Читать книгу Schuilen voor hoge vlammen - Блейк Пирс - Страница 8
HOOFDSTUK TWEE
ОглавлениеZe ontmoette Ramirez drie uur later, net na zijn dienst. Hij had haar telefoontje enthousiast beantwoord, maar zijn stem had moe geklonken. Daarom hadden ze afgesproken langs de Charles River, bij een van de vele bankjes langs de wandelpaden aan de oostelijke kant van de rivier.
Toen ze naar de afgesproken plaats liep, zag ze dat hij er net was. Hij ging zitten en keek uit over de rivier. De vermoeidheid die ze in zijn stem gehoord had, zag ze ook op zijn gezicht. Toch zat hij er ontspannen bij. Ze had dat talloze keren gemerkt, dat hij rustig en ingetogen werd als hij naar het mooie uitzicht op de stad keek.
Ze kwam dichterbij en toen hij haar voetstappen hoorde, draaide hij zich naar haar toe. Hij toverde zijn typische glimlach tevoorschijn en opeens was alle vermoeidheid uit zijn gezicht verdwenen. Een van de vele dingen die Avery zo fascinerend vond aan Ramirez was de manier waarop ze zich voelde als hij haar aankeek. Het was overduidelijk dat dat meer dan gewoon aantrekkingskracht was: hij keek haar ook aan met waardering en respect. Dat, en het feit dat hij haar regelmatig zei dat ze mooi was, zorgden ervoor dat ze zich veilig en gewenst voelde bij hem. En zo had ze zich in lange tijd niet meer gevoeld.
“Zware dag gehad?” vroeg Avery, terwijl ze naast hem ging zitten.
“Niet echt,” zei Ramirez. “Maar het was wel behoorlijk druk. Klachten over geluidsoverlast. Een ruzie in een bar die een beetje bloederig werd. En geloof het of niet, ik kreeg zelfs een oproep over een hond die een kind een boom in had gejaagd.”
“Een kind?”
“Een kind,” zei Ramirez. “Het boeiende leven van een rechercheur als de stad er stil en verlaten bij ligt.”
Ze keken beiden uit over de rivier, in het soort stilte die de laatste paar weken ongemakkelijk was worden. Officieel waren ze geen stel, maar ze konden genieten van elkaars gezelschap zonder de druk te voelen over iets te moeten praten. Zachtjes boog Avery zich naar hem toe en pakte zijn hand.
“Laten we een eindje gaan wandelen.”
“Oké,” zei hij, terwijl hij zachtjes in haar hand kneep.
Zelfs gewoon zijn hand vasthouden was voor Avery al iets enorms. Zij en Ramirez hadden wel vaker hand in hand gezeten en soms had ze hem weleens spontaan gekust, maar zo vastberaden zijn hand pakken voelde toch wat vreemd.
Maar het begint goed te voelen, dacht ze toen ze wandelden. Het voelt trouwens al een hele tijd goed.
“Alles goed?” vroeg Ramirez.
“Ja, hoor,” zei ze. “Ik heb een fijne dag gehad met Rose.”
“Begint het tussen jullie al wat normaler te worden?” vroeg Ramirez.
“Verre van normaal,” zei Avery. “Maar het gaat de goede kant op. Trouwens, nu we het toch hebben over de goede kant op gaan...”
Ze zweeg even en voelde zich verward omdat ze het zo moeilijk vond om te zeggen wat ze wilde zeggen. Dankzij haar verleden wist ze dat ze emotioneel heel sterk was, dus waarom was het dan zo moeilijk om zich uit te drukken nu het erop aankwam?
“Dit zal misschien wat klef klinken allemaal,” zei Avery, “maar heb alsjeblieft geduld met me en hou rekening met mijn kwetsbaarheid.”
“Oké...” zei Ramirez, duidelijk in de war.
“Ik weet al een hele tijd dat ik dingen moet veranderen. Een van de belangrijkste zaken is het weer goed maken met Rose. Maar er zijn nog andere dingen. Dingen die ik bijna niet aan mezelf durf toe te geven.”
“Zoals wat?” vroeg Ramirez.
Ze merkte dat hij zich niet op zijn gemak voelde. Ze waren altijd open tegen elkaar geweest, maar niet in zulke mate als nu. Dit was veel moeilijker dan ze had verwacht.
“Kijk, ik weet heel goed dat ik de dingen tussen ons heb verknoeid,” zei Avery. “Je was zo geduldig en begripvol toen ik het moeilijk had. En ik weet ook dat ik je beetje bij beetje dichterbij heb gelokt en toen weer heb weggeduwd.”
“Dat klopt wel zo’n beetje ja,” zei Ramirez met een vleugje humor.
“Ik kan niet vaak genoeg zeggen hoezeer me dat spijt,” zei Avery. “Als jij bereid bent om me mijn twijfels en angsten te vergeven... dan zou ik graag een tweede kans krijgen.”
“Een kans voor wat?” zei Ramirez.
Hij gaat me dwingen om het gewoon te zeggen, dacht ze. En eigenlijk verdien ik het dat hij me zo behandelt.
De avond begon over te gaan in de schemering en er waren nog maar een paar mensen op de wandelpaadjes en weggetjes die langs de rivier liepen. Het was een pittoreske scène die zo uit een van die romantische films kon komen waar ze zo’n hekel aan had.
“Een kans voor óns,” zei Avery.
Ramirez stond opeens stil, maar hield haar hand nog altijd stevig vast. Met zijn donkerbruine ogen keek hij haar doordringend aan en hield haar blik vast. “Er kan geen sprake zijn van een kans,” zei hij. “Het moet echt zijn. Iets serieus. Ik kan er niet tegen als je me maar blijft wegduwen, en ik maar moet raden de hele tijd.”
“Ik weet het.”
“Dus, als je me kunt uitleggen wat je precies bedoelt met ‘ons’, dan zal ik erover nadenken.”
Ze wist niet of hij dit werkelijk meende of dat hij het haar gewoon moeilijk probeerde te maken. Ze verbrak het oogcontact en kneep in zijn hand. “Verdorie,” zei ze, “je wilt het me echt moeilijk maken, hè?”
“Nou, ik denk...”
Ze onderbrak hem door hem dichterbij te trekken en hem te kussen. Voorheen waren hun kussen altijd kort en ongemakkelijk geweest, en vol aarzeling van haar kant. Nu liet ze zich volledig gaan. Ze trok hem zo dicht mogelijk tegen zich aan en kuste hem met een passie die ze niet meer had gevoeld sinds het laatste jaar waarin het huwelijk van haar en Jack nog gelukkig was geweest.
Ramirez verzette zich niet. Ze wist dat hij dit al langer wilde en ze voelde dat hij haar kussen gretig beantwoordde.
Aan de oever van de rivier kusten ze elkaar als een stel verliefde tieners. Hun kussen waren teder, maar tegelijkertijd voelden ze beiden dat de seksuele spanning die al maanden tussen hen in hing de intensiteit van hun kussen aanwakkerde.
Toen hun tongen elkaar vonden, voelde Avery een vloedgolf van energie door zich heen stromen, energie die ze op een heel specifieke manier wilde kwijtraken.
Ze onderbrak de zoen en leunde met haar voorhoofd tegen het zijne. Secondelang bleven ze elkaar zo aankijken en ze genoten in stilte van wat ze net hadden gedaan. Een eerste stap was gezet. En in de gespannen stilte beseften ze beiden dat er nog veel stappen zouden volgen.
“Wil je dit echt?” vroeg Ramirez.
“Ja, dit wil ik echt. En het spijt me dat het zolang heeft geduurd voor ik het zelf besefte.”
Hij trok haar dichterbij en hield haar stevig vast. Ze voelde dat zijn lichaam zich ontspande, net alsof een loodzwaar gewicht van zijn schouders viel.
“Dan zullen we het proberen,” zei Ramirez. Hij liet haar los en kuste haar zachtjes op haar mond. “Ik denk dat we iets te vieren hebben. Heb je zin om uit eten te gaan?”
Ze zuchtte en lachte wat onzeker. Ze was al zo moedig geweest en had haar emotionele hindernissen opzij kunnen zetten om hem haar gevoelens duidelijk te maken. Wat had ze nu nog te verliezen door helemaal eerlijk te zijn?
“Ja, ik denk dat we iets te vieren hebben,” zei ze, “maar een etentje was niet meteen waar ik aan dacht.”
“Wat wil je dan doen?” vroeg hij.
Vertederd door zijn naïeve vraag leunde ze naar voren en fluisterde ze iets in zijn oor, en ze genoot van zijn lichaam tegen het hare en de geur van zijn huid: “Laten we naar je flat gaan.”
Hij deed een stap achteruit en keek haar aan met diezelfde ernstige blik als voorheen, maar nu zag ze ook nog iets anders in zijn ogen. Het was iets wat ze af en toe eerder al eens had gezien, een zekere opwinding die het resultaat was van een fysieke behoefte.
“Weet je het zeker?” vroeg hij.
“Ik weet het zeker,” antwoordde ze.
Toen ze over het gras naar hun auto’s liepen, giechelden ze als verliefde tieners. Alles klopte gewoon, en Avery kon zich niet herinneren wanneer ze zich voor het laatst zo bevrijd, zo opgewonden en zo ontspannen had gevoeld.
***
Toen Ramirez de deur van zijn flat opende, voelden ze nog altijd dezelfde passie als ze bij de rivier hadden gevoeld. Een deel van Avery wilde hem daar ter plekke bespringen, nog voordat hij de deur van zijn flat kon sluiten. In de auto hadden ze niet van elkaar kunnen afblijven en nu ze eindelijk in zijn flat waren, voelde Avery dat ze op de rand van een belangrijke gebeurtenis stonden.
Ramirez sloot de deur en Avery was verbaasd toen hij niet meteen naar haar toekwam. In plaats daarvan liep hij door de woonkamer naar zijn bescheiden keuken en schonk een glas water in.
“Water?” vroeg hij.
“Nee, dank je,” zei ze.
Terwijl hij zijn glas leegdronk staarde hij uit het keukenraam. De avond was gevallen en de lichtjes van de stad vielen fonkelend door het raam naar binnen.
Avery liep naar hem toe en pakte speels het glas water uit zijn hand. “Is er iets?” vroeg ze.
“Ik wil er niet over praten,” zei hij.
“Heb je... Ben je van gedachten veranderd?” vroeg ze. “Wil je me niet meer omdat je zo lang op me hebt moeten wachten?”
“Jemig, nee” zei hij. Hij sloeg zijn armen om haar middel en ze merkte dat hij de juiste woorden zocht.
“We kunnen ook nog wat wachten,” zei ze en ze hoopte dat hij bezwaar zou maken.
“Nee,” zei hij snel. “Het is gewoon... Verdorie, ik weet het niet.”
Dit kwam voor Avery als een echte verrassing. Door zijn aanhoudende geflirt en verleidelijke praatjes de afgelopen maanden, had Avery verwacht dat hij gretiger zou zijn als het ogenblik was aangebroken. Maar nu leek het wel of hij heel onzeker was over zichzelf, hij leek zelfs bijna zenuwachtig.
Ze leunde naar voren en kuste hem op zijn wang. Hij zuchtte en leunde tegen haar aan.
“Wat is er dan?” vroeg ze met haar lippen tegen zijn wang.
“Gewoon, dit is serieus nu, weet je wel. Dit is niet zomaar een flirt. Dit is echt. Ik geef heel veel om je, Avery. Echt waar. En ik wil de zaken niet overhaasten.”
“We draaien er nu al vier maanden omheen,” zei ze. “Dat is volgens mij geen ‘overhaasten’.”
“Zit wat in,” zei hij. Hij kuste haar op haar wang en toen op het kleine stukje schouder dat haar T-shirt bloot liet. Zijn lippen vonden haar hals en toen hij haar daar zoende had ze het gevoel dat ze op de grond zou neerzijgen en hem met zich mee omlaagtrekken.
“Ramirez?” zei ze speels, nog altijd zonder zijn voornaam te gebruiken.
“Ja,” zei hij, terwijl zijn gezicht nog altijd over haar hals streek en hij haar met kusjes overlaadde.
“Neem me mee naar je slaapkamer.”
Hij trok haar dichterbij, tilde haar op en liet haar haar benen rond zijn middel slaan. Ze kusten elkaar en hij gehoorzaamde haar. Langzaam droeg hij haar naar de slaapkamer. Avery ging zo op in het hele gebeuren dat ze nauwelijks hoorde dat hij de deur achter zich dichttrok.
Toen hij haar op het bed legde, was ze zich alleen nog maar bewust van zijn handen, zijn mond en zijn perfecte lichaam dat ze op het hare voelde.
Hij onderbrak hun kussen en vroeg haar nog een keer: “Weet je het wel zeker?”
Met zijn vraag overtuigde hij haar juist nog meer. Hij gaf echt om haar en wilde wat ze samen hadden niet in gevaar brengen.
Ze knikte vol overtuiging en trok hem steviger op haar lichaam.
En toen was ze heel even niet langer de gefrustreerde rechercheur, de bezorgde moeder of de angstige dochter die zag hoe haar vader haar moeder vermoordde. Ze was alleen Avery Black... Een vrouw zoals alle andere vrouwen, een vrouw die kon genieten van de dingen die het leven haar te bieden had.
Ze was bijna vergeten hoe dat voelde en zwoor bij zichzelf deze gevoelens nooit meer te laten verdwijnen.