hersenen. Was het PTSS van de Petersonzaak? Nee, dit was anders. Dit was iets totaal anders.
Riley stond op uit haar stoel en vluchtte de vergaderzaal uit. Terwijl ze door de gang naar haar kantoor rende, werden de beelden in haar hoofd scherper en scherper.
Het waren gezichten; gezichten van vrouwen en meisjes.
Ze zag Mitzi, Koreen en Tantra; jonge callgirls die met nette kleding hun vernedering maskeerde, zelfs voor zichzelf.
Ze zag Justine, een oudere hoer die aan de bar zat met een drankje, moe en verbitterd en klaar om een lelijke dood te sterven.
Ze zag Chrissy, die nagenoeg gevangen zat in een bordeel door haar man, de mishandelaar en pooier.
En als ergste van allen, zag ze Trinda, een vijftienjarig meisje wier leven al een nachtmerrie van seksuele uitbuiting was geweest, en die zich geen ander leven kon voorstellen.
Riley kwam aan bij haar kantoor en liet zich in haar stoel vallen. Nu begreep ze de aanval van afschuw. De beelden die ze zojuist had gezien waren een trigger. Ze brachten haar donkerste inzichten uit de Phoenix case weer naar boven. Ze had een meedogenloze moordenaar gestopt, maar ze had geen gerechtigheid kunnen brengen aan de vrouwen en meisjes die ze had ontmoet. Een hele wereld van seksuele uitbuiting was nog over. Ze had nog niet het topje van de ijsberg van onrecht gezien.
En nu werd ze achtervolgd en gekweld zoals nooit tevoren. Wat haar betreft was dit erger dan PTSS. Ze kon haar woede en angst tenminste nog uitleven bij het sparren. Ze had geen manier om met deze nieuwe gevoelens om te gaan.
Kon ze zichzelf ertoe zetten om nog een zaak zoals die in Phoenix te werken?
Ze hoorde Bills stem vanuit de deuropening.
“Riley.”
Ze keek op en zag haar partner met een verdrietige gezichtsuitdrukking. Hij hield de map vast die Meredith aan haar had proberen te geven.
“Ik heb je nodig op deze zaak,” zei Bill. “Het is persoonlijk voor me. Ik word er gek van dat ik het niet kon oplossen. En ik blijf me maar afvragen of ik niet goed presteerde omdat mijn huwelijk op de klippen liep. Ik heb de familie van Valerie Bruner leren kennen. Het zijn goede mensen. Maar ik heb geen contact met ze gehouden omdat... nou, ik heb ze teleurgesteld. Ik moet het met ze goedmaken.”
Hij legde de map op Riley’s bureau.
“Kijk hier gewoon even naar. Alsjeblieft.”
Hij verliet Riley’s kantoor. Ze staarde naar de folder, nog steeds besluiteloos.
Dit was niet hoe ze was. Ze wist dat ze zich hier overheen moest zetten.
Terwijl ze piekerde, herinnerde ze zich iets uit haar tijd in Phoenix. Ze had een meisje kunnen redden, Jilly. Dat had ze geprobeerd tenminste.
Ze pakte haar telefoon en belde het nummer van een tieneropvang in Phoenix, Arizona. Een bekende stem nam op.
“Dit is Brenda Fitch.”
Riley was blij dat Brenda had opgenomen. Ze had de maatschappelijk werkster leren kennen tijdens haar vorige zaak.
“Hoi Brenda,” zei ze. “Dit is Riley. Ik wou even vragen hoe het met Jilly was.”
Jilly was een meisje dat Riley had gered uit de sekshandel, een magere, donkerharige dertienjarige. Jilly had geen familie, behalve een mishandelende vader. Zo nu en dan belde Riley om te horen hoe het met Jilly ging.
Riley hoorde Brenda zuchten.
“Goed dat je belt,” zei Brenda. “Ik wou dat meer mensen wat zorg zouden tonen. Jilly is nog hier bij ons.”
Riley’s hart zonk. Ze hoopte ze op een dag zou bellen en zou horen dat Jilly door een aardig pleeggezin was meegenomen. Maar vandaag was niet die dag. Nu maakte Riley zich zorgen.
Ze zei, “De laatste keer dat we elkaar spraken, was je bang dat ze haar terug naar haar vader zouden sturen.”
“O, nee, dat hebben we wettelijk geregeld. We hebben zelfs een contactverbod om hem van haar weg te houden.”
Riley ademde een zucht van opluchting.
“Jilly vraag heel vaak naar je,” zei Brenda. “Wil je haar spreken?”
“Ja. Alsjeblieft.”
Brenda zette Riley in de wacht. Riley vroeg zich opeens af of dit wel zo'n goed idee was. Iedere keer dat ze met Jilly praatte, voelde ze zich schuldig. Ze snapte niet waarom ze zich zo voelde. Ze had Jilly immers gered van een leven van uitbuiting en mishandeling.
Maar waarvoor was ze gered? vroeg ze zich af. Wat voor een leven had Jilly om naar uit te kijken?
Ze hoorde Jilly’s stem.
“Hé, Agent Paige.”
“Hoe vaak moet ik je nog zeggen om me zo niet te noemen?”
“Sorry. Hé, Riley.”
Riley lachte een beetje.
“Hé. Hoe gaat het met je?”
“Oké, denk ik.”
Er viel een stilte.
Een typische tiener, dacht Riley. Het was altijd lastig om Jilly aan het praten te krijgen.
“Wat ben je aan het doen?” vroeg Riley.
“Ik ben net wakker,” zei Jilly met suffe stem. “Ik ga nu ontbijten.”
Riley besefte toen dat het in Phoenix drie uur vroeger was.
“Sorry dat ik zo vroeg bel,” zei Riley. “Ik vergeet het tijdsverschil steeds.”
“Maakt niet uit. Het is aardig dat je belt.”
Riley hoorde een gaap.
“Ga je naar school vandaag?” vroeg Riley.
“Ja. Ze laten ons daarvoor iedere dag uit de bak.”
Dat was Jilly’s lopende grapje, de opvang “de bak” noemen alsof het een gevangenis was. Riley vond het niet erg grappig.
Riley zei, “Nou, ik laat je maar ontbijten en je klaarmaken.”
“Hé, wacht even,” zei Jilly.
Er viel nog een stilte. Riley dacht dat ze Jilly een snik hoorde inhouden.
“Niemand wil me, Riley,” zei Jilly. Nu huilde ze. “Pleeggezinnen slaan me steeds over. Ze vinden mijn verleden maar niks.”
Riley was stomverbaasd.
Haar “verleden”? dacht ze. Jezus, hoe heeft een dertienjarige een “verleden”? Wat is er mis met mensen?
“Het spijt me,” zei Riley.
Jilly sprak haperend tussen haar tranen door.
“Het is alsof... nou weet je, het is... ik bedoel Riley, het is alsof jij de enige bent die het iets kan schelen.”
Riley’s keel brandde en haar ogen prikte. Ze kon geen antwoord geven.
Jilly zei, “Kan ik niet bij jou komen wonen? Ik zal je niet tot last zijn. Je hebt een dochter toch? Ze zou zoals een zus voor me kunnen zijn. We zouden voor elkaar kunnen zorgen. Ik mis je.”
Riley had moeite met praten.
“Ik... ik denk niet dat dat mogelijk is, Jilly.”
“Waarom niet?”
Riley voelde zich verwoest. De vraag kwam aan als een kogel.
“Het is gewoon... niet mogelijk,” zei Riley.
Ze kon Jilly nog steeds horen huilen.
“Oké,” zei Jilly. “Ik moet gaan ontbijten nu. Doei.”
“Doei,” zei Riley. “Ik bel snel weer.”
Ze hoorde een klik toen Jilly de telefoon ophing. Riley boog zich over haar bureau, tranen stroomden over haar wangen naar beneden. Jilly’s vraag bleef maar in haar hoofd echoën....
“Waarom niet?”
Er waren wel duizend redenen. Ze had haar handen nu al vol aan April. Haar baan nam te veel van haar, zowel qua tijd als qua energie. En was ze deskundig en voorbereid genoeg om met Jilly’s psychologische trauma om te gaan? Natuurlijk niet.
Riley veegde haar ogen af en ging rechtop zitten. Het had geen zin om te zitten zwelgen in zelfmedelijden. Het was tijd om weer aan het werk te gaan. Meisjes stierven daarbuiten, en ze hadden haar nodig.
Ze pakte de map en opende deze. Was het tijd, vroeg ze zich af, om terug de arena in te gaan?